maandag 21 november 2016

We zijn in een diepe recessie, maar nog niet op het diepste punt

Nu de goudprijs is gedaald en Suriname in een financiële crisis is komen te verkeren, stellen wij vragen die we eerder niet stelden- nu willen we het naadje van de financiële kous wel weten.  Dit stelde Sharda Ganga, directeur van Projekta bij de opening van het mini-college over financieel-economische begrippen en ontwikkelingen, welke werd georganiseerd door Projekta in het kader van de 9e Democratiemaand, samen met haar partners van het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur (BINI).
Steven Debipersad, macro-econoom en bestuurslid van de Vereniging van Economisten in Suriname (VES) verzorgde het mini-college afgelopen dinsdag .

Verwachtingen niet tijdig bijgesteld / Slechte voorbereiding tegenvallers 

De inleider is ingegaan op de verschillende manieren waarop het Bruto Binnenlands Product (BBP; de waarde van alle goederen en diensten die in een jaar in een land worden geproduceerd, tegen marktprijzen) kan worden berekend, zoals de subject-, object- en bestedingsmethode. Het is daarom belangrijk om niet blindelings BBPs van landen met elkaar te vergelijken, maar eerst na te gaan welke methode men heeft gehanteerd. De afzonderlijke berekeningen van De Centrale Bank van Suriname (CBvS), het Ministerie van Financiën en het Algemeen Bureau voor de Statistiek (ABS) vertonen verschillen, maar deze vallen wel binnen de gebruikelijke foutmarge van 5-10 %. Het ABS berekent het officiële BBP cijfer, maar het CBvS beschikt over het meest recente BBP cijfer, omdat deze over meer macro economische informatie beschikt.

Debipersad gebruikte vervolgens het BBP ter illustratie van het gevaar van vasthouden aan modellen, zonder deze bij te stellen aan de hedendaagse realiteit. Hierbij maakt hij gebruik van de schattingen voor de groei van het BBP met die met behulp van het SURYA model door het Planbureau zijn gedaan. Het fundamenteel probleem met begroten en modellen maken voor de economie is dat je alleen kunt afgaan op cijfers van voorgaande jaren.

Maar een bijkomend probleem is dat er geen jaarrekeningen worden aangeleverd door een groot aantal bedrijven- ook niet door Staatsbedrijven- cijfers kunnen dan nauwelijks accuraat zijn. Volgens de inleider kiezen een groot deel van de bedrijven ervoor de jaarrekening niet te leveren, ook al is dat een wettelijke verplichting; ze betalen liever de zeer lage boete voor het niet aanleveren  In het model zijn daarom alleen de grote bedrijven meegenomen, die wel jaarrekeningen indienen, omdat ze bijvoorbeeld beursgenoteerd zijn, en de verplichting wel hebben naar aandeelhouders.
Hoewel er dus grote uitdagingen zijn om economische performance te voorspellen, en goede planning en begrotingen te maken, zijn er een aantal factoren die wel bekend zijn en die meegenomen kunnen en moeten worden.  Elke bedrijfstak doorloopt een cylcus, beginnend bij een moeilijke opstartperiode, gevolgd door expansie, waarna wordt gepiekt. Hierna volgt een gegarandeerde contractie. Grondstoffen, dus ook goud en olie kennen een prijs/productie cyclus.  Ook landen kennen een groei/ontwikkelingspad, of het nu grondstoffenproducenten zijn of leveranciers van high tech producten en diensten. Daarom moet er meteen drastisch worden ingegrepen op het moment dat dee groei afneemt.
Als land moet je voorbereid zijn op zowel de pieken maar vooral de dalen van deze cyclus. Je moet weten wat de performance van je land is, zodat je op tijd maatregelen kan treffen.

Inkomsten v.s. uitgaven 

In de gepresenteerde cijfers is er een discrepantie te zien tussen hoeveel wij als land verdienen en onze uitgaven. De inleider weerspreekt de negatieve kritiek over de druk van ambtenarensalarissen op de overheidsbegroting. Volgens de gepresenteerde cijfers bedragen de personele kosten 20% van de totale overheidsuitgaven van 2015. Dit is volgens Debipersad in vergelijking met andere landen vrij normaal.  Daar staat tegenover dat 34% van al onze uitgaven (16% van ons BBP) is besteed aan aflossingen van leningen, zowel lokaal als internationaal. Aan subsidies is 18% van de totale uitgaven besteed.. De kapitale uitgaven, noodzakelijk voor productie facilitering en opbouw van de economie bedroegen in 2015 amper 5,7% van de uitgaven, ofwel 2,5% van het BBP. We gaven dus 6 keer meer uit aan het aflossen van leningen dan aan kapitale investeringen.

Schuldplafond reeds overschreden? 

De redenering van de inleider dat het huidig wettelijk schuldplafond van 60% van het BBP reeds is overschreden, wekte bij veel aanwezigen verbazing. Debipersad gaf aan dat het Bureau voor de Staatsschuld bij de berekening uitgaat van 4.04 voor de SRD/USD wisselkoers, ook toen de koers officieel boven de 7 srd was. De officiële berekening is daarom dat onze schuld 47% van het BBP is. Volgens eigen berekening van Debipersad, op basis van officiële cijfers van de CBvS en het Bureau voor de Staatsschuld, kijken wij in 2016 tegen een waarde van 62% van het BBP aan, als de officiële CBvS USD/ SRD wisselkoers van 14 november 2016 wordt gehanteerd (nl. 7.21 srd voor de USD)

Beter communiceren en meer produceren 

Aan het einde van de dag produceren we nog veel te weinig gaf de Debipersad ten slotte aan. De koek wordt steeds minder, waardoor er voor de herverdeling ook minder is. Er zijn extra inkomsten nodig voor de mensen die het het moeilijkst hebben.
Als advies aan de regering geeft Debipersad mee om de communicatie met de bevolking te verbeteren. Men moet aangeven wat de situatie precies is, en welke methode toegepast zullen worden om hierin verbetering te brengen en de keuze voor een bepaalde methode verantwoorden. De bevolking is volgens de inleider bereid in te leveren, maar er ontbreekt communicatie vanuit de overheid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten