zaterdag 10 december 2011

10 december, International Human Rights Day

Logo Human Rights Day 2011: Celebrate Human RightsMensenrechten behoren ons allemaal toe, zonder uitzondering. Maar ze zullen slechts woorden zijn in een decennia-oud document, tenzij we die rechten kennen, eisen dat ze gerespecteerd worden, en wij ons recht, en het recht van anderen, verdedigen om ze te beleven en uit te oefenen", zegt VN Secretaris Generaal Ban Ki-moon in zijn boodschap ter gelegenheid van de Internationale Mensenrechtendag, vandaag 10 december.
  
Hieronder zijn volledige boodschap.
en klik op deze link voor de Universal Declaration of Human Rights

Secretary-general's message

Human rights belong to every one of us without exception. But unless we know them, unless we demand they be respected, and unless we defend our right -- and the right of others --  to exercise them, they will be just words in a decades-old document.
That is why, on Human Rights Day, we do more than celebrate the adoption of the Universal Declaration of Human Rights in 1948 – we acknowledge its enduring relevance for our own times.
The importance of human rights has been underlined over and over again this year.  Across the globe, people mobilized to demand justice, dignity, equality, participation -- the rights enshrined in the Universal Declaration.
Many of these peaceful demonstrators persevered despite being met with violence and further repression.  In some countries, the struggle continues; in others, important concessions were gained or dictators were toppled as the will of the people prevailed.
Many of the people seeking their legitimate aspirations were linked through social media. Gone are the days when repressive governments could totally control the flow of information. Today, within their existing obligation to respect the rights of freedom of assembly and expression, governments must not block access to the internet and various forms of social media as a way to prevent criticism and public debate.
Yet at the end of an extraordinary year for human rights, let us take strength from the achievements of 2011:  new democratic transitions set in motion, new steps to ensure accountability for war crimes and crimes against humanity, new and ever-spreading awareness of rights themselves. 
As we look to the challenges ahead, let us take inspiration from the example of human rights activists and the timeless power of the Universal Declaration, and do our utmost to uphold the ideals and aspirations that speak for every culture and every person.

vrijdag 9 december 2011

Corruptie in de wereld

1/5
Het geschatte aandeel van het inkomen van arme Mexicaanse gezinnen dat opgaat aan het betalen van kleine steekpenningen.
5 %
Het aandeel van de economie van Malawi dat volgens schattingen van de Wereld Bank inkomen uit corruptie is.
15 %
Respondenten in een landelijke huishoudenquête in Guatemala die aangaven dat ze een steekpenning moesten betalen voor (her)aansluiting op het openbaar waternet.
30 – 40 %
Deel van het totaal aantal landen ter wereld dat volgens de Wereld Bank een hoger risico lopen op burgeroorlog door zwak bestuur, onvoldoende corruptiebestrijding en een zwak rechtsstaat.
73 %
Landen op de 2011 Corruption Perceptions Index die lager dan een 5 (uit 10) scoren. Suriname scoorde een 3.0. (hoe lager de score, hoe corrupter het land wordt ervaren/gezien)
15 jaar
Langste gevangenisstraf ooit gegeven voor het betalen van steekpenningen aan een ander land. Het betrof een vroegere directeur van een telecommunicatiebedrijf in Florida (VS)
US$ 6 miljoen
De tegenwaarde van de 11 sportauto’s van de leider van Equatoriaal Guinea, die in beslag zijn genomen in Parijs in September, als resultaat van een rechtsproces geïnitieerd door Transparency International Frankrijk. Ter vergelijking: de gemiddelde levensverwachting in het land is slechts 51 jaar.
US$ 37 biljoen
Bedrag aan Libische gestolen activa die bevroren is in de Verenigde Staten.
US$ 57.2 biljoen
Bedrag dat Egypte heeft verloren door onwettige financiële activiteiten en overheidscorruptie tussen 2000 – 2008.
US$ 160 biljoen
Het geldsbedrag dat Griekenland heeft verloren door niet-geregistreerde betalingen in de laatste 10 jaar.



9 december: Internationale Anticorruptie Dag

Op 23 oktober 2003 nam de Algemene Vergadering van de VN de VN Conventie tegen Corruptie aan, en benoemden zij 9 december als Internationale Anticorruptie dag. Op deze dag wordt wereldwijd aandacht besteed aan de oorzaken en gevolgen van corruptie en hoe deze te bestrijden. De VN Conventie tegen Corruptie trad al in werking in 2005, maar Suriname is nog niet toegetreden.

Ban Ki-moon, secretaris generaal van de VN, geeft dit jaar de volgende boodschap mee:

“Corruptie treft alle landen, waarbij het de sociale vooruitgang ondermijnt en ongelijkheid en onrechtvaardigheid in de hand werkt.
Als broodnodige ontwikkelingsgelden worden gestolen voor corruptie individuen en instantie, worden arme en kwetsbare mensen beroofd van onderwijs, gezondheidszorg en andere basisdiensten.

Ook al worden de armen gemarginaliseerd door corruptie, worden zij er niet door tot zwijgen gebracht. Bij gebeurtenissen in de Arabische wereld en elders, hebben gewone mensen dit jaar hun stemmen verenigd om corruptie aan de kaak te stellen en te eisen dat hun overheden deze misdaad tegen de democratie bestrijden. Hun protesten hebben geleid tot internationale veranderingen, die zelfs maanden daarvoor ondenkbaar zouden zijn.

Wij zijn allemaal verantwoordelijk om actie te nemen tegen de kanker van corruptie.

De VN helpen landen om corruptie te bestrijden als onderdeel van onze bredere campagne voor versterking van democratie en goed bestuur. De VN Conventie tegen Corruptie is een krachtig instrument hiervoor. Ik  doe een beroep op regeringen die nog niet zijn toegetreden om dat zo snel als mogelijk te doen. Ik doe ook een beroep op regeringen om anticorruptiemaatregelen te treffen in alle nationale programma’s voor duurzame ontwikkeling.

De private sector heeft grote baat bij effectieve actie tegen corruptie. Corruptie vertekent markten, laat de kosten van zaken doen stijgen, en straft uiteindelijk de consument. Ook internationaal kunnen bedrijven bijdragen aan een meer transparante mondiale economie door anticorruptie initiatieven zoals de VN ‘Global Compact’
Op deze Internationale Anticorruptie Dag, laten wij een gelofte doen om ons deel te doen door corruptie hard te bestrijden en degenen die eraan meedoen te schande stellen, en zo een cultuur van ethisch gedrag te bevorderen.”

Meer informatie over Internationale Anticorruptie Dag? Klik hier.



woensdag 7 december 2011

State of our Democracy Nieuwsbrief 2011

Hier is ie dan: de 3e editie van de State of our Democracy Nieuwsbrief.
 
klik op deze link: State of our Democracy 2011

of mail naar projekta@sr.net voor een pdf versie.



Wil je een hard copy voor de file? Die kost 20 srd, te bestellen en af te halen bij Projekta (tel. 439924 of 439925)

dinsdag 6 december 2011

Deel II Verslag Klimaatfinanciering: Discussie

Na de inleiding van Annette Tjon Sie Fat ontstond er een levendige discussie die door Sharda Ganga werd geleid. De informele sfeer en de niet al te grote groep aanwezigen, creëerden de juiste atmosfeer voor een ontspannen, maar toch diepgaande discussie. Veel vragen waren gericht aan dhr. Ramesh Malahe, vertegenwoordiger van kabinet President, en verbonden aan de CCDA (Climate Compatible Development Agency).

Maya Manohar wilde graag weten als de RPP commissie nog bestond. Dhr. Malahe gaf aan dat alle voormalige overheidscommissies zijn ontbonden, en vanuit het Kabinet van President de Climate Compatible Development Agency in het leven is geroepen. Deze agency is opgericht op 3 augustus 2001, en is het coordinatiepunt voor alle kwesties die met klimaatverandering te maken hebben. Een reden voor het instellen van een agency die direct aan de President rapporteert, is volgens Malahe,  het feit dat er weinig gebruik is gemaakt van de kansen die bijvoorbeeld het Clean Development Mechanism bood/biedt. De CCDA zal de taxatie van het bos oppakken en in maart 2012 een rapport indienen en in augustus verdedigen. Het rapport is nodig om in aanmerking te komen voor de fondsen van RPP. Het is mogelijk de taxatie via de Wereldbank te financieren. Conservation International Suriname zal hierin de rol van waarnemer vervullen en de kennis en expertise ook inzetten. Volgens dhr. Malahe was het niet mogelijk CI Suriname een formele status te geven aangezien zij een internationale organisatie was. Dit werd meteen weerlegd door Annette Tjon Sie Fat die aangaf dat CI Suriname een Surinaamse organisatie is. Zij was ook niet op de hoogte van de waarnemersstatus van CI-Suriname.

Capaciteit

Maya Manohar wilde ook graag weten of Suriname wel de capaciteit heeft om de processen en procedures voor het indienen van klimaatprojecten te doorlopen. Sonya Carilho van de Studierichting MilieuWetenschappen van de Anton de Kom Universtiteit meldde dat de self assessment studie, onder de vorige Minister uitgevoerd, uitwees dat Suriname deze capaciteit ontbreekt. Malahe meent dat Suriname misschien de organisatorische capaciteit ontbreekt, maar dat er geen gebrek is aan intellectuele capaciteit. Ook zegt hij dat je capaciteit moet kunnen inhuren.

Hoewel de inleider er eens mee was dat de RPP kan worden afgemaakt, zal er toch capaciteit nodig zijn voor de uitvoering. Ook zal er capaciteit nodig zijn voor de uitvoering van andere projecten. Om te beginnen zijn er niet veel personen met de nodige kennis. Volgens een assesment van Tropenbos International ontbreken o.a. technische vaardigheden bij milieuorganisaties. Ook zijn de  betrokken personen niet gemotiveerd, meent Sonya Carrilho. “Projectgelden gaan op aan dure buitenlandse consultants. Als de projectgelden zijn opgedroogd sterven projecten een zachte dood. Dit ontgaat de internationale organisaties natuurlijk niet.”.Volgens Malahe is het gebrek aan capaciteit niet alleen een probleem bij het klimaatsveranderingsvraagstuk, maar speelt het in nagenoeg alle sectoren. Het probleem wordt opgelost als jee een visie kan ontwikkelen. ‘Dan kun je kennis inkopen”, zegt hij.
De universiteit is het instituut bij uitstek waar de kennisvergaring zou moeten plaatsvinden. Malahe: “We moeten kijken hoe we die kennis daar houden.”.

John Courtar van het Ministerie van ATM en van de politieke partij PSV wilde met klem aangeven dat het niet correct is dat ministeries GEEN deskundigen hebben. Het probleem is niet capaciteit, maar mandaat. Internationaal komt ook de dimensie van strategische belangen kijken. “Zolang we als land niet kunnen bepalen wat we willen, gaan we internationaal niet kunnen onderhandelen.” Chiquita Resomardono, policy officer bij CI Suriname en voormalig ambtenaar bij NIMOS vertelde haar eigen ervaring waarbij ze als jonge deskundige naar zo’n conferentie werd gestuurd. Zonder begeleiding, zonder richting. De deskundigheid is dan wel aanwezig, maar het ontbreekt aan begeleiding tijdens het proces en bij de onderhandeling. Haar aandachtspunt werd volledig door Sonya Carilho ondersteund. De kennis en motivatie is er, maar de ervaring ontbreekt. Dat geldt echter niet voor elke ministerie of afdeling, zeker niet bij Arbeid, meent Courtar, want bij Arbeid wordt voor grote conferenties breed gediscussieerd en de strategie bepaald. De voorbereiding vindt al maanden vooraf plaats. Junior deskundigen zijn hierbij nauw betrokken.


Participatieve processen
Is er nagedacht over hoe mensen te betrekken, hoe rekening te houden met een ieders belang, de manier waarop zal worden overlegd, besluiten genomen zullen worden?” vroeg Sharda Ganga.  De vertegenwoordiger van het Kabinet van de President antwoordde dat er al een jarenlange dialoog bestaat tussen de ministeries van ATM, en ROGB. Ook is een evaluatie van start gegaan. Het CCDA zal de rol van coordinator in de voorgestelde dialoogstructuur van het RPP proces innemen. Er zal met alle andere stakeholders gewerkt moeten worden om het RPP en andere projecten in de uitvoering te krijgen. Een resource groep en een Core group zijn al gevormd en hebben al vergaderd. Ook zijn er consultaties gepland. Maar er zijn nog onduidelijkheden, bijvoorbeeld “ hoe betrek je Forest dependent People”, vraagt Malahe zich af “ daar zijn we nog niet uit bij het CCDA.”  

De VIDS, OIS en VSG zijn geen directe stakeholders, meent Annette, dat zijn de gemeenschappen, en men moet ook direct met de gemeenschappen in dialoog gaan. Je moet weten wat ze willen, ze hebben het recht om mee te besluiten. Bij deze groepen is face-to-face communicatie cruciaal, zoals ook Salomon Emanuels tijdens zijn presentatie over de grondenrechtenconferentie aanhaalde. Hij heeft ook aangegeven dat er naast workshops nog vele andere (betere) manieren zijn om dat te doen.

Kun je niet eerst je RPP opstellen en hen daarna betrekken? werd vauit het publiek gevraagd. Er is immers haast achter. Daar begon het eerder mis te gaan, gaf Annette aan: als je de stakeholders (in dit geval marrons en inheemsen) niet meteen betrekt al in de formuleringsfase, loop het mis. Om die reden werd Suriname door de Wereldbank op de vingers getikt.

Jason Watkin wilde graag van dhr. Malahe weten wie de status van waarnemer voor CI Suriname heeft bepaald. Malahe verklaarde dat vanwege het korte tijdspad voor indiening met 2 groepen is gewerkt: een kerngroep en een kennisgroep, geflankeerd door technische deskundigen. De kerngroep bestond uit mensen die nationale en internationale ervaring hebben. Deze groep helpt het CCDA denken: eerst uitzetten en dan in het natraject de participatieprocessen doen. Anderzijds probeer je met de vooruitgeschoven mensen in de groepen te praten. aar die discussie wordt tegengehouden.
Het CCDA bestaat momenteel uit 2 personen. Er is bovendien nog niet veel werk verricht, omdat het verloop van de Grondenrechtenconferentie werd afgewacht.  


Alles kan worden samengevat in de rode draad in de democratiemaand en het werk van Projekta:  nadenken over de manier waarop structuren voor overleg en dialoog worden opgezet.
“Het is meer dan RPP, RPIN, forest-dependent people.”, sluit Sharda af., Het gaat om hoe je iedereen die ermee te maken heeft of door climate change getroffen wordt, betrekt bij besluiten die hun leven zullen beïnvloeden.”  

Deel 1 verslag : Klimaatfinanciering: dialoog vereist


Op vrijdag 2 december sloot Projekta Democratiemaand 2011 af. Projekta legde in het tweede deel van de avond rekenschap af over de activiteiten en het verloop van de Democratiemaand. Het eerste deel was gereserveerd voor de lezing “Klimaatfinanciering: dialoog vereist” door Annette Tjon Sie Fat, directeur van Conservation International Suriname.
 
Proces en structuur goed afspreken
Annette Tjon Sie Fat startte de inleiding met een korte beschrijving van de geschiedenis van klimaatfinanciering en de uitdagingen die er internationaal hebben gespeeld en nog spelen rondom de onderhandelingen. Een grote uitdaging is de ongelijkheid tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden.
Bij de internationale klimaatconferenties is er er een veelheid aan vaste formele politieke en technische overlegstructuren en dialoogmechanismen en ad hoc werkgroepen. Informele dialoog, lobby en advocacy (in de wandelgangen) bepalen een even groot deel van de besluitvorming als de officiële meetings. Behalve de formele overheidspartijen, zijn er diverse belangengroepen: waarnemers, international organisaties van inheemse volkeren, milieuorganisaties, Vrouwenorganisaties, Jongerenorganisaties, G77, en anderen. Hun lobby en invloed zijn weliswaar niet formeel, maar mogen niet worden onderschat.
Volgens de principes van de Verenigde Naties, moeten besluiten in algemeen consensus worden genomen, maar met zo’n scala aan dialoogmechanismen en belangen, is het begrijpelijk dat dit tot nu toe nauwelijks is gelukt.

Proces Suriname
Na een beschouwing van het internationaal niveau, ging Tjon Sie Fat in op het nationaal en het lokaal niveau in Suriname. Hier bestaan er helemaal geen formele dialoogmechanismen om over klimaatverandering (en dus ook over klimaatfinanciering) te praten. Er is wel informele zichtbare dialoog tussen ministeries, lokale en internationale NGO’s, milieuorganisaties en organisaties voor tribale volkeren. Tegelijkertijd is er ook onzichtbare druk en dialoog vanuit de partijpolitiek, individuele belangen, en internationale organisaties.

Er is misschien geen formele dialoog, maar er zijn wel initiatieven geweest in Suriname, waarvan het belangrijkste en meest gestructureerde was die voor het indienen van een project bij de Forest Carbon Partnerschip Facility, die wordt beheerd door de Wereld Bank. Dit proces strandde nog voordat het voorstel was ingediend, omdat inheemse en marronorganisaties internationaal aan de bel trokken omdat zij vonden dat zij onvoldoende betrokken waren. Aangezien participatie een eis van de Wereldbank is voor financiering, heeft die toen het proces stopgezet. Het was toen kort voor de verkiezingen, dus in Suriname is het toen ook komen stil te liggen.

Macht, verantwoordelijkheid en rekenschap
Na haar analyse van het internationaal en het nationaal proces, kwam zij tot de conclusie dat drie belangrijke factoren de hoofdredenen zijn waarom dialoog over klimaatfinanciering zo ingewikkeld is: macht, verantwoordelijkheid en accountability (rekenschap).  Er zijn veel belangen die elkaar doorkruisen, en niet alle partijen (internationaal, maar ook lokaal) hebben evenveel zeggenschap in de besluitvorming. Daarnaast ontbreken standaarden, prioriteiten en criteria om te verzekeren dat fondsen eerlijk en effectief worden geïnvesteerd. Verder schort het aan onder andere technische knowhow voor de uitvoering van projecten, controlemechanismen voor financiële stromen, en klachtenregelingen. De eigendomsrechten op o.a. grond zijn ook niet goed geregeld.
Het FCPF proces strandde onder andere omdat er onvoldoende deskundigheid was bij de coördinatie en de commissieleden, en onvoldoende duidelijkheid van de overheid over richting en keuzen. Verder werden processen niet deskundig gepland en geleid en waren zij onvoldoende flexibel. Er werd onvoldoende onderling en naar buiten toe gecommuniceerd. Daarnaast waren er ook uitdagingen in de keuze voor stakeholders en de mate waarin zij betrokken werden. De overheid probeerde ook twee dialoogprocessen de combineren: die over de totstandkoming van het projectdocument, en die over de klimaatverandering.
Tot slot van haar inleiding, presenteerde Tjon Sie Fat een mogelijke dialoogstructuur voor het FCPF. Zij gaf aan dat de structuur eerst goed moet zitten, voordat het proces kan worden uitgezet.

Na de inleiding volgde een stevige discussie. Hierover meer in het volgend bericht.

woensdag 30 november 2011

afsluiting Democratiemaand 2011: Klimaatfinanciering, dialoog vereist

De
Afsluiting van Democratiemaand 2011

Wordt geopend met de openbare discussie:

Klimaatfinanciering: dialoog vereist

Door Annette Tjon Sie Fat, directeur van Conservation International Suriname

Datum:          vrijdag 2 december, 2011
Tijd:                19.00 u – 22.00u
Locatie:          Conferentiezaal Conservation International Suriname, Kromme Elleboogstraat 20

In deze vierde en laatste discussie in de cyclus “Dialoog & Democratie”, vertelt Annette Tjon Sie Fat over de dialoogprocessen voor klimaatfinanciering op het internationale en nationale niveau, met name het zgn. RPP en REDD+ proces. Suriname maakt kans om het behoud van haar bossen als inkomstenbron in te zetten, maar kan dat zomaar? Aan welke processen, afspraken en voorwaarden moeten wij ons dan houden, met wie moet er gepraat worden en hoe?

Annette Tjon Sie Fat, M.A., is thans Executive Director van Conservation International Suriname. Als programma manager van het UNIFEM programma Women and Sustainable Human Development in Suriname (1998 – 2002) heeft zij aan de wieg gestaan van de introductie van de sustainable livelihoods approach in Suriname. Ze studeerde Participation, Development and Social Change aan het Institute of Development Studies (IDS) van de University of Sussex in Groot-Brittanië.

Na de inleiding en discussie over dialoog rondom klimaatfinanciering, gaat Projekta zelf met het publiek in dialoog over deze Democratiemaand. Wij doen kort verslag van het verloop van de maand: onze successen, maar ook zaken die niet zijn verlopen zoals gepland. Wij hopen ook van u te horen wat wij anders kunnen en/of moeten doen volgend jaar.

Tenslotte vindt op deze afsluiting de presentatie plaats van de 3e editie van de “State of our Democracy” nieuwsbrief. In deze nieuwsbrief wordt jaarlijks de ‘temperatuur’ van de Surinaamse democratie gemeten, met behulp van data en inzichten van nationale en internationale sleutelpersonen en/of organisaties. De avond wordt afgesloten met een informeel samenzijn.

de toegang is VRIJ!

zaterdag 26 november 2011

3e openbare discussie: Is democratie wel mogelijk in Suriname?

Een dialoog over de staatsstructuur en democratie in Suriname


De democratie begon in de Griekse Agora, een marktplaats waar men met elkaar discussieerde over wat nu de meest geëigende staatsvorm kon zijn voor een volk dat zelf ook wel wat te vertellen wilde hebben. Uit die discussie werd het idee van Democratie geboren.  Dit idee ligt ten grondslag aan de wijze waarop we ons land hebben ingericht en besturen: onze Staatsstructuur.
Maar werkt die structuur wel; is het bevorderlijk voor de democratie? In een interactieve setting zal de inleider ingaan op de verschillende zorgpunten in onze huidige staatsstructuur die de democratie kunnen bedreigen: een dialoog over de staatsstructuur en democratie in Suriname. De centrale vraag hierbij is: “Dient onze huidige staatsstructuur onze democratie?”
Leo Klinkers is directeur van Klinkers & Hovens Public Policy Consultants en directeur van het Bestuurskundig Adviesbureau Fayalobi. Hij is al dertig jaar actief in het analyseren van staatsstructuren en het ontwerpen van bestuursmodellen, zoals de zogeheten ‘methode-Klinkers’. Hij heeft de huidige staatsstructuur van Suriname in kaart gebracht en zal het overzicht daarvan gebruiken als input voor de discussie.
                         Inleider:               Leo Klinkers, Bestuurskundig adviseur
Datum:                dinsdag 29 november, 2011
Tijd:                     19.00 u
Locatie:                Conferentiezaal Conservation International Suriname,
                            Kromme Elleboogstraat 20
De toegang is vrij;maar het aantal plaatsen is beperkt!
meer info: projekta@sr.net

Deze discussie is onderdeel van de lezingencyclus “Dialoog voor Democratie”, een activiteit binnen Democratiemaand 2011. De Democratiemaand, een initiatief van Projekta, wordt vanaf 2008 jaarlijks in de maand november gehouden. Tijdens deze periode wordt speciale aandacht gevraagd voor de staat van de democratie in Suriname. De vierde editie van de Democratiemaand staat voor Projekta in het teken van Dialoog. Dialoog wordt universeel gezien als het middel bij uitstek om de verschillen van inzicht en standpunten die ten grondslag liggen aan conflicten bespreekbaar te maken, en op te lossen. Democratie, als systeem voor ‘s lands bestuur, is in feite niets anders dan een raamwerk voor georganiseerde en continue dialoog.

woensdag 23 november 2011

Verslag 2e discussieavond: Grondenrechten, hoe verder?

Participatie is geduld, luisteren, vragen  en nog eens luisteren 

 Op dinsdag 22 november 2011 vond de 2e openbare discussie van Democratiemaand 2011 plaats.
De inleider was Salomon Emanuels, sociaal en cultureel antropoloog. Emanuels is al vanaf 1976 betrokken bij de rechtsstrijd van Inheemsen en marrons, vanuit het Bureau Forum NGO’s, Moiwana 86, Stichting Equalance, de Raad voor de Ontwikkeling van het Binnenland, en de Stichting Fonds Ontwikkeling Binnenland.
Zijn inleiding ging niet over de grondenrechten zelf, maar over het dialoogproces voorafgaand aan en op de grondenrechtenconferentie van oktober 2011. Deze werd op de tweede dag abrupt beëindigd.
Het publiek was zeer gevarieerd:  van leden van de voorbereidingscommissie van de conferentie, tot studenten, van vertegenwoordigers van Marron en Inheemsen organisaties, tot ontwikkelingswerkers en politici. 


Participatie vaak niet begrepen, dus verkeerde verwachtingen
Salomon startte met een uitleg over het ontstaan van participatiedenken: het idee van participatie kwam op in de jaren zeventig, als reactie op het moderniseringsdenken, het idee dat grote projecten en investeringen automatisch goed waren voor iedereen. Toen dit niet het geval bleek, kwam men in opstand. Participatieve benaderingen werden eerst gezien als een manier om problemen te voorkomen, maar intussen is het een onlosmakelijk deel van het ontwikkelingsdenken. Wetenschappers en ontwikkelingswerkers bedachten steeds meer theorieën en praktische strategieën voor participatie. Bekend is de indeling van 7 niveaus van participatie van Jules N. Pretty. Emanuels vindt dat er heel vaak geconsulteerd wordt in Suriname, en dat dat dan participatie wordt genoemd.  

 Consultatie is goed om informatie in te winnen, maar het moet duidelijk zijn dat bij consultaties er geen besluiten zullen worden genomen: men heeft daar geen inspraak in. Bij consultaties mag je meepraten, soms meedoen, maar niet meebeslissen. Belangrijk is dat partijen van tevoren de verwachtingen duidelijk stellen, zodat ze niet teleurgesteld raken.

Representativiteit
Een oorzaak van misverstanden en conflicten kan zijn het vraagstuk van representativiteit: wie praat namens wie? Al vanaf de voorbereiding van de conferentie hebben groepen zich opgeworpen als te zijn vertegenwoordigers van Marrons en Inheemsen en ze zijn ook als zodanig aangenomen. Maar binnen de groepen zelf zijn er nog steeds discussies over representativiteit, hoewel men dat naar buiten toe niet zal erkennen, zegt Emanuels: er moet kritisch worden gekeken naar hoe de vertegenwoordigers zijn gekozen en b.v. hoe vaak ze ruggespraak hebben met de rest van de gemeenschap. Bij de Marrons zou het b.v. onmogelijk zijn dat een standpunt namens hen werd genomen op de conferentie, omdat het traditioneel proces van participatie en ruggespraak niet was ondernomen.

Christien Naarden van de Pater Ahlbrinck Stichting gaf tijdens de discussie ook aan te hebben gemerkt dat wat er in de stad gebeurt, vaak niet doorsijpelt naar de dorpen, waardoor er moeilijk een gezamenlijk front kan worden gemaakt om voor een case te gaan.
Niet alleen de inleider, maar ook diverse mensen uit het publiek, maakten gewag van hun indruk dat zij in de verklaring van Cola Kreek en in het dialoogproces, onvoldoende de stem van de Marrons hebben gehoord, maar meer die van de Inheemsen, in het bijzonder die van de VIDS.

Analyse: de tirannie van participatie
Bij Emanuels’ analyse van de grondenrechtenconferentie, merkt hij het volgende op:
-          De Marrons en Inheemsen hebben mogelijk niet begrepen wat het doel van de conferentie was. De organisatie was niet voldoende duidelijk dat er daar geen besluit zou zijn over de oplossing op dat moment, maar over een traject. Zij hebben verwachtingen gewekt, die niet waargemaakt konden worden.
-          Mogelijk was dat wel duidelijk naar enkelen, maar had de andere partij andere doelen en verwachtingen. Emanuels vraagt zich bijvoorbeeld af waarom – als de gezamenlijke verklaring met de standpunten reeds in juli was afgegeven – de Marrons en Inheemsen toch hebben deelgenomen en toch afzonderlijke presentaties per groep op het programma hebben laten opnemen.

In elk geval bemerkte Emanuels aan beide kanten het verschijnsel ‘tirannie van participatie’. Dit is het misbruiken van een participatief proces voor eigen belang: het niet duidelijk bekend maken van het doel; of het eigen belang naar voren brengen als te zijn de verwachtingen van de hele groep. Openheid is daarom een van de basisvereisten voor participatie.
Hij concludeert dat er van beide kanten slecht is geluisterd naar elkaar en men dan zelf de bedoeling heeft ingevuld.
“Participatie is geduld, is luisteren, en nog eens luisteren, en vragen, en weer luisteren”, stelt hij.

Onderhandelen over onderhandelen
Een ieder was het erover eens dat het uitstippelen van het proces de hoogste prioriteit geniet. Ook zullen de capaciteiten voor dialoog en participatieprocessen van alle deelnemers versterkt moeten worden. Participatie is een capaciteit, zegt Sharda Ganga, directeur van Projekta, en het proces moet door procesdeskundigen worden geleid. Belangrijk is dat er rekening wordt gehouden met het feit dat dergelijke processen langdurig van aard zijn, en dat ze geld kosten. Maar bovenal dat het proces iets is dat je vantevoren met elkaar moet afspreken. Cruciaal is dat het proces open en transparant verloopt. Bij participatie en dialoog kan je niet met een voorop gezet doel van huis gaan. Het pad moet samen worden uitgezet. Steven Alfaisie noemde dit “onderhandelen over onderhandelen”.  Partners moeten ook van tevoren vaststellen over welke aspecten van grondenrechten (b.v. beheer van grond, organisatie van krediet, etc.) gesproken zal worden.


Overheidscommissie ziet conferentie als leerervaring
Van de voorbereidingscommissie waren Ellen Naarendorp en Jennifer van Dijk-Silos ook aanwezig. Zij vinden dat er bij de voorbereidingen intensief is geconsulteerd. Het Ministerie van Regionale Ontwikkeling was vanaf december 2010 tot mei 2011 met de Marron en Inheemsen organisaties bezig, waarna de commissie heeft overgenomen. Zij zijn van mening dat de groepen de ruimte kregen om het programma van de conferentie in te vullen. Zij stelden dat het van tevoren wel duidelijk is gemaakt dat de conferentie slechts een begin was van een langer traject van 20 maanden. Na de conferentie zouden er samen stappenplannen worden gemaakt. Jennifer van Dijk-Silos geeft aan dat zij het gebeurde ziet als een leerervaring. Zij is geen voorstander van nog een conferentie, maar ziet graat dat er direct van start wordt gegaan met een traject van dialoog, reconsultatie en participatie. De conferentie kost volgens haar teveel geld, en er zijn te grote cultuurverschillen etnische groepen. Er ontstond een cultuurbotsing, er werd een onverwachte westerse reactie gegeven.

Bouwen aan sociaal kapitaal & draagvlak
Tijdens de levendige discussie werd o.a. benadrukt dat het creëren van draagvlak moet starten waar het sociaal contact begint in inheemse en marrongemeenschappen. Er moeten geen onrealistische verwachtingen worden gesteld aan het traditioneel gezag, omdat deze in vele gemeenschappen inmiddels is uitgehold door emigratie en verlies van de traditionele religie. Er zijn andere machts- en communicatiestructuren die een grote rol blijven spelen, zoals de lo’s bij de Marrons.
Ook buiten de inheemse en marron volkeren, moet er gewerkt worden aan het bouwen van draagvlak. Emanuels stelt dat inheemsen en marrons te lang naar binnen gekeerd zijn geweest, en de rest van de samenleving zich lang niet solidair heeft opgesteld of niet was geïnteresseerd. Een belangrijke rol is hierin weggelegd voor awareness en advocacy vanuit inheemsen en marrons zelf, om de onbegrip van de rest van de bevolking weg te werken, werd vanuit de zaal geopperd.

Een snelle oplossing is een cosmetische oplossing
Het haasten van het proces, zal alleen maar leiden tot ontwrichting en het uit elkaar vallen van het proces in een later stadium werd aangegeven.
Belangrijke eerste stap is om samen te bepalen welke criteria zullen worden gehanteerd in de dialoog over grondenrechten en welke aspecten het belangrijkste zijn. Dit moet gebeuren in een werkelijk participatief proces.
Chris Healy gaf mee dat het proces van vaststellen van de criteria voor dialoog over grondenrechten in Brazilië 10 jaar heeft geduurd; en toen pas startte het werkelijke proces. Het bepalen van de agenda voor een grondenrechtentraject alleen zou volgens Emanuels al tenminste een jaar duren, als er bij de Marrons met de lo’s wordt gecommuniceerd. Over de inheemsen nog niet gesproken.

Ook al is er een gebrek aan advocacy van beide kanten; iedereen begrijpt dat het in het algemeen belang is dat grondenrechten goed geregeld worden. Om samen naar een oplossing te werken, moet er eerst veel wantrouwen van beide kanten worden weggewerkt, en moeten beide partners er voor waken om te belerend bezig te zijn: elkaar steeds met de vinger te wijzen hoe het niet moet.
Emanuels: “Inheemsen en Marrons zijn bewuster geworden en inmiddels staan ze midden in de Surinaamse samenleving en willen ze meepraten, meedenken en meebeslissen. We moeten dat in Suriname beschouwen als een grote toevoeging in onze stap voorwaarts en ruimte geven aan die vreedzame co-existentie in deze Surinaamse samenleving te behouden en te koesteren.”

(alle foto's: Ranu Abhelakh)
 
Pretty's Participation ladder


Salomon's pleidooi: grondenrechten, hoe verder?

Gisteravond werd de 2e openbare discussie van de Democratiemaand 2011 gehouden. De inleider was Salomon Emanuels, die inging op het verloop van de grondenrechtenconferentie. Samen met de aanwezigen probeerde hij aan te geven: hoe verder met het proces van grondenrechten?

Later volgt een uitgebreid verslag van de avond. Salomon hield ter afsluiting van de avond een pleidooi voor "niet elkaar steeds te willen vertellen hoe het moet". Dit is een transcriptie van zijn (spontane) afsluiting:

Bij dit soort processen, moeten we er ernstig rekening mee houden dat generaties lang Marrons en Inheemsen een behoorlijk wantrouwen hebben opgebouwd ten opzichte van met name de Overheid in het kustgebied. Dat neem je niet weg met 1 regering, en ook niet in 1 regeerperiode. We moeten heel goed beseffen dat we ruimte moeten geven om langzamerhand eruit te komen. Dat wil zeggen dat je soms als Overheid even een aantal stappen terug moet doen. Als je deskundigen hebt, laat ze aan het werk, maar probeer niet prominent zelf aanwezig te zijn, omdat dat ook met het oog op de “tirannie van participatie” dan heel vaak door de belanghebbenden geassocieerd wordt met een poging om alle macht toch te behouden.  Terwijl: participatie is in essentie een stukje macht delen.
Een ander aspect is: we moeten ervoor oppassen om naar elkaar toe belerend bezig te zijn. Dat we mensen steeds willen vertellend hoe het moet. Paolo Freire heeft daar over geschreven en zijn boek (Pedagogiek van de Onderdrukten) staat aan de basis van het participatiedenken. Freire laat de verhouding zien tussen meester en leerlingen, waar de meester alleen maar kennis moet overdragen en de leerling maar moet consumeren. We moeten daarvoor oppassen.
Ontwikkelingswerken en bewustwording bij Marrons en Inheemsen is ruwweg ergens in de jaren zeventig, rond en na de onafhankelijkheid van Suriname op gang gekomen toen men ongeconsulteerd de onafhankelijkheid bracht. Vanaf dat moment zijn ze werkelijk gaan protesteren: stilzwijgend en op allerlei ander manieren. Door de binnenlandse oorlog en de bemoeienis van externe mensen met projecten en onderzoeken, zijn ze nog bewuster geworden en inmiddels staan ze midden in de Surinaamse samenleving en willen ze meepraten, meedenken en meebeslissen. We moeten dat in Suriname beschouwen als een grote toevoeging in onze stap voorwaarts en ruimte geven om de vreedzame co-existentie in deze Surinaamse samenleving te behouden en te koesteren.