Posts tonen met het label overheidsinformatie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label overheidsinformatie. Alle posts tonen

vrijdag 5 december 2014

Wet Openbaarheid van Bestuur in de praktijk

(Afkomstig uit de State of Democracy Nieuwsbrief 2014. Voor de volledige nieuwsbrief, klik hier)

Naar aanleiding van het artikel over de Wet Openbaarheid van Bestuur (welke u hier kunt lezen) vroegen wij aan twee journalisten: “Waar zou jij de Wet Openbaarheid van Bestuur voor gebruiken?”

Van het Kastje naar de Blinde Muur

Het ontbreken van een wet Openbaarheid van Bestuur vormt een enorme belemmering voor journalisten om bepaalde zaken grondig te kunnen uitzoeken. Regerings- en overheidsfunctionarissen die gewenste informatie beschikbaar zouden moeten stellen, verschuilen zich steeds achter anderen, met name hun superieuren. Die ‘superieuren’ op hun beurt verschuilen zich achter ‘de minister’ of ‘de president’.

Als er een wet Openbaarheid van Bestuur bestond, zou ik een aantal ‘onopgeloste’ zaken willen onderzoeken. In de eerste plaats zou ik een onderzoek doen naar de verdwijning van de beruchte 400 ton padi of rijst bij het toenmalige Surland. Naar verluidt moet er een onderzoek door de politie zijn gedaan, maar stuitte het onderzoek op de zo bekende blinde muren.
Een andere zaak die ik ook graag zou willen onderzoeken is de bouw van de twee grote bruggen door de regering Wijdenbosch/Radhakishun. Er is een heleboel gezegd en beschuldigd en ik zou er toch het fijne van willen weten. Naar nu blijkt heeft bruggenbouwer Ballast-Nedam in verband met vermoedelijke smeergelden die zijn betaald een schikking getroffen met de Nederlandse justitie en een boete betaald.

In beide gevallen heb ik, en met mij andere journalisten, geprobeerd om informatie te krijgen bij de politie en het parket. Bij de politie was het verhaal dat het onderzoek geleid werd door het parket en dat daar de informatie gehaald moest worden. Het parket verstrekte echter geen informatie, omdat “het onderzoek nog gaande was”. Dit zijn zo de dooddoeners die je te horen krijgt als je als journalist op zoek bent naar bepaalde informatie bij de overheid. Het doel van de journalistiek, namelijk het adequaat informeren van de bevolking, wordt hierdoor enorm belemmerd, zo niet onmogelijk gemaakt. 

Ivan Cairo is journalist bij De Ware Tijd. Daarnaast is hij auteur; zijn eerste roman is getiteld ‘Fatale zonden’.

Onmisbaar


De wet openbaarheid van bestuur zou mij sowieso aanzetten tot een onderzoek naar de mate, het niveau en de geaardheid van corruptie binnen de regering en het overheidsapparaat. Het onderzoek zou gaan over de inzet en het gebruik van overheidsmiddelen ten behoeve van coalitiepartijen en politieke personen in algemene zin. Dit onderzoek zou ik als basis gebruiken voor een boekwerk over corruptie in Suriname. Daarnaast zou ik van twee regeringen specifieke kwesties onder de loep nemen. 

Uit de regeerperiode Venetiaan 1 tot en met Venetiaan 3 zou ik het aantal onderhandse gunningen en de oprichting van uitvoeringsbedrijven gelinkt aan politieke bonzen uit die periode onderzoeken. Daarnaast de uitgifte van concessierechten en de uitgifte van gronden in Saramacca, Commewijne en Nickerie aan de toenmalige partners (Pertjajah Luhur en A-combinatie). Tot slot zou ik een onderzoek doen naar de uitgifte van gronden aan alle ministers tegen het eind van de derde regeerperiode Venetiaan. 

Van de huidige regering Bouterse zou het onderzoek zich richten op hoofdzakelijk de onverantwoorde gelden op het ministerie van Openbare Werken tijdens het bewind van minister Abrahams, maar ik zou ook onderzoek doen naar de uitgifte van concessierechten, uitgifte van gronden, de financiering van enkele projecten en tot slot een algemeen onderzoek naar het uitgavenbeleid van de overheid. 

Een Wet Openbaarheid van Bestuur is onmisbaar voor het onderzoeken van vermeende corruptie. Elke regering schreeuwt heel hard over het aanpakken van de corruptie in het land, maar de anticorruptiewet is nog steeds niet aangenomen. Dit komt simpelweg doordat alle regeringen heel goed weten dat ook zij zich schuldig hebben gemaakt aan corruptie. 

Wilfred Leeuwin werkt als journalist voor verschillende media. Daarnaast is hij voorzitter van de Surinaamse Vereniging van Journalisten.

Voor de volledige nieuwsbrief klik hier

donderdag 4 december 2014

Zoveel “kwesties”: overheidsinformatie nog steeds weinig toegankelijk

(Afkomstig uit de State of Democracy Nieuwsbrief 2014. Voor de volledige nieuwsbrief, klik hier)

Hoe het er in Suriname voor staat met openheid van overheidsinformatie, was het onderwerp van een onderzoek dat Fayaz Sharman deed. Hij rondde in 2012 hiermee succesvol zijn studie ‘Master in Public Administration’ af. Voor de nieuwsbrief keek hij opnieuw naar de stand van zaken.

Achtergrond
Zowel in het Verdrag voor Burger en Politieke Rechten (BUPO-verdrag) als in het Amerikaans Verdrag voor de Rechten van de Mens (AVRM) is benadrukt dat het recht op toegang tot overheidsinformatie essentieel is voor de uitoefening van andere mensenrechten, waaronder het recht op vrije meningsuiting. Suriname heeft deze internationale verdragen getekend, waardoor het land ook zichzelf verplicht om de bepalingen van de verdragen uit te voeren. Onvoldoende toegang tot overheidsinformatie kan gemakkelijk leiden tot wantrouwen onder het volk. Overheden maken informatie tegenwoordig daarom steeds toegankelijker voor het publiek, omdat zij beseffen dat zij met goed bestuur ‘overheidsziektes’ zoals corruptie kunnen bestrijden.

Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB)
Onderzoek over de hele wereld heeft aangetoond dat het Recht op Informatie het beste te verankeren is in een wet. Een wet, zoals de voorgestelde Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB), zorgt ervoor dat de burgerij inzage heeft in het overheidshandelen en daardoor effectief en efficiënt kan deelnemen aan overheidsbesluitvorming, en de overheid ter verantwoording kan roepen (waakhond-functie). Een uitgangspunt bij het recht op informatie is dat overheidsinformatie in principe altijd openbaar behoort te zijn, tenzij in de WOB zelf of andere wetgeving is vastgelegd dat de gevraagde informatie ongeschikt is om openbaar te maken, bijvoorbeeld in verband met de privacy van burgers of de nationale veiligheid.

Een WOB verplicht bestuursorganen in de eerste plaats om zelf informatie te verstrekken bij de uitvoering van hun taken, door bijvoorbeeld jaarrapporten ter beschikking te stellen, zodat burgers zelf een onderbouwd oordeel kunnen vellen over onder andere de uitvoering van beleidsmaatregelen. Ook regelt de WOB de ‘reactieve informatievoorziening’: burgers moeten informatie kunnen opvragen en krijgen zonder al te veel hordes.

Wetgeving Suriname
De regering van Suriname heeft in haar ontwikkelingsplan 2012-2016 benadrukt waarom zij de transparantie over het regeersysteem zal vergroten. In artikel 158 van de Grondwet van Suriname staat namelijk: ‘een ieder heeft het recht om door de organen van de overheidsadministratie geïnformeerd te worden over de voortgang in de behandeling van zaken waar hij direct belang bij heeft en omtrent eindbeslissingen, met betrekking tot hem genomen’.

In Artikel 157, sectie 3, is aangegeven dat de overheid middels zogeheten uitvoeringswetten de administratieve procedures moet regelen voor toegang tot informatie en deelname aan besluitvorming. Deze wetten zijn helaas nog niet tot stand gekomen.

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft wel een wetsontwerp voor een WOB gemaakt. Dat ontwerp ligt nu (in november 2014) bij de Staatsraad ter behandeling, en moet daarna nog haar weg naar De Nationale Assemblée vinden. Dit volgens informatie van dhr. J. Joemanbaks, wetgevingsjurist op het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Een andere zeer belangrijke wet, die ook deels de toegang tot informatie regelt, is de Anticorruptiewet. Er is hiervoor een wetsontwerp ingediend bij De Assemblée op 24 januari 2014[1], maar deze is nog niet behandeld in een openbare vergadering. Op 12 maart 2014 is het wetsontwerp wel besproken in Commissieverband. Anticorruptie wetgeving is een van de mechanismen om transparantie (openbaarheid) en accountability te helpen waarborgen. Door deze wet kan men dus strafbaar gesteld worden bij het "nalaten" van het nemen van maatregelen ter waarborging van de transparantie en accountability.
De Surinaamse wetgeving is dus nog inadequaat wat dit aspect betreft, en moet worden hervormd.

Behoefte aan informatie
Ik heb tijdens mijn onderzoek in 2012 diverse groepen geïnterviewd die te maken hebben met de toegang tot overheidsinformatie, zoals assembleeleden, overheidsfunctionarissen van verschillende ministeries, NGO’s en ook de Surinaamse Vereniging van Journalisten. Zij vonden allemaal dat in elk geval de volgende categorieën van informatie door de overheid openbaar gemaakt moeten worden:
  1. Financiële stukken van overheidsdepartementen, staatsbedrijven, overeenkomsten over openbare werken, informatie over domeingronden, en andere administratieve procedures van overheidsbesluiten.
  2. Openbare aanbestedingen voor de bouw van infrastructuur zoals wegen, bruggen en gebouwen.
  3. Verduidelijking van overheidsbesluiten, vooral die een directe invloed hebben op het dagelijks leven van het publiek.
  4. Overheidssalarissen, inclusief die van de rechterlijke macht, de regeringsleden en de salarissen in door de Staat gesubsidieerde entiteiten (staatsbedrijven, parastatalen, raden, autoriteiten en commissies).
  5. Verlenen van overheidsdiensten, zoals vergunningen, concessies, domeingronduitgiften, subsidies, leningen, toewijzing van buitenlandse grants (financieel/materieel), regelen van afzetmarkten van ambassades en participatie van regeerders in stichtingen en NV’s.
In november 2014 sprak ik opnieuw met enkele leden van het Parlement. Geconcludeerd kan worden dat er nog veel teveel ‘geheimzinnigheid’ bestaat over zaken die het dagelijkse leven van burgers beïnvloeden. Zo werd steeds weer benadrukt dat de overheid bijvoorbeeld geen informatie uit zichzelf publiceert, ook niet tijdig reageert of helemaal niet ingaat op vragen om informatie van het publiek.

Een WOB was voor deze DNA-leden een goed hulpmiddel geweest bij diverse zaken die de afgelopen jaren hebben gespeeld. In een gesprek met dhr. Carl Breeveld (DNA-lid) zijn de voorbeelden genoemd van ex-onderminister van Regionale Ontwikkeling, Mahender Gopie, die 86.000 hectaren aan houtkapconcessies zou hebben gehad, en van de ex-Minister van Openbare Werken, Ramon Abrahams, die onder vuur kwam te staan na vermoedelijk onderhandse gunningen en dure verbouwingen op het Ministerie. Bij deze twee zaken is er na hun aftreden geen onderzoek ingesteld noch heeft het publiek openheid van zaken gekregen. In het algemeen komt er ook geen onderzoek – laat staan een opgave van vermogen – van onder andere ontslagen ministers en directeuren van staatsbedrijven.

Andere concrete cases die werden genoemd in het gesprek zijn:
  • Kwestie van de aankoop van gepansterde auto’s door het Kabinet van de President. De gevraagde opheldering over onder andere de prijs is nooit gegeven.
  • Kwestie van de aanleg van een spoorbaan tussen Paramaribo en Para. Breeveld geeft aan dat prijzen zijn opgesteld zonder het Parlement van tevoren te raadplegen, terwijl het Parlement het recht heeft dit te weten.
  • Kwestie van de ex-EBS Directeur Kenneth Vaseur. Daarbij werd informatie over onder andere het arbeidsconflict in het bedrijf gevraagd, maar nooit aangeleverd.
  • Kwestie van het inkopen van voeding voor de naschoolse opvang, waarbij keukens zouden toebehoren aan DNA-leden en anderen. Ook hier is geen opheldering verstrekt.
Op basis van het bovenstaande mag geconcludeerd worden dat er bitter weinig is veranderd sinds 2012, het jaar waarin de studie is verricht. Het feit dat er een wetsontwerp is voor Openbaarheid van Bestuur, en een Commissievergadering is geweest over de Anti-corruptiewet, is een belangrijke stap in de goede richting. Nu nog de behandeling en de aanname. -

Naar aanleiding van dit artikel vroegen wij aan twee journalisten wat zij zouden onderzoeken als er een WOB zou zijn. Hun bijdrage kunt u hier lezen. 


[1] De Anticorruptiewet (Houdende regels ter preventie en bestrijding van corruptie en nadere wijziging van het Wetboek van Strafrecht (G.B. 1911 no.1, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2012 no 70).

Voor de volledige nieuwsbrief klik hier

woensdag 3 december 2014

Een druk jaar voor de CLAD?

OAS pleit voor meer transparantie


(Afkomstig uit de State of Democracy Nieuwsbrief 2014. Voor de volledige nieuwsbrief, klik hier)


Dit jaar is er door diverse mensen vaker opgeroepen tot onderzoek door de Centrale Lands Accountantsdienst (CLAD), bijvoorbeeld naar vermeende onrechtmatige handelingen door de voormalige Districtscommissaris van Saramacca (nu DC van Coronie), voor Carifesta, het Ministerie van Sport en Jeugdzaken, aanbestedingen en het verstrekken van gunningen bij het Ministerie van Openbare Werken. Op 27 mei gaf de President in de Nationale Assemblee aan dat hij “via de Vice President de CLAD de opdracht heeft gegeven alle boeken na te gaan van minsteries en parastatale instellingen” (Starnieuws 27 mei 2014). Volgens Dagblad Suriname (11 augustust 2014) heeft de Minister van Financiën vervolgens aan de CLAD de opdracht gegeven onderzoek in te stellen op de Ministeries van Financiën, Volksgezondheid en Sociale Zaken. Of de rest van de Ministeries erna nog aan de beurt is gekomen is onduidelijk. Het lijkt er in elk geval op dat de CLAD een heel druk jaar heeft gehad.

Rol van de CLAD
De CLAD is de interne accountant van de overheid[1] en verricht namens de regering accountantscontrole op de ministeries, parastatale bedrijven en overheidsinstituten. De onderzoeken kunnen gedaan worden in opdracht van de Minister van Financiën, maar zij kan ook op eigen initiatief advies geven aan de Minister (Landbesluit van 28 december 1978). De CLAD steunt daarbij op de maatregelen van interne controle die er zijn binnen de ministeries; ze valt qua begroting en organisatie onder beheer van het Ministerie van Financiën, en moet ook jaarlijks rapporteren aan dit Ministerie. De CLAD is één van de organen van de Staat die corruptie moet helpen bestrijden.

Inter-Amerikaans Verdrag
Suriname ratificeerde in 2002 het Inter-Amerikaans Verdrag tegen Corruptie. Als onderdeel van de monitoring van dit verdrag (Mechanism for Follow-Up on the Implementation of the Inter-American Convention against Corruption – MESICIC) wordt elk land om de vier jaar bezocht door vertegenwoordigers van diverse andere verdragspartners (landen).

Suriname was in april 2014 aan de beurt; het rapport van het Monitoringscomité, gepubliceerd in september 2014[2], is opgesteld op basis van informatie die vooraf door de Staat is verzonden, en op basis van presentaties en gesprekken met diverse stakeholders (overheid, civil society, private sector) tijdens het comitébezoek in april 2014.

Het rapport beschrijft de taken, verantwoordelijkheden en functioneren van vier organen van de staat die verantwoordelijk zijn voor het voorkomen, ontdekken, bestraffen en bestrijden van corrupte handelingen: het Hof van Justitie, het Openbaar Ministerie, het Ministerie van Justitie en Politie; en de CLAD.

Capaciteit & processen
Hoewel er op papier een scheiding is tussen de taken van de CLAD, de Rekenkamer en de Interne Controle afdelingen van de Ministeries, constateert het OAS Comité dat deze scheiding in de praktijk niet zo duidelijk is, mede door een gebrek aan gecertificeerde accountants en auditors bij de Rekenkamer. Het gebrek aan wettelijk kader voor de uitvoering van het accountantsberoep, en de verouderde taakomschrijving van de CLAD zijn ook zorgpunten. Aangezien accountants vaker als consultants moeten worden ingehuurd, maakt de OAS zich zorgen over de regelgeving met betrekking tot onder andere belangenverstrengeling en aansprakelijkheid. Tijdens het bezoek van de OAS is ook door de CLAD aangegeven dat het gebrek aan standaardprocedures bij diverse overheidsorganen het moeilijk maakt om betrouwbare en tijdige informatie te verzamelen om zodoende corrupte handelingen te ontdekken.

Rapportage & toegang tot informatie
Het OAS Comité sprak ook haar bezorgdheid uit over het feit dat wanneer de CLAD bewijzen vindt van criminele handelingen, waaronder corruptie, deze uitsluitend worden gerapporteerd aan de Minister van Financiën. De Minister besluit vervolgens of het Openbaar Ministerie al dan niet wordt ingeschakeld. Het Comité heeft aangegeven dat, volgens het Verdrag, controleinstituten als de CLAD verplicht gesteld moeten worden om over dergelijke bewijzen rechtstreeks te rapporteren aan het Openbaar Ministerie.

Ook de communicatie met, en verantwoording aan het publiek moet beter, volgens het Comité. Zo stellen zij voor dat het via de website van de CLAD mogelijk moet zijn om anoniem klachten of bezwaren door te geven die gerelateerd zijn aan het werk van en door de CLAD, en daarnaast ook vermoedens van corrupte handelingen te rapporteren binnen de Overheid en parastatale instellingen die onder controle van de CLAD vallen. Dit moet gepaard gaan met duidelijke en transparante richtlijnen. Verder moeten de jaarverslagen van de CLAD inzichtelijk gemaakt worden via de website van de overheid en/of via andere wegen, zodanig dat de informatie publiekelijk toegankelijk is.

De enige informatie die de CLAD over haar onderzoeken ter beschikking kon stellen aan het OAS Comité, betrof het aantal onderzoeken, audits en adviezen per jaar, met een onderscheid naar overheid en parastatale bedrijven. Daaruit is niet zichtbaar om welke ministeries, afdelingen of bedrijven het gaat, hoeveel audits intern of extern waren, bij hoeveel er corrupte handelingen ontdekt zijn, hoeveel gevallen zijn gerapporteerd, in hoeverre de aanbevelingenworden opgevolgd, en hoeveel gelden als gevolg daarvan zijn teruggevorderd of personen vervolgd.

Mogen wij met de CLAD praten?
PROJEKTA benaderde, voor een artikel in deze nieuwsbrief, de CLAD voor een lijst van onderzoeken gedaan in 2014. Ook wilden we graag weten van de CLAD wat er na het afronden van de diverse onderzoeken is gebeurd met haar bevindingen, en (in haar eigen woorden) wat haar taken en bevoegdheden zijn. Daarnaast wilden we graag weten wat volgens de CLAD de meewerkende en tegenwerkende factoren zijn in haar functioneren.

Voor het verstrekken van de informatie over wat is onderzocht en de follow up daarvan, evenals voor een interview met de CLAD, bleken wij toestemming nodig te hebben van de Minister van Financiën. Wij verstuurden ons verzoek per email (op aanbeveling van het secretariaat van de Minister) op 11 november, waarbij we ook aangaven dat we uiteraard de tekst voor publicatie zouden kunnen voorleggen aan de CLAD- en indien gewenst ook de Minister en, dat wij als deadline voor het artikel 20 november hadden.  Na een aantal pogingen om antwoord op ons schrijven te krijgen, kregen we op 20 november van het secretariaat van de Minister de horen dat het geen zin meer had “want de deadline is verstreken”. Wij stonden op een schriftelijke reactie op onze mail en gaven ook aan dat wij de deadline konden opschuiven- het ging immers om onze eigen nieuwsbrief. Op 21 november ontvingen wij een schriftelijke reactie, dat het Ministerie van Financiën de informatie over gepleegd onderzoek niet kan verstrekken, maar dat die apart bij elk vakministerie aangevraagd moet worden, aangezien die de opdrachtgevers van de CLAD zijn. Het Ministerie van Financiën gaf aan slechts toestemming te kunnen geven voor het verstrekken van een korte beschrijving van de procedures en bevoegdheden door de CLAD.

Wij hadden geen behoefte meer aan dat gesprek, aangezien die informatie ook via andere wegen verkregen kan worden. Wat wel duidelijk is geworden, is dat ook binnen de Overheid men niet helemaal duidelijk lijkt te weten wie de eigenlijke opdrachtgever is van de CLAD en dat de aanbevelingen van de OAS nog steeds niet zijn opgevolgd.-


Voor de volledige nieuwsbrief klik hier


[1]Dit in tegenstelling tot de Rekenkamer van Suriname, die de externe accountant is: de onafhankelijke controleur namens de Nationale Assemblee.
[2]Het rapport en alle ondersteunende documenten zijn openbaar, en te downloaden via http://www.oas.org/juridico/english/sur.htm

dinsdag 26 februari 2013

Toegang tot overheidsinformatie is een mensenrecht


Op vrijdag 22 februari ging Fayaz Sharman, MPA LLB, in de University Guesthouse in op hoe de toegankelijkheid tot overheidsinformatie gepromoot kan worden in Suriname. De discussieavond “Toegang tot overheidsinformatie voor het voetlicht” was de eerste openbare discussie van Projekta voor het jaar 2013.

De spreker opende zijn inleiding met een uiteenzetting van de noodzaak voor een bredere discussie van dit onderwerp in Suriname. In zijn werk als jurist bij de Nationale Assemblee gaf hij aan dagelijks geconfronteerd te worden met verzoekschriften van burgers. Daarin vragen zij vooral om opheldering van overheidsbesluiten, zoals het veranderen van de bestemming van aangevraagde gronden, b.v. grond dat voor een speeltuin was bestemd en vervolgens wordt uitgegeven voor een supermarkt.

Overheidsinformatie heeft echter niet alleen met overheidsbesluiten te maken, maar omvat ook algemene informatie over het beleid en beheer van de Staat, b.v. beleidsmaatregelen, (concept)wetten, en andere informatie die van invloed is of kan zijn op het leven van de burgers. Overheidsinformatie is niet beperkt tot geschreven documenten, maar kan ook foto’s, filmopnames, e.d. bevatten.

De inleider beschreef kort de bestaande nationale wetgeving ter bevordering van burgerparticipatie en van de toegang tot overheidsinformatie, en de internationale verdragen waar Suriname partij bij is. In de internationale verdragen en door internationale rechters is vastgesteld dat toegang tot overheidsinformatie een mensenrecht is, en dat deze nageleefd moet worden. Echter, uit zijn onderzoek bleek dat velen binnen en buiten de overheid zich daar niet van bewust zijn. Ook moet volgens hem de nationale wetgeving aangevuld worden, omdat er nog teveel ruimte voor willekeur bestaat. Verder moet de overheid mechanismen voor transparantie en verantwoording invoeren, dit mede in verband met corruptiebestrijding.

Een ander belangrijk democratische principe is participatie. Hij noemde de rol van NGO’s als belangrijke actor in de democratie bij de bewustwording van de bevolking. Actief burgerschap kwam ook aan de orde: volgens de spreker is actief burgerschap slechts mogelijk als burgers toegang tot betrouwbare en verifieerbare overheidsinformatie hebben.

Om de toegankelijkheid van overheidsinformatie te bevorderen stelt de spreker voor deze te categoriseren naar confidentiële en niet-confidentiële informatie, zodat duidelijk is welke informatie wel en niet opgevraagd kan worden. Ook pleitte hij voor het instellen van een Ombudsinstituut en wettelijke bepalingen voor de afhandeling van verzoekschriften.

Vanuit de zaal zijn er initiatieven genoemd, waaruit blijkt dat er kleine stappen genomen worden om de toegang tot overheidsinformatie te verbeteren. De ondervoorzitter van de Nationale Assemblee noemde de vernieuwde DNA-website als een voorbeeld. Het was echter duidelijk dat er nog een heleboel gedaan moet worden en dat de al bestaande initiatieven nog toegankelijker gemaakt kunnen worden. Het is een lange weg, concludeerde de spreker, maar je moet ergens beginnen.