dinsdag 19 mei 2020

Tweede Beleidsmonitoringsrapport van BINI

Het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur (BINI) heeft haar tweede beleidsmonitoringsrapport gepubliceerd. Net als in het eerste rapport wordt ook nu in kaart gebracht wat er aan acties is ondernomen op verschillende beleidsterreinen. Het rapport zou oorspronkelijk in maart worden gepubliceerd, maar liep door de COVID-situatie vertraging op.

Het eerste rapport deed verslag over de periode augustus 2015 tot en met december 2016. Het tweede rapport bestrijkt de periode januari 2017 tot en met augustus 2019, maar neemt ook de meest relevante ontwikkelingen en acties mee die na die periode hebben plaatsgevonden. 

Voor BINI is één van de grootste obstakels voor de ontwikkeling van Suriname het ontbreken van goed bestuur. Rekenschap en het afleggen van verantwoording, is daar een belangrijk onderdeel, maar helaas is er van systematische monitoring van beleid geen sprake, waardoor de effectiviteit en de efficiëntie hiervan dus niet wordt gemeten.
Beleidsmonitoring zou primair de taak moeten zijn van de instituten die verantwoordelijk zijn voor het maken en uitvoeren van beleid, en van degenen die het horen te controleren: overheid en DNA. Vanwege het ontbreken van die monitoring, zijn de monitoringsrapporten van BINI de enige poging om systematisch in kaart te brengen wat er in Suriname aan acties is ondernomen door de diverse actoren – overheid en niet-overheid.

Het rapport bekijkt niet het hele regeringsbeleid, maar richt zich op de thema’s waar BINI zich over buigt, namelijk: 
goed bestuur en rechtsstaat
milieu
onderwijs
financieel-economische en monetaire ontwikkeling
kinderrechten
gender
rechten van Inheemsen en Tribale Volken
decent work (fatsoenlijk werk)
rechten van LGBT
gezondheidszorg
sport
Binnen elk van deze thema’s is er een aantal vragen/beleidsgebieden geselecteerd. Daardoor geeft het monitoringrapport slechts een beperkt beeld van wat het totaal overheidshandelen is (geweest) en wat niet-overheidsactoren hebben gedaan. Informatie is verzameld middels literatuur- en media-onderzoek en interviews, en is voor zover mogelijk geverifieerd bij de diverse stakeholders. 

Zwakke planning, onsamenhangend beleid
Over het algemeen lijkt er op de gekozen beleidsterreinen wel veel gedaan te zijn, maar het is vaak onduidelijk waar dat toe leidde. Ook bij dit tweede rapport zien we veelal losse projectjes en kleine los van elkaar staande acties, zonder dat er duidelijke prioriteiten zijn gesteld, of een logische opbouw van acties is te onderscheiden. Er is nauwelijks sprake van een strategische benadering van beleid. Daarbij zien wij binnen bepaalde beleidsgebieden veel nadruk op één type van actie of strategie, bijvoorbeeld wetgeving bij arbeid (Decent Work) of bewustwording bij gender. Bij een strategische benadering zou er een goede verhouding tussen de verschillende type van acties zijn. Heel opvallend is hoe weinig onderzoek en evaluatie er wordt gedaan (en/of gepubliceerd) – alleen binnen de milieu-sector wordt daar nog flink in geïnvesteerd. 

Veel kleine, losse acties binnen een beleidsgebied kunnen een vertekend beeld opleveren van de ware aard, grootte en het belang van de interventies. De werkelijke impact van het gevoerde beleid op de kwaliteit van leven van burgers blijft daardoor onzichtbaar.

Geen monitoring en evaluatie, geen rekenschap
Een enorm obstakel voor het objectief kunnen monitoren van beleidsuitvoering is het gebrek aan systematische rapportage van acties. Door het uitblijven van activiteiten-, project- en programmarapportages, en doordat het niet mogelijk is om bestedingen direct toe te schrijven aan acties, kan er ook geen evaluatie plaatsvinden over de efficiëntie en effectiviteit van bestedingen, of over de investeringen in bijvoorbeeld specifieke doelgroepen.

Het monitoren van beleid hoort niet alleen een verslag op te leveren over wat er is gedaan, maar zou ook een beeld moeten geven van hoe acties zijn uitgevoerd en wat ze hebben gekost. Bij evaluatie hoort ook de vraag naar de rechtmatigheid en de doelmatigheid van inzet van middelen en capaciteit – vragen die ook nu niet beantwoord kunnen worden. Regeringen die geen boekhouding bijhouden en publiceren maken zichzelf niet alleen kwetsbaar voor verdachtmakingen over corruptie en onrechtmatig handelen, maar zijn hoe dan ook op zijn minst medeplichtig aan het creëren van de omstandigheden waarin corruptie welig kan tieren. In het ergste geval is de weigering om enige vorm van rekenschap af te leggen (en dus minstens het openbaren van de boekhouding) een teken van het moedwillig faciliteren van corruptie.

Kwaliteit van bestuur en beleid
We moeten ook de werkelijke effecten kunnen meten van beleidsacties. Om uitspraken te kunnen doen over de kwaliteit van het bestuur en beleid zouden wij de baten naast de kosten moeten kunnen leggen. Slechts aangeven dat er bijvoorbeeld 20 personen zijn getraind om kwetsbare kinderen te begeleiden, geeft geen beeld van wat het effect is op het leven en welzijn van de doelgroep. Hoe zijn de getrainden ingezet, hoeveel kinderen hebben ze bereikt, wat is anders gegaan in de begeleiding? Dat vraagt om het monitoren op outcome en impact en niet slechts op output. Dus niet alleen het aantal bruggen moeten worden geteld, maar het verschil dat die bruggen maken in het leven van mensen. 

Bij een goed functionerende planning, en bijbehorend monitoringsysteem, zouden deze resultaten voorhanden zijn. Er is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de hervorming van het nationaal planapparaat. De resultaten daarvan hebben we helaas nog niet kunnen merken. Aan de vooravond van verkiezingen en dus met een nieuwe regeerperiode in het vooruitzicht is er een nieuwe kans voor regeerders om zich te committeren aan de principes van goed bestuur, door een cultuur van transparantie en rekenschap te omarmen.

Het tweede Beleidsmonitoringsrapport is hier te downloaden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten