“Verhalen van frustratie en strijd mogen niet vergeten worden: wij hebben
ze nodig om ons te herinneren dat streven naar gendergelijkheid geen onbegonnen
werk is, en om ons te motiveren tot strijd.” Met deze woorden uit de Maart van
de Vrouw Nieuwsbrief 2012, sloot Projekta woensdagavond deze Maart van de Vrouw
af. Deze woorden kregen des te meer betekenis tegen de uitkomsten van de die
avond gehouden openbare discussie ‘Aanpak huiselijk geweld: meer dan een wet’,
met Inez Huijzen-Sedney (Wnd. Directeur van Justitie & Politie), Lita Tromp
(Stg. Stop Geweld tegen Vrouwen) en Carla Bakboord (Women’s Rights Centre).
Huijzen-Sedney en Tromp gingen in op
de totstandkoming en de inhoud van de nieuwe wet Bestrijding Huiselijk Geweld,
die in 2009 is afgekondigd. In deze wet wordt huiselijk geweld expliciet
strafbaar gesteld, en worden financieel en psychisch geweld ook erkend als
vormen van geweld.
kunnen zonder een
langdurig rechtsproces een beschermingsbevel laten uitvaardigen. Bijna 3 jaren
na afkondiging wordt deze wet echter nog steeds niet toegepast, omdat het
aanvragen van het beschermingsbevel via een speciaal formulier moet gebeuren. Dit
formulier is sinds kort af, maar er wordt nu gewerkt aan een toelichting daarop.
Daarna moeten de formulieren worden verspreid naar alle politiestations, en
moeten personen worden getraind in het invullen ervan.
Inleiders en publiek spraken hun
bezorgdheid uit over dit oponthoud. Maar
men was ook van mening dat een formulier dat zo moeilijk is dat het een
toelichting en trainingen nodig heeft,
duidelijk geen helder instrument kan zijn. Bovendien moet ervoor gewaakt worden
dat het formulier geen obstakel wordt, de bescherming van slachtoffers mag
immers niet afhankelijk zijn van een formulier. Een proefproces voor het
verkrijgen van een beschermingsbevel zonder formulier –welke immers nog niet
bestond- werd echter afgewezen door de rechter vanwege het ontbreken van het
formulier. Het publiek vond deze logica onbegrijpelijk:”een wet is een wet, en
als die is goedgekeurd, en gepubliceerd, dan moet je je daar toch op kunnen
beroepen, formulier of geen formulier?”
Tegelijkertijd maakten de inleiders
en personen uit het publiek duidelijk dat de inwerkingtreding van de wet alleen
niet voldoende is om huiselijk geweld te bestrijden. Krishna Hussain Ali -
Mathoera, commissaris van politie, lichtte een tipje van de sluier over de
capaciteit van de justitiële keten, om zo de noodzaak voor preventie te
onderstrepen: “Er zijn op jaarbasis in totaal 23000 aangiften bij de politie,
waarvan 6000 als dossier worden gestuurd naar het Openbaar Ministerie. Ook al
doen nog 1000 mensen meer aangifte van huiselijk geweld, we hebben de
capaciteit niet om het aan te pakken.”
Ook de hulpverlening, begeleiding en
opvang van slachtoffers laat nog te wensen over. Diverse politiefuntionarissen
in het publiek beschreven hoe zij vaker met de handen in het haar zitten als
zij slachtoffers van huiselijk geweld (zowel volwassenen als kinderen) in
crisissituaties moeten opvangen.
Huiselijk geweld is een uiting van
de ongelijke rollen en posities van mannen en vrouwen in de samenleving,
genderongelijkheid dus. Om huiselijk geweld structureel aan te pakken zal daarom
vooral ook gewerkt moeten worden aan het opheffen van de oorzaken van die
ongelijkheid tussen mannen en vrouwen.