woensdag 19 november 2014

“Je kan zoveel regels hebben, maar het gaat nooit lukken als mensen niet democratisch denken”

Structuren en processen zien er vaak mooi uit op papier, maar werken in de praktijk niet. Dit was één van de conclusies van de derde discussie-avond die Projekta hield in het kader van Democratiemaand 2014. De sprekers waren Giwani Zeggen, politicoloog en columnist, en Jacintha Dundas, Master in Public Administration, die eerder dit jaar afstudeerde op het gebrek aan burgerparticipatie bij de hoorzittingen in Wanica.

Sport & Democratie
Giwani Zeggen focuste op een specifiek deel van democratie binnen sportbonden, namelijk besluitvorming. Hij trok parallellen tussen de de besluitvormingssystemen van de oude Grieken, de moderne staten, internationale sportorganisaties, en de nationale sportorganisaties (bonden) die daarop zijn gebaseerd. Bij al deze systemen is een basisuitgangspunt: één persoon (of club, of land) = één stem. Uit internationaal onderzoek blijkt echter dat dit systeem niet altijd goed werkt: het is corruptiegevoelig (stemmen kunnen verkocht worden), er is vaak een gebrek aan legitimiteit, en er ontstaat vaak een ‘tirannie van de meerderheid’. Aan de hand van het internationaal onderzoek, ging Zeggen na hoe het staat met het democratisch gehalte van besluitvormingsprocessen bij Surinaamse sportbonden. Hiervoor beperkte hij zich tot drie grote sportbonden die ook actief zijn buiten Paramaribo, en die jongens en meisjes / dames en heren competities houden. De onderzochte bonden waren de Surinaamse Volleybalbond, de Surinaamse Voetbalbond, en de Surinaamse Atletiekbond.
In zijn presentatie, beschreef Zeggen de verdeling van stemmen, de samenstelling van besturen, en de procedures voor het bijeenroepen van vergaderingen en het nemen van besluiten.

“Op papier, globaal bekeken, ziet het er allemaal democratisch uit, iedereen mag stemmen. Maar in de praktijk ziet het er minder rooskleurig uit”, stelde Zeggen. Bij de SVB heeft b.v. een lidbond die b.v. het heel sportgebeuren in een district coördineert, evenveel stemmen als 1 club uit de hoofdklasse, die misschien niet veel doet aan de verdere ontwikkeling van de sport. Er zijn in het algemeen weinig ‘checks and balances’ in de besluitvorming: besluiten van het hoofdbestuur kunnen vaak niet ter discussie worden gesteld, of worden getoetst aan de doelstellingen van de organisatie. Slechts 1 van de bonden heeft een regeling voor het voorkomen van conflict of interest. Er zijn verder geen mogelijkheden voor bredere participatie in besluitvorming, door b.v. spelers / atleten, coaches, en anderen. Ook zijn er geen eisen over de deelname van vrouwen in Besturen, wat Zeggen als frappant typeert, gezien de actieve deelname van vrouwen teams / clubs.

Uitzondering op vele van deze punten is wel de Volleybalbond, die Zeggen dan ook uitroept tot “best practice”- bij de Volleybal Bond hanteert men behalve de ALV, ook een overleg van voorzitters om besluiten te nemen. In het algemeen, beveelt Zeggen aan dat sportbonden moeten gaan naar een meer evenredige verdeling van stemmen, breder gedragen besluiten, onder andere door ook andere stakeholders een stem te geven, een duidelijk genderbeleid, en een twee-kamer systeem (checks & balances).

Decentralisatie in Wanica
Jacintha Dundas onderzocht waarom mensen niet optimaal participeren in het traject van hoorzittingen van het decentralisatie-programma te Nieuwe Grond in het district Wanica. Zij keek naar de procedures op papier, het niveau van participatie, de mate waarin burgers vonden dat ze werkelijk invloed hadden, en hun doelen en motieven voor het meedoen (of niet meedoen).
“Het systeem is op papier een model om brede en diepe participatie te realiseren”, stelt Dundas. Gemeenschapsorganisaties en RR-leden geven input voor het concept ressortplan, dat wordt besproken in een 1e hoorzitting, waarbij burgers aanpassingen mogen aanbrengen, waarna het wordt gefinaliseerd. Op districtsniveau loopt dat iets anders: de Districtsraad stelt districtsplannen- en begrotingen op, die worden gepresenteerd aan de burgers, waarna deze wordt gefinaliseerd en aangeboden aan het Ministerie van Financiën.

Een zorgpunt voor Dundas is dat er geen procedures zijn over hoe de bewaking moet plaatsvinden. Ook zijn er geen indicatoren waarmee kan worden nagegaan wat de diepgang van de input van burgers is geweest, en hoeveel van hun input werkelijk is meegenomen. In de praktijk blijkt er toch nog onduidelijkheid te bestaan over de taken en bevoegdheden van alle actoren in het proces. Burgers weten vaak niet dat er bepaalde mogelijkheden zijn, b.v. dat zij de conceptplannen mogen inkijken op het bestuurskantoor, en worden ook niet geïnformeerd over de finale plannen en begrotingen.
Burgers kozen ook vaker voor om politieke wegen te bewandelen om hun belangen behartigd te krijgen, b.v. bezanden en egaliseren van hun weg, in plaats van dit bij de hoorzittingen aan te geven.
In haar presentatie, beschreef Dundas ook het gevoel van wantrouwen dat de burgers hadden met hun ressort- en districtsraadsleden, en met het proces in het algemeen. Zij hebben het gevoel dat ze eigenlijk geen macht hebben, enonderschatten hoeveel mogelijkheden er zijn.

De belangrijkste aanbevelingen van Dundag waren dan ook het creëren en handhaven van een systeem van checks and balances en het stimuleren van de bewustzijn van burgers over burgerschap, door Civil Society.

Maar hoe?
De grote vraag bij de discussie, na de inleidingen, was ‘hoe krijg je bewuste en kritische burgers?’
De inleiders en het publiek waren het over een aantal zaken eens. Structuren en processen moeten aangepast worden. Budgetten moeten geregionaliseerd worden, zodat burgers werkelijk kunnen beslissen over de dingen die voor hun belangrijk zijn. Verouderde statuten van organisaties moeten vernieuwd worden. Communicatielijnen moeten open zijn. Terecht gaven velen aan: “de mensen die de structuren moeten veranderen, zijn vaak de mensen die er baat bij hebben dat het precies zo blijft”.
Giwani Zeggen stelde ook: “je kan net zoveel regels hebben, maar als mensen niet democratisch denken, gaat het nooit lukken.”

Uit de discussie bleek wel dat het stimuleren van ‘democratisch denken’ niet een taak is van alleen civil society, maar ook van ouders, verzorgers, en leerkrachten. Thuis moet er meer worden geluisterd naar kinderen, en op school moet discussie en kritiek worden gestimuleerd. Met andere woorden: een andere democratische cultuur.

De aanwezigen waren het met elkaar en de inleiders eens: die andere democratische cultuur komt niet uit de lucht vallen, maar is het gevolg van de inspanningen: vaak eerst van enkelingen, en daarna van groepen. Sociale bewegingen ontstaan niet uit het niets, maar worden getrokken door individuele burgers die hun mond durven open te doen, en eerlijk en integer zijn en blijven, ook onder druk van de politiek. En vooral niet moe worden om keer op keer op keer te strijden voor een democratische cultuur.




1 opmerking: