Tekst: Ravic Nijbroek – beeld: dWT Archief.
Dit artikel is verschenen in het katern Mens en Maatschappij van de Ware Tijd, 7 januari 2016.
De export van bulkwater is veel besproken in de media
vanuit verschillende uitgangspunten. Deze analyse van sociaal geograaf Ravic Nijbroek gaat over twee andere
perspectieven die opheldering moeten leveren over: de rol van Conservation
International Suriname (CIS) in bulkwaterexport en de financieringsrol van de
overheid om nieuwe industrieën te stimuleren.
Waar CIS enkele jaren geleden nog gekend was voor het
helpen oprichten van het wereldbekende Centraal Suriname Natuur Reservaat (CSNR)
en de Suriname Conservation Foundation (SCF), is deze milieuorganisatie de
laatste jaren een neoliberale richting opgegaan en staat zij nu vooral bekend als
initiatiefnemer van de ‘Friends of Green Suriname’, zoals beschreven op de CIS-website, een
“joint venture” tussen de natuur en
welgemeende Surinaamse bedrijven die een pledge
kunnen geven aan CIS van tussen de 5.000 en vijftigduizend US dollar voor het helpen
beschermen van biodiversiteit.
Daarnaast is
CIS de laatste maanden vooral in het nieuws vanwege haar nauwe betrokkenheid bij het experiment met bulkwaterexport naar Barbados
door het bedrijf Amazone Resources in samenwerking met het ministerie van
Natuurlijke Hulpbronnen (NH). De vraag is: waarom zou een Surinaamse milieuorganisatie
een groep buitenlandse investeerders helpen met de verkoop van Suriname’s
natuurlijke hulpbronnen? Het antwoord is te vinden in het concept: Neoliberal Conservation; het samengaan
van het neoliberaal marktdenken en milieubescherming.
Voor de juiste context moeten we enkele jaren terug. Het
concept bulkwaterexport kwam voor het eerst serieus aan de orde in 2012. Het
presidentieel besluit ten behoeve van Amazone Resources werd dat jaar uitgegeven,
toen het kabinet Bouterse-Ameerali net twee jaren aan het roer was. In 2012
werd Amazone Resources ook opgericht in Zwitserland. Cor de Ruiter was toen al honorair
consul van Suriname in Nederland, en hij is nu ook de commercieel directeur en
tevens lid van adviesraad van Amazone Resources. In dezelfde periode werd er
een nieuwe directeur aangenomen bij CIS en werd bekendgemaakt dat hun beleid
inzake biodiversiteitsbescherming meer gericht zal zijn op vrije-marktregels – het
neoliberalisme.
Geboren verliezers
In een recent artikel in het Britse dagblad The Guardian legt journalist G. Monbiot de
principes van het neoliberalisme uit. Vrij vertaald zegt hij als volgt: Het
neoliberalisme is gebaseerd op het denken dat de markt vanzelf “natuurlijke winnaars”
van “geboren verliezers” onderscheidt, en er zodoende, ook weer vanzelf, een efficiënter
systeem kan worden gecreëerd dan ooit mogelijk zal zijn via bewuste planning of
ontwerp. Alles wat dit proces belemmert – zoals belastingen, regulering,
vakbonden of staatsbemoeienis – werkt averechts. Ondernemers die kunnen opereren
zonder beperkingen zullen rijkdom creëren en die rijkdom zal, uiteraard vanzelf,
met iedereen gedeeld door het trickle-down-proces
(doorsijpelproces).
In het geval van het bulkwaterexperiment kunt u dit zo
interpreteren: Als een multinational
corporation is Amazone Resources een “natuurlijke winnaar” op de internationale
businessmarkt, en onnodige regels – zoals het aannemen van de nodige wetgeving of oppositie van de vakbeweging – zorgen voor onnodige vertraging. Zo heeft Amazone
Resources in 2012 versneld (via presidentieel besluit) het exclusieve exploitatierecht
kunnen krijgen voor veertig jaren voor het exporteren van 6 tot 12 procent van Suriname’s
oppervlaktewater terwijl dit bedrijf geen enkele ervaring heeft op dit
gebied.
Zouden Surinaamse bedrijven ook op versnelde manier het exclusief
recht kunnen hebben gekregen, of zijn zij in dit verhaal de “natuurlijke verliezers”?
Interessant is dat de minister van NH in december 2015 tegen het presidentieel
besluit voor bulkwaterexport was, omdat er in 2012 officieel geen advies was
uitgegeven vanuit zijn ministerie, waardoor het presidentieel advies
onwettelijk zou moeten zijn. Toch geeft hij nu wel toestemming voor het
experiment. Waarom?
Volgens het neoliberaal model zal Amazone Resources de vergaarde
rijkdommen via de doorsijpelende ‘trickle down’-processen delen met de
samenleving. Het bedrijf voorspelde recentelijk: “Het exporteren van oppervlaktewater
kan honderden miljoenen euro’s op jaarbasis voor
Suriname opleveren.” Monbiot’s artikel is een
waarschuwing over de totale mislukking van het neoliberalisme voor wat betreft
het delen van nieuwe rijkdommen via ‘trickle down’-processen. Hij legt op
overtuigende wijze uit hoe dit model gedeeltelijk heeft geleid tot de verkiezingswinst
van Donald Trump in de VS.
Sterker argument
Ik noem het bulkwaterexport-experiment een vorm van neoliberal conservation omdat de
milieuorganisatie CIS niet per se geïnteresseerd is in watertransport, maar juist
in het beschermen van de biodiversiteit. De logica is als volgt: om de
biodiversiteit te beschermen moeten bossen worden beschermd want bossen zijn
een belangrijk deel van het hydrologisch proces. Als er een waterexportmarkt
gecreëerd kan worden, dan heeft CIS een sterker argument om Suriname’s biodiversiteit wettelijk te beschermen. De keuze van CIS om
een neoliberaal model te volgen betekent dat er nauw samengewerkt zal worden met
zowel internationale als nationale bedrijven, inclusief bedrijven die
schadelijk zijn voor de biodiversiteit, zoals bij de recente mislukte testvaart naar Barbados.
Voor alle duidelijkheid: er is technisch gezien niets mis
met het gebruik van oppervlaktewater voor verschillende doeleinden, ongeacht de
eindbestemming: Bridgetown of Georgetown. Tenzij het water wordt gebruikt voor
landbouwirrigatie, zal men zorgvuldig moeten nagaan wat de fysieke, chemische
en biologische eigenschappen zijn. Ook zal er moeten worden geïnvesteerd in het
zuiveren van het water. Daarnaast zijn er in Suriname nog twee belangrijke
zaken. De eerste is dat Surinaamse rivieren relatief breed en ondiep zijn
waardoor de zoutgrens enkele tientallen kilometers de rivieren op stroomt
tijdens hoogwater standen (dit is zeer belangrijk voor gebruik voor landbouw).
Ten tweede moet de ecologische balans niet worden verstoord, en – vooral in
Suriname – is het belangrijk dat zoetwater naar de kust blijft stromen voor de
gezondheid van onze mangrovebossen die afhankelijk zijn van brakwatercondities.
De maximale wateropname in verschillende seizoenen wordt uiteindelijk bepaald
door het berekenen van minimum of environmental flow limits voor zowel de
regen als droge tijd.
‘Schandelijke verspilling’
Het verhaal dat Amazone Resources ons verteld is voor de
leek bijna overtuigend, maar voor de deskundige hetzelfde als het praatje van
een verkoper van tweedehandse auto’s. Op de website van Amazone Resources wordt
namelijk uitgelegd dat er meer dan 150 miljard kubieke meter Surinaams zoetwater
ongebruikt de zee instroomt waar het met zeewater mengt, zijn waarde verliest
en onbruikbaar wordt. Dit is volgens Amazone Resources een schandelijke
verspilling van zoetwater. Maar dit verhaal klopt niet helemaal, want de
stroming van zoetwater naar zee is simpelweg een onderdeel van de hydrologische
cyclus (waterkringloop). Zoetwater dat naar de zee stroomt verdampt, er vindt
wolkenvorming plaats, daarna neerslag over land, waardoor de rivieren kunnen blijven
stromen. Haast alle rivieren in de wereld stromen direct of indirect naar
zee, zo ook de Demerara (die nota bene enkele honderden kilometers dichterbij
Barbados ligt), de Amazone, de Rijn, de Ganges, en ook alle vijf ‘grote’ rivieren
in Barbados!
Laten we voor een moment aannemen dat alle mensen in
Suriname van goed water zijn voorzien, dat de kwaliteit van rivieroppervlaktewater
voldoet aan de standaarden in Barbados, en dat het financieel winstgevend is om
bulkwater te exporteren. Dan is de belangrijkste vraag wie gaat betalen voor de
opstartkosten die door Amazone Resources zijn geschat op 50 miljoen euro’s voor
waterzuivering en de benodigde infrastructuur. Suriname gebruikt over het
algemeen regenwater en grondwater voor menselijk en industrieel gebruik. Wij
hebben weinig ervaring met het zuiveren van oppervlaktewater. Naast nieuwe waterzuiveringscomplexen
zullen de kosten extra hoog zijn omdat het water getransporteerd moet worden (vanuit
locaties waar het zoutgehalte zeer laag is) via nieuwe pijpleidingen of een
nieuw kanaal. Wie gaat hiervoor betalen?
Het is dan ook interessant om te lezen over de
verontwaardiging van het Surinaamse bedrijfsleven dat teleurgesteld is in het
presidentieel besluit waarin het niet is gekend. Maar de vraag is of het
Surinaamse bedrijfsleven ook bereid zijn om te investeren in de opstartkosten. Naar
aanleiding van soortgelijke situaties, bijvoorbeeld de hoge opstartkosten die
door de regering zijn betaald om de cassaveverwerkingsfabriek op te zetten, ben
ik bang dat het Surinaamse bedrijfsleven verwacht dat de regering ook deze
kosten zal dekken.
Concluderende vragen
Voor mij blijven er drie concluderende vragen. Ten eerste:
begrijpt het Surinaamse volk dat de beloofde ‘trickle down’-rijkdommen (“honderden
miljoenen euros per jaar”) van het neoliberaal model alleen zullen komen in de
vorm van enkele druppels water op een hete plaat? Ten tweede: wat is de juiste
risico/beloningsbalans wanneer overheidsinvesteringen worden gepleegd met belastinggelden
van het volk voor het verkopen van Suriname’s natuurlijke rijkdommen? Welk
(onafhankelijk) instituut moet deze balans helpen vaststellen? Met andere
woorden: wat heeft men geleerd uit de gefaalde overheidsinvestering in de
cassaveverwerkingsfabriek om nog een mislukking te voorkomen? Als laatste:
begrijpen de bedrijven die zich aansluiten bij Friends of Green Suriname dat ze
een neoliberaal milieubeschermingsmodel ondersteunen, dat hulp biedt aan
internationale bedrijven die presidentiele besluiten krijgen waardoor
tegelijkertijd dezezelfde groep Surinaamse bedrijven wordt uitgesloten?
Ik hoop dat CIS haar milieubeschermingswerk hervat zoals
zij in het verleden heeft gedaan: met het geven van betrouwbare adviezen aan de
overheid die ten eerste gebaseerd zijn op deugdelijk wetenschappelijk onderzoek,
in plaats van het beloven van gouden bergen die gebaseerd zijn op een marktmodel
dat wereldwijd heeft gefaald om natuurlijke rijkdommen om te zetten in
ontwikkeling voor gemeenschappen.-.
Ravic Nijbroek (Ph.D.) is sociaal geograaf.
Hij was van 2009 tot 2011 werkzaam bij Conservation International Suriname, en
van 2011 tot 2014 bij Conservation International, Washington DC. Momenteel werkzaam
en woonachtig in Nairobi, Kenia.
Zijn huidige werk omvat voornamelijk
twee onderzoeksgebieden: duurzame intensivering van de landbouw en
landdegradatie neutraliteit (een deel van de SDG15-3) en het verder
uitstippelen van het beleid. Daarbij gebruikt hij gemengde methoden, zoals GIS
en hydrologische modellen, die hij combineert met sociaalwetenschappelijk
onderzoek. Eerder heeft hij onderzoek verricht binnen verschillende domeinen
zoals: aanpassing van klimaatsverandering in Suriname, Brazilie en de
Filipijnen, gewas simulatiemodellering in het zuidoosten van de Verenigde
Staten en Sub-Sahara Afrika, en kust/estuarium beheer in Florida.
*
1. Dit artikel in het tijdschrift Conservation & Society geeft een
goede uitleg van Neoliberal Conservation (Igoe en Brockington, 2007).
2. Het artikel van Monbiot is hier te vinden.