Door: Wilfred Leeuwin
Nu al staat vast dat het in Suriname aan de meest belangrijke voorwaarden ontbreekt om de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) vertaald te krijgen in nationaal beleid.
Nationale instituten als de Stichting Planbureau Suriname, het Algemeen Bureau voor de statistiek (ABS), Het Nationaal Instituut voor Milieu en Ontwikkeling in Suriname (Nimos) en belangrijke ontwikkelingsministeries, ontbreken de nodige handvatten, technisch en ontwikkelingskader, wetgeving en ze zijn te afhankelijk van wat de politiek hen dicteert.
Suriname heeft, samen met 192 andere landen,zeventien nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelen goedgekeurd en zich verplicht die te realiseren. De doelen moeten uiterlijk in 2030 door de landen worden gehaald. Tijdens een lezing van Stichting Projekta dinsdagavond in het Lala Rookhgebouw is hierover gediscussieerd. De centrale vraag was aan welke van de zeventien doelen Suriname prioriteit zal geven en hoe ze worden omgezet in nationaal beleid.
Voorafgaand aan de discussie hebben de panelleden Anjali Kisoensingh van het ABS, Lilian Tangali van het Planbureau, Donovor Bogor van het Nimos en Jacqueline Warso van het ministerie van Buitenlandse Zaken vanuit hun beroep inzicht gegeven in wat nodig is en hoe het omzetten van de doelen in nationaal beleid zou moeten plaatsvinden.
Kisoensingh zegt dat met de SDG's er een taakverzwaring is opgetreden voor het ABS als data- en onderzoeksinstituut. Net als alle andere inleiders benadrukt zij het probleem van dataverzameling in Suriname. Warso die het voortraject heeft aangegeven van hoe de SDG's tot stand zijn gekomen, merkt op dat Suriname anderzijds wel veel heeft bijgedragen aan de internationale discussie. Zeker op het gebied van klimaatverandering en milieu.
Bron; dwtonline.com. De uitgebreide versie van dit artikel is verschenen in dWT van 12 november 2015.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten