Dat de regering
noodwetgeving wil maken om de verregaande maatregelen tegen COVID-19 in te
kaderen en te voorzien van een wettelijke grondslag is op zich een begrijpelijke
gedachte en past binnen goed bestuur.
Vanuit het Burger Initiatief voor Participatie en Goed Bestuur (BINI) rijst
er echter een groot aantal vragen, die volgens diezelfde beginselen van goed
bestuur en zorgvuldigheid ook beantwoord dienen te worden alvorens zo’n wet
wordt behandeld, laat staan aangenomen.
We vragen daarom aan alle relevante actoren en in het bijzonder de
volksvertegenwoordigers om eerst bevredigend antwoord op deze (en wellicht nog veel
meer) vragen te krijgen, vervolgens de voor- en nadelen af te wegen en deze
afwegingen publiek te maken alvorens de wetgeving, al dan niet verbeterd, in
behandeling te nemen. Het gaat immers om
maatregelen die een enorm effect kunnen hebben op het maatschappelijke
functioneren, op de vrijheid van burgers en zelfs op fundamentele mensenrechten
en vrijheden.
De conceptwet
(Uitzonderingstoestand COVID-19), zoals verschenen in de media is in elk geval niet
acceptabel voor een normale rechtsstaat die algemeen geldende wetgevingsbeginselen
toepast. Het laat veel te veel ruimte voor machtsmisbruik, verschillen van
interpretatie en (opzettelijk) verkeerde toepassing. Een goed uitgewerkt regelgevingsproduct
(zie bijvoorbeeld de ministeriële COVID-19 regeling AB2020 No. 43 van Aruba) met zó een ingrijpende reikwijdte dient veel meer “checks and balances”
in te houden.
BINI geeft
derhalve de volgende vragen mee in de discussies rond deze wet:
- Is
het überhaupt nodig om een nieuw stuk wetgeving te maken en zijn de maatregelen
die genomen moeten worden niet mogelijk binnen de bestaande wetgeving? Wat zou er nog meer gedaan moeten worden dat
niet nu reeds gedaan wordt?
- Is
het nodig om een formele wet te maken (die ook weer bij wet moet worden opgeheven!!);
kunnen er geen andere bestuursmaatregelen worden uitgevaardigd bijv. via presidentiële
of ministeriële beschikking?
- Waarom
is er geen einddatum voor de werking opgenomen?
Daar zijn fundamentele bezwaren tegen terwijl het omgekeerde niet het
geval is.
- Wat
houdt de genoemde “Wet Uitvoering Uitzonderingstoestand” in waarnaar verwezen
wordt? Hoe kan een wet worden aangenomen
die verwijst naar een andere wet die onbekend (of nog niet bestaand) is?
- Zijn
de implicaties van “te nemen maatregelen” zorgvuldig in kaart gebracht, is er
een objectieve, evidence-based afweging gemaakt van het wel of niet
doorvoeren, en zijn deze overwegingen bekend?
- Is er
consultatie en inspraak aan het concipiëren van deze wet voorafgegaan?
- Hoe
worden transparantie en begrenzing van de te nemen maatregelen gegarandeerd, of
krijgt de regering hiermee een blanco mandaat?
- Moeten
de maatregelen niet heel specifiek en gedetailleerd genoemd worden zodat ze door
een ieder te controleren zijn, om misinterpretatie, machtsmisbruik, verkeerde
toepassing of andere misstanden te voorkómen?
- Vallen
maatregelen zoals het verschuiven of anders inrichten of organiseren van de
verkiezingen ook onder de “uitzonderingstoestand”?
- Wat
zijn de rechtsmiddelen tegen maatregelen die binnen het kader van deze wet
worden genomen, en dienen die niet in de wet te zijn opgenomen?
- Wat
zijn de strafmaatregelen tegen misbruik van deze wet?
- Wat
zijn beroepsmogelijkheden voor vermeende benadeelden- waar en hoe kunnen ze
verweer aantekenen?
- Worden
de voorschriften van de Verenigde Naties en het Inter-Amerikaans mensenrechtensysteem
m.b.t. het afkondigen van een noodsituatie nageleefd en wordt er hierover gerapporteerd?
- Zullen
in de noodwetgeving ook maatregelen ter leniging van de nood, o.a. economische
hulpmaatregelen voor brodeloos geworden werkers, kleine bedrijven en andere
economische actoren en sociaal zwakkeren, opgenomen worden?
BINI
Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur