maandag 14 december 2020

Moord op vrouwen te voorkomen door een integrale aanpak

 “Wij moeten een breed front vormen en de krachten bundelen om femicide aan te pakken; wetgeving alleen zal het probleem niet oplossen”, stelde DNA-lid Soewarto Moestadja tijdens de online paneldiscussie “Modelwet tegen Femicide: een extra instrument in de strijd tegen gender-gerelateerd geweld”, die Projekta en Women’s Rights Centre (WRC) in het kader van Democratiemaand 2020 organiseerden op donderdag 10 november, Internationale Mensenrechten Dag. 

In haar presentatie pleitte Isaura Morsen van WRC voor het aannemen van een wet gebaseerd op de Inter-Amerikaanse Modelwet tegen Femicide, die speciaal is opgesteld voor landen die net als Suriname het Belem do Parà Verdrag (tegen Geweld tegen Vrouwen) hebben geratificeerd, maar nog onvoldoende voortgang boeken in het naleven van het verdrag.

Morsen geeft aan dat er aan beleid en wetgeving in Suriname nog veel schort. Er is nog geen formeel goedgekeurde Nationaal Beleidsplan Huiselijk Geweld, en het beleid functioneert niet optimaal: maatregelen zijn nog te verspreid, niet structureel, en er zijn zwakke systemen en instituten voor handhaving. Er zijn de laatste jaren belangrijke wetten aangenomen voor preventie van femicide, namelijk de Wet Bestrijding Huiselijk Geweld (in 2009) en de Wet Strafbaarstelling Belaging (in 2012), maar de Modelwet heeft een aantal voorzieningen die nog niet voorkomen in onze wetgeving, zoals schadeloosstelling van directe en indirecte slachtoffers,  richtlijnen voor onderzoek en vervolging, aangepaste vuurwapenregels, en het verliezen van ouderlijk gezag van plegers 

Daarnaast spreekt de Modelwet ook over ondersteunende maatregelen zoals het instellen van een juridisch databank met alle cases van huiselijk geweld en femicide, zodat strafmaten consistent(er) worden toepast.

Afbeelding afkomstig uit de presentatie van Marcha Reumel

Inspecteur van politie en ressortcommandant Marcha Reumel, gaf aan dat meer dan 50% van de moorden op vrouwen gepleegd zijn door hun partner, terwijl dat voor slechts 10% van de moorden op mannen het geval is. Meestal hebben vrouwen die vermoord zijn een geschiedenis van huiselijk geweld of belaging (‘stalking’). Hoewel er de afgelopen jaren een toenemend aantal meldingen en aangiftes binnen komen van huiselijk- en seksueel geweld en er meer dossiers zijn gestuurd van politie naar het Openbaar Ministeriezijn er echter niet meer daders veroordeeld, wat volgens Reumel aantoont dat het probleem zeer complex is voor zowel de politie als het Openbaar Ministerie. 

Vaak is het geweld of belaging voor langere tijd doorgegaan doordat vrouwen uit vrees of schaamte geen aangifte doen of hun aangifte intrekken, of dat de dader door het Openbaar Ministerie steeds in vrijheid wordt gesteld. Reumel staat, vanuit haar ervaringen in de praktijk ook achter beter beleid en wetgeving tegen femicide. 

 

Na de twee inleidingen gaven DNA-lid Soewarto Moestadja en DNA-ondervoorzitter Dew Sharman hun reacties. Moestadja toonde zich een uitgesproken voorstander van het aannemen van een Surinaamse versie van de Modelwet. De sterkste kant van de Modelwet ziet hij in het feit dat deze vrij breed en integraal van opzet is, en een goed houvast vormt voor het verder vormgeven en uitvoeren van beleid. Desondanks, stelt hij, moet er ook aandacht zijn voor de handhaving van de wet. 

Deze zorgen over wetshandhaving zijn voor DNA-ondervoorzitter Dew Sharman reden om iets sceptischer te staan tegenover het aannemen van nieuwe wetten. Hij stelt dat er meer gehaald kan worden uit het bestaand beleid: meer efficiëntie, meer awareness en meer samenwerking (binnen de overheid maar ook met het maatschappelijk middenveld) 

 

In de discussie die daarop volgde, werd ook veel aandacht gevraagd voor training, bewustwording en samenwerking. Diverse maatschappelijke organisaties die ook aan de discussie deelnamen, beschreven hoeveel zij reeds doen op dit gebied, maar wezen ook op de sleutelrol van de Staat Suriname als hoofdverantwoordelijke voor het waarborgen van mensenrechten. Moestadja en Sharman namen de uitdaging aan en gaven aan te willen bijdragen aan bredere gesprekken tussen DNA, overheid en het maatschappelijk middenveld over hoe om te gaan met deze gedeelde verantwoordelijkheid. Zij namen gelijk de eerste stap door de inleiders gelijk uit te nodigen om een presentatie over dit onderwerp te houden voor de DNA-Commissie Mensenrechten. Projekta en andere maatschappelijke organisaties zullen die gelegenheid benutten om nogmaals aandacht de vragen voor de in september 2020 opgestelde Prioriteiten Tegen Geweld.  


Met deze discussie sloot Projekta de Democratiemaand 2020 af. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten