maandag 9 januari 2017

De doorsijpelwaarde van bulkwater-export

Tekst: Ravic Nijbroek – beeld: dWT Archief. 
Dit artikel is verschenen in het katern Mens en Maatschappij van de Ware Tijd, 7 januari 2016. 

De export van bulkwater is veel besproken in de media vanuit verschillende uitgangspunten. Deze analyse van sociaal geograaf Ravic Nijbroek gaat over twee andere perspectieven die opheldering moeten leveren over: de rol van Conservation International Suriname (CIS) in bulkwaterexport en de financieringsrol van de overheid om nieuwe industrieën te stimuleren. 

Waar CIS enkele jaren geleden nog gekend was voor het helpen oprichten van het wereldbekende Centraal Suriname Natuur Reservaat (CSNR) en de Suriname Conservation Foundation (SCF), is deze milieuorganisatie de laatste jaren een neoliberale richting opgegaan en staat zij nu vooral bekend als initiatiefnemer van de ‘Friends of Green Suriname’, zoals beschreven op de CIS-website, een “joint venture” tussen de natuur en welgemeende Surinaamse bedrijven die een pledge kunnen geven aan CIS van tussen de 5.000 en  vijftigduizend US dollar voor het helpen beschermen van biodiversiteit.

Daarnaast is CIS de laatste maanden vooral in het nieuws vanwege haar nauwe betrokkenheid bij het experiment met bulkwaterexport naar Barbados door het bedrijf Amazone Resources in samenwerking met het ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen (NH). De vraag is: waarom zou een Surinaamse milieuorganisatie een groep buitenlandse investeerders helpen met de verkoop van Suriname’s natuurlijke hulpbronnen? Het antwoord is te vinden in het concept: Neoliberal Conservation; het samengaan van het neoliberaal marktdenken en milieubescherming.

Voor de juiste context moeten we enkele jaren terug. Het concept bulkwaterexport kwam voor het eerst serieus aan de orde in 2012. Het presidentieel besluit ten behoeve van Amazone Resources werd dat jaar uitgegeven, toen het kabinet Bouterse-Ameerali net twee jaren aan het roer was. In 2012 werd Amazone Resources ook opgericht in Zwitserland. Cor de Ruiter was toen al honorair consul van Suriname in Nederland, en hij is nu ook de commercieel directeur en tevens lid van adviesraad van Amazone Resources. In dezelfde periode werd er een nieuwe directeur aangenomen bij CIS en werd bekendgemaakt dat hun beleid inzake biodiversiteitsbescherming meer gericht zal zijn op vrije-marktregels – het neoliberalisme.

Geboren verliezers
In een recent artikel in het Britse dagblad The Guardian legt journalist G. Monbiot de principes van het neoliberalisme uit. Vrij vertaald zegt hij als volgt: Het neoliberalisme is gebaseerd op het denken dat de markt vanzelf “natuurlijke winnaars” van “geboren verliezers” onderscheidt, en er zodoende, ook weer vanzelf, een efficiënter systeem kan worden gecreëerd dan ooit mogelijk zal zijn via bewuste planning of ontwerp. Alles wat dit proces belemmert – zoals belastingen, regulering, vakbonden of staatsbemoeienis – werkt averechts. Ondernemers die kunnen opereren zonder beperkingen zullen rijkdom creëren en die rijkdom zal, uiteraard vanzelf, met iedereen gedeeld door het trickle-down-proces (doorsijpelproces).

In het geval van het bulkwaterexperiment kunt u dit zo interpreteren: Als een multinational corporation is Amazone Resources een “natuurlijke winnaar” op de internationale businessmarkt, en onnodige regels – zoals het aannemen van de nodige wetgeving of oppositie van de vakbewegingzorgen voor onnodige vertraging. Zo heeft Amazone Resources in 2012 versneld (via presidentieel besluit) het exclusieve exploitatierecht kunnen krijgen voor veertig jaren voor het exporteren van 6 tot 12 procent van Suriname’s oppervlaktewater terwijl dit bedrijf geen enkele ervaring heeft op dit gebied.

Zouden Surinaamse bedrijven ook op versnelde manier het exclusief recht kunnen hebben gekregen, of zijn zij in dit verhaal de “natuurlijke verliezers”? Interessant is dat de minister van NH in december 2015 tegen het presidentieel besluit voor bulkwaterexport was, omdat er in 2012 officieel geen advies was uitgegeven vanuit zijn ministerie, waardoor het presidentieel advies onwettelijk zou moeten zijn. Toch geeft hij nu wel toestemming voor het experiment. Waarom?

Volgens het neoliberaal model zal Amazone Resources de vergaarde rijkdommen via de doorsijpelende ‘trickle down’-processen delen met de samenleving. Het bedrijf voorspelde recentelijk: “Het exporteren van oppervlaktewater kan honderden miljoenen euro’s op jaarbasis voor Suriname opleveren.” Monbiot’s artikel is een waarschuwing over de totale mislukking van het neoliberalisme voor wat betreft het delen van nieuwe rijkdommen via ‘trickle down’-processen. Hij legt op overtuigende wijze uit hoe dit model gedeeltelijk heeft geleid tot de verkiezingswinst van Donald Trump in de VS.

Sterker argument
Ik noem het bulkwaterexport-experiment een vorm van neoliberal conservation omdat de milieuorganisatie CIS niet per se geïnteresseerd is in watertransport, maar juist in het beschermen van de biodiversiteit. De logica is als volgt: om de biodiversiteit te beschermen moeten bossen worden beschermd want bossen zijn een belangrijk deel van het hydrologisch proces. Als er een waterexportmarkt gecreëerd kan worden, dan heeft CIS een sterker argument om Suriname’s biodiversiteit wettelijk te beschermen. De keuze van CIS om een neoliberaal model te volgen betekent dat er nauw samengewerkt zal worden met zowel internationale als nationale bedrijven, inclusief bedrijven die schadelijk zijn voor de biodiversiteit, zoals bij de recente mislukte testvaart naar Barbados.

Voor alle duidelijkheid: er is technisch gezien niets mis met het gebruik van oppervlaktewater voor verschillende doeleinden, ongeacht de eindbestemming: Bridgetown of Georgetown. Tenzij het water wordt gebruikt voor landbouwirrigatie, zal men zorgvuldig moeten nagaan wat de fysieke, chemische en biologische eigenschappen zijn. Ook zal er moeten worden geïnvesteerd in het zuiveren van het water. Daarnaast zijn er in Suriname nog twee belangrijke zaken. De eerste is dat Surinaamse rivieren relatief breed en ondiep zijn waardoor de zoutgrens enkele tientallen kilometers de rivieren op stroomt tijdens hoogwater standen (dit is zeer belangrijk voor gebruik voor landbouw). Ten tweede moet de ecologische balans niet worden verstoord, en – vooral in Suriname – is het belangrijk dat zoetwater naar de kust blijft stromen voor de gezondheid van onze mangrovebossen die afhankelijk zijn van brakwatercondities. De maximale wateropname in verschillende seizoenen wordt uiteindelijk bepaald door het berekenen van minimum of environmental flow limits voor zowel de regen als droge tijd.

‘Schandelijke verspilling’
Het verhaal dat Amazone Resources ons verteld is voor de leek bijna overtuigend, maar voor de deskundige hetzelfde als het praatje van een verkoper van tweedehandse auto’s. Op de website van Amazone Resources wordt namelijk uitgelegd dat er meer dan 150 miljard kubieke meter Surinaams zoetwater ongebruikt de zee instroomt waar het met zeewater mengt, zijn waarde verliest en onbruikbaar wordt. Dit is volgens Amazone Resources een schandelijke verspilling van zoetwater. Maar dit verhaal klopt niet helemaal, want de stroming van zoetwater naar zee is simpelweg een onderdeel van de hydrologische cyclus (waterkringloop). Zoetwater dat naar de zee stroomt verdampt, er vindt wolkenvorming plaats, daarna neerslag over land, waardoor de rivieren kunnen blijven stromen. Haast alle rivieren in de wereld stromen direct of indirect naar zee, zo ook de Demerara (die nota bene enkele honderden kilometers dichterbij Barbados ligt), de Amazone, de Rijn, de Ganges, en ook alle vijf ‘grote’ rivieren in Barbados!

Laten we voor een moment aannemen dat alle mensen in Suriname van goed water zijn voorzien, dat de kwaliteit van rivieroppervlaktewater voldoet aan de standaarden in Barbados, en dat het financieel winstgevend is om bulkwater te exporteren. Dan is de belangrijkste vraag wie gaat betalen voor de opstartkosten die door Amazone Resources zijn geschat op 50 miljoen euro’s voor waterzuivering en de benodigde infrastructuur. Suriname gebruikt over het algemeen regenwater en grondwater voor menselijk en industrieel gebruik. Wij hebben weinig ervaring met het zuiveren van oppervlaktewater. Naast nieuwe waterzuiveringscomplexen zullen de kosten extra hoog zijn omdat het water getransporteerd moet worden (vanuit locaties waar het zoutgehalte zeer laag is) via nieuwe pijpleidingen of een nieuw kanaal. Wie gaat hiervoor betalen?

Het is dan ook interessant om te lezen over de verontwaardiging van het Surinaamse bedrijfsleven dat teleurgesteld is in het presidentieel besluit waarin het niet is gekend. Maar de vraag is of het Surinaamse bedrijfsleven ook bereid zijn om te investeren in de opstartkosten. Naar aanleiding van soortgelijke situaties, bijvoorbeeld de hoge opstartkosten die door de regering zijn betaald om de cassaveverwerkingsfabriek op te zetten, ben ik bang dat het Surinaamse bedrijfsleven verwacht dat de regering ook deze kosten zal dekken.

Concluderende vragen
Voor mij blijven er drie concluderende vragen. Ten eerste: begrijpt het Surinaamse volk dat de beloofde ‘trickle down’-rijkdommen (“honderden miljoenen euros per jaar”) van het neoliberaal model alleen zullen komen in de vorm van enkele druppels water op een hete plaat? Ten tweede: wat is de juiste risico/beloningsbalans wanneer overheidsinvesteringen worden gepleegd met belastinggelden van het volk voor het verkopen van Suriname’s natuurlijke rijkdommen? Welk (onafhankelijk) instituut moet deze balans helpen vaststellen? Met andere woorden: wat heeft men geleerd uit de gefaalde overheidsinvestering in de cassaveverwerkingsfabriek om nog een mislukking te voorkomen? Als laatste: begrijpen de bedrijven die zich aansluiten bij Friends of Green Suriname dat ze een neoliberaal milieubeschermingsmodel ondersteunen, dat hulp biedt aan internationale bedrijven die presidentiele besluiten krijgen waardoor tegelijkertijd dezezelfde groep Surinaamse bedrijven wordt uitgesloten?

Ik hoop dat CIS haar milieubeschermingswerk hervat zoals zij in het verleden heeft gedaan: met het geven van betrouwbare adviezen aan de overheid die ten eerste gebaseerd zijn op deugdelijk wetenschappelijk onderzoek, in plaats van het beloven van gouden bergen die gebaseerd zijn op een marktmodel dat wereldwijd heeft gefaald om natuurlijke rijkdommen om te zetten in ontwikkeling voor gemeenschappen.-.

Ravic Nijbroek (Ph.D.) is sociaal geograaf. Hij was van 2009 tot 2011 werkzaam bij Conservation International Suriname, en van 2011 tot 2014 bij Conservation International, Washington DC. Momenteel werkzaam en woonachtig in Nairobi, Kenia.
Zijn huidige werk omvat voornamelijk twee onderzoeksgebieden: duurzame intensivering van de landbouw en landdegradatie neutraliteit (een deel van de SDG15-3) en het verder uitstippelen van het beleid. Daarbij gebruikt hij gemengde methoden, zoals GIS en hydrologische modellen, die hij combineert met sociaalwetenschappelijk onderzoek. Eerder heeft hij onderzoek verricht binnen verschillende domeinen zoals: aanpassing van klimaatsverandering in Suriname, Brazilie en de Filipijnen, gewas simulatiemodellering in het zuidoosten van de Verenigde Staten en Sub-Sahara Afrika, en kust/estuarium beheer in Florida.

1. Dit artikel in het tijdschrift Conservation & Society geeft een goede uitleg van Neoliberal Conservation (Igoe en Brockington, 2007).
2. Het artikel van Monbiot is hier te vinden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten