Op 27 september 2015 is door de landen in de wereld,
inclusief Suriname, een nieuwe ontwikkelingsagenda, genaamd de Sustainable
Development Goals (SDGs) die ook wel Duurzame ontwikkelingsdoelen genoemd
worden, aangenomen. Deze nieuwe ontwikkelingsagenda die 17 doelen telt, is het
vervolg op de Millennium Development
Goals (MDGs), die slechts 8 doelen
kende. Een nog grotere ambitie en uitdaging dus, voor de VN lidlanden. De
landen zullen nu moeten kiezen welke doelen, en welke targets binnen die
doelen, prioriteit zullen hebben in hun nationale ontwikkelingsstrategie. Om
ons inzicht te geven in het proces om de prioriteiten van Suriname te stellen
en hoe deze doelen vertaald zullen worden naar ons nationaal beleid is een
panel van deskundigen uitgenodigd op de tweede activiteit van de
Democratiemaand 2015.
Jacqueline Warso, Buitenlandse Zaken |
Volgens mw. Warso vragen deze doelen om een multisectorale
benadering, waarbij alle partners vanaf de planning tot aan de implementatie en
evaluatie, betrokken zijn. Zij geeft aan dat deze benadering niet nieuw is en
ook niet eenvoudig te bewerkstelligen. Daarvoor is de commitment van alle
stakeholders belangrijk. Voor het bereiken van succes is de ownership en buy-in van de burgers van eminent belang. Zij ziet deze activiteit
van Projekta en het Burgerinitiatief als een goede eerste stap daartoe. Vanuit de zaal is later in de discussie het
belang hiervan benadrukt en is aangegeven dat er in Suriname reeds best practices
van deze multi-stakeholder en multi-sectorale aanpak bestaan. Het Health in All
Policies (HIAP) traject, is een voorbeeld van zo een aanpak op nationaal
niveau, maar ook het Burgerintiatief voor Participatie goed Bestuur is een
multistakeholder, multisectoraal platform, maar dan voor Civil Society. Het Adolescenten
programma van de Presidentiele Commissie Kinderen en Jongerenbeleid, en Unicef,
welke wordt uitgevoerd door Projekta in Moengo en Sophia’s Lust is een
voorbeeld op lokaal niveau. Het wiel hoeft dus niet opnieuw uitgevonden te
worden.
Donovan Bogor, NIMOS |
Dhr. Donovan Bogor, Field officer bij het Nimos, die
ook lid was van de redactiecommissie voor de MDG rapportages aan de VN, gaf aan
dat anders dan bij de MDGs het geval was, bij de SDGs een bottoms-up
benadering, gehanteerd is. Dus het zijn niet de deskundigen of bureaucraten die
weer eens van achter hun bureau hebben gezeten om de doelen te formuleren, maar
dat deze keer Staten, het maatschappelijk middenveld (NGO’s) en andere actoren
betrokken zijn geweest. De zaal merkte op dat de bottom-up benadering niet door
de Surinaamse regering is toegepast in de voorbereidende fase van de
totstandkoming van de SDGs. Dhr. Bogor gaf verder aan dat er een Tripple bottom-line principle wordt
gehanteerd bij het kijken naar ontwikkeling, waarbij Mens, Milieu en Economie,
centraal staan. Met de sustainability- gedachte (duurzaamheid), wordt benadrukt
dat ontwikkeling moet, maar niet ten koste van het milieu. Vandaar dat er meer ‘milieu-doelen’
zijn vastgesteld en milieu dan ook als een aspect wordt gezien die in alle
doelen verweven is (cross-sectoral). Dhr.
Bogor benadrukt dat klimaatsverandering voelbaar is in de zak van de burgers en
de overheid. Verder zijn een heleboel sectoren afhankelijk van klimaatdata.
Vandaar dat er in Suriname, willen wij de doelen realiseren, gewerkt moet
worden aan capaciteitsversterking.Verder moeten er indicatoren geïdentificeerd
worden voor het meten van de progressie. Vanuit de zaal werd de aandacht
gevraagd voor de link die er bestaat tussen het realiseren van de
‘milieu-doelen’ en het realiseren van de doelen die zich op honger en armoede
richten.
Lillian Menke-Tangali, Planbureau Suriname |
Het vraagstuk van de avond is hoe wij zullen geraken
tot het incorporeren van de SDGs in het nationaal ontwikkelingsbeleid van
Suriname. Het Planbureau is het instituut dat volgens de wet de taak heeft om
dit ontwikkelingsbeleid op te stellen. Mw. Lillian Menke-Tangali is Onder-directeur
van het Planbureau en zij informeerde de aanwezigen over hoe de totstandkoming
van het ontwikkelingsbeleid nu (een paar regeerperioden) verschilt met wat het
vroeger was. Behalve het veranderen van de naam van Meerjaren Ontwikkelingsplan
(MOP) naar Ontwikkelingsplan (OP), zijn de beleidsnota’s van de verschillende
ministeries niet meer de basis voor de OP. De regeringsverklaring vormt nu de
basis voor de OP.
Na de opdracht van de minister belast met Planning
te hebben gehad voor het samenstellen van een Terms of Reference (TOR) en de
goedkeuring van TOR te hebben ontvangen worden er door het Planbureau hearings
gehouden. Nadat de inhoud van de hearings is verwerkt wordt een concept gemaakt.
Het finaal document wordt voor goedkeuring aangeboden aan de Staatsraad en
daarna aan DNA. Het plan is finaal als het door de President wordt gepubliceerd
in het Staatsblad. Deze procedure wordt, volgens mw. Menke nu niet meer toegepast.
Vanuit de zaal is kritiek geleverd op aard van de hearings, die naar hun aard
en het feit dat zij eenmalig waren, niet de ruimte boden voor zinvolle
participatie in beleidsformulering. Ook is aandacht gevraagd voor het feit dat de
kwaliteit van de (M)OP, sterk achteruit is gegaan. Het gebrek aan duidelijke
doelen, indicatoren en een tijdslijn vormden de basis voor de kritiek.
Volgens mw. Menke vormt het feit dat het in het
geval van de SDGs om veel doelen en nog veel meer indicatoren gaat een
uitdaging voor het incorporeren van deze doelen in de OP. Er zullen dus
prioriteiten gesteld moeten worden. Op de vraag vanuit het publiek, welke
doelen als prioriteit zijn geïdentificeerd en door wie de selectie is gedaan
geeft mw. Menke aan dat er nog geen prioriteiten zijn geïdentificeerd. Volgens
haar zou de overheid dit in samenspraak moeten doen met de private sector, het maatschappelijk
middenveld en vooral de regionale organen. Vanuit het publiek werd het
initiatief van het ministerie van Regionale Ontwikkeling die met het projekt
Localizing the SDG’s, is gestart aangehaald, als voorbeeld van het betrekken
van de locale gemeenschappen, bij dit proces. Dit project heeft tot doel de
burgers in de locale gemeenschappen te informeren over de SDGs en samen met hen
na te gaan, hoe zij kunnen bijdragen tot het realiseren van deze doelen.
Mw. Menke geeft aan het eens te zijn met de
aanwezigen dat een OP van duidelijke targets, indicatoren en een tijdspad moet
zijn voorzien. Zij vult verder aan dat er voor elk doel baseline data moet
zijn. De uitdaging is echter dat wij in Suriname veel data ontberen. Op de
ministerie zouden er gedegen statistieken verzameld moeten worden en er zou
meer response moeten zijn op surveys. Er zou verder een goed monitorings- en
evaluatiesysteem opgezet moeten worden.
Vanuit de zaal werd ingebracht dat wij tot nu toe steeds
achter de feiten hebben aanlopen. Het traject van de MDGs wordt in dit kader
aangehaald. De nationale plannen waren al gemaakt en wij moesten hals over kop
trachten deze af te stemmen op de MDGs toen die aangenomen zijn. Nu, onze OP en
de andere samenwerkingsverbanden met de VN (de UNDAF) aflopen, hebben wijde
gelegenheid om een midden-lang en lang-termijn visie en beleid te projecteren,
waarin de nieuwe wereld doelen, vanaf het begin geïncorporeerd zijn. Vanuit de
zaal werd ook aangespoord om bij het maken van de nieuwe OP de doelen als een
samenhangend geheel te benaderen en werd een ontwikkelingsvisie geëist die gebaseerd
is op ideologie en harde data.
Anjali de Abreu-Kioensing, ABS |
De vierde spreker van de avond
was mw. Anjali De Abreu- Kisoensingh. Mw. De Abreu is staflid op de afdeling wetenschappelijk
onderzoek en Planning van het Algemeen Bureau voor de Statistieken (ABS) en zij
is binnen dit instituut de SDG-data focal point. In haar presentatie benadrukte
zij het belang van de beschikbaarheid van baseline en andere bij-de-tijdse-
data voor het maken van schattingen en het meten van progressie. Een van de
grootste obstakels die hierbij wordt ondervonden is het ontbreken van een
nationaal gedragen definitie van armoede en wijze van berekening van de
armoedegrens. Dit is een politiek
gevoelige kwestie, werd duidelijk uit de discussie die volgde.
Het gebrek aan medewerking van huishoudens, maar
meer nog het bedrijfsleven om te informatie te geven over het inkomen / de
inkomsten is een groot probleem. Bij de laatste census waren daar vragen over
opgenomen, maar de response op die vragen was zo klein dat de cijfers gewoon
niet gepubliceerd kunnen worden. Volgens mw. De Abreu is er een concept wet,
‘Statistiekwet’, die burgers en bedrijven verplicht te participeren aan
surveys, voorbereid door het ABS en aangeboden voor goedkeuring. Echter is
hierover nog geen uitsluitsel gekregen. Volgens de zaal ligt op dit gebied werk
voor de ABS om het belang van het inwinnen van inkomsten data en het belang van
een definitie van armoede aan de samenleving en de beleidsmakers duidelijk te
maken. De ondersteuning van het maatschappelijk middenveld werd hen dan ook
toegezegd.
Al bij al scheen er op deze avond een consensus te
zijn tussen de aanwezigen dat er nu een kans is om een ontwikkelingsbeleid
gebaseerd op een visie te ontwikkelen, die ons als land instaat zal stellen om
de gestelde doelen te realiseren. Om dit goed te doen moeten wij onze nationale
instituten versterken en ze daadwerkelijk toestaan om onafhankelijk en
wetenschappelijk onderlegd, hun werk te doen. Verder moet in het proces echte
partnerschap, gekenmerkt door betrokkenheid en medezeggenschap, en openheid
tussen de partners, centraal staan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten