Posts tonen met het label democracy. Alle posts tonen
Posts tonen met het label democracy. Alle posts tonen

donderdag 1 februari 2018

PROJEKTA ontvangt EU Human Rights Award


EU Ambassadeur Jernej Videtič overhandigt de Certificate of
Appreciation aan Projekta-voorzitter Annette Tjon Sie Fat
De ambassadeur van de EU voor Guyana, Suriname en de Nederlandse overzeese gebieden en territoria, Jernej Videtič, overhandigde op maandag 29 januari een mensenrechten-award aan Projekta-voorzitter Annette Tjon Sie Fat. Deze “Certificate of Appreciation” werd uitgereikt aan Projekta ter gelegenheid van de Internationale Dag van de Rechten van de Mens, als erkenning voor de grote bijdrage van Projekta aan de bevordering van mensenrechten, goed bestuur en gendergelijkheid in Suriname.

Dit was de symbolische overhandiging van de award, die officieel werd uitgereikt in een speciale ceremonie op 8 december 2017 in Guyana. Daar nam Riane de Haas-Bledoegde award in ontvangst namens Projekta. Tijdens de uitreikingsceremonie werd er over het werk van Projekta gezegd dat zij zich in de afgelopen 25 jaar ontwikkeld  heeft tot the forefront of Civil Society in Suriname”. 
In Guyana neemt Riane de Haas-Bledoeg
op 8 december 2017 namens Projekta
de award in ontvangst
Als een organisatie die haar werk baseert op een mensenrechtenbenadering van ontwikkeling, richt het werk van Projekta zich op de interconnectie tussen mensenrechten, democratie en goed bestuur, met een speciale focus op gendergelijkheid en vrouwenrechten. Onder andere door middel van onderzoek, advocacy, en capaciteitsversterking van rechthebbenden en plichtdragers heeft Projekta een goed deel van de civil society in Suriname weten te motiveren en versterken in het promoten van een gezamenlijke mensenrechten-agenda door het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur (BINI) op te richten. BINI is binnen korte tijd uitgegroeid tot het meest zichtbare en productieve netwerk van civil society organisaties en maatschappelijk betrokken individuen in Suriname.  

Projekta heeft mede dankzij financiële ondersteuning via het European Instrument for Democracy and Human Rights (EIDHR), het eerste BINI-Beleidsmonitoringrapport gerealiseerd. Het EIDHR is het thematische instrument ter ondersteuning van civil society projecten over de hele wereld die gericht zijn op de bevordering van mensenrechten en democratie. 

Directie en bestuur van Projekta & EU-vertegenwoordigers
Voor Projekta is de award extra bijzonder omdat zij dit jaar haar 25-jarig bestaan viert. Tevens staat 2018 voor Projekta in het teken van 10 jaar Democratiemaand. Dit zal gevierd worden door het hele jaar door thematische lezingen en discussie-avonden te organiseren, waarbij telkens een ander thema gerelateerd aan mensenrechten en democratie in Suriname besproken zal worden.

Op maandag 29 januari tekenden de EU-ambassadeur Jernej Videtič en Sharda Ganga, de directeur van Projekta, ook het contract voor het project “Hear us Now: Bringing the Voices of Local Communities into the National Dialogue against Domestic and Sexual Violence”. Lees via de volgende link meer over dit project dat ernaar streeft om de betrokkenheid van lokale gemeenschapsorganisaties in tegengaan van seksueel en huiselijk geweld te vergroten.

woensdag 4 november 2015

Voorzitter DNA spreekt vijf jaar later weer tijdens Democratiemaand

Vanavond zal DNA-Voorzitter Jennifer Geerlings-Simons spreken tijdens de openingsavond van de Democratiemaand 2015. Deze avond staat in het teken van ons hoogste volksvertegenwoordigend lichaam: De Nationale Assemblee. Valeenee Wasimin zal de avond openen. Valeenee Wasimin is werkzaam als wetenschappelijk adviseur bij de Nationale Assemblee. Voor haar studie aan het FHR Lim A Po Institute deed zij onderzoek naar quorumproblematiek en andere zaken betreffende volksvertegenwoordigende lichamen. Zij belicht haar bevindingen in een inleiding. In de 3e democratiemaand, in 2010, vertelde de nieuw gekozen Voorzitter van De Nationale Assemblee over de plannen voor modernisering en versterking van onze volksvertegenwoordiging, Nu, vijf jaar later, blikken we, in een vraaggesprek, terug én vooruit: wat ging goed, wat moet anders, en wat zijn de plannen?
Op deze avond presenteert het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur ook haar online database voor nationale beleidsmakers. Op deze centrale (online) plek staan onder andere alle essentiele verdragen, conventies en rapportages, zodat het voor onze volksvertegenwoordig makkelijk wordt om deze te raadplegen. 

Klik hier voor de volledige kalender van de Democratiemaand 2015.

Onderstaand bericht verscheen tijdens de Democratiemaand 2010 op onze blog. 


De dag dat je niet werkt aan democratie, is de dag dat je het verliest


DNA-Voorzitter opent Democratiemaand Projekta
Wat is de rol van het parlement in een gezonde democratie? Hoe zou het parlement moeten functioneren? Wat wordt beoogd met het ingezette capaciteitsversterkingstraject voor parlementariërs?
 Op deze en andere vragen ging Jennifer Simons, voorzitter van de Nationale Assemblee, in tijdens de inleiding die zij op donderdag 4 november hield voor Stichting Projekta, als startactiviteit van de Democratiemaand 2010.
De inleiding werd aan de vooravond van de Divali-viering gehouden, voor een gemengd publiek van parlementariërs, wetenschappers, studenten, journalisten, bedrijfslevenorganisaties, en maatschappelijke organisaties.
In een openhartige en ongedwongen sfeer zette mw. Simons haar visie uiteen. De kern van haar visie voor het parlement, vatte zij samen in de kernwoorden: proactief, zakelijk en deskundig, goed geïnformeerd, gefundeerd debat, goede internationale relaties, strevend naar verbetering en meer verbinding met de samenleving.
Daarna beschreef zij kort de rol en functie van het parlement als hoogste orgaan van de staat, zoals in de Grondwet vastgesteld. Zij beschreef ook de taken en werkwijzen die horen bij deze centrale rol, dat varieert van het behandelen en goedkeuren van MOP, jaarplannen, begrotingen en wetten, tot het verwoorden van wat er leeft in de samenleving, het onderhouden van contacten met regionale organen, tot het vertegenwoordigen van het Surinaams volk internationaal. Zij gaf ook eerlijk toe dat deze taken lang niet allemaal worden uitgevoerd zoals dat zou moeten. Ze gaf aan dat zolang het slechts op papier staat, maar niet leeft en niet wordt uitgevoerd, het niet werkt.

Nee, de Projekta directeur en de DNA voorzitter
hadden niet tevoren hun garderobe besproken.
Zij pleit daarom voor een paradigma verschuiving, waarbij als eerste stap zou moeten gelden dat er eerst bewustzijn moet komen dat een andere werkwijze mogelijk is. Daarna moet de wil er zijn om de werkwijze te veranderen. De parlementariërs hebben de laatste maanden veel tijd en energie geïnvesteerd in het praten met elkaar over deze veranderingen. Volgens mw. Simons is de eerste stap nu al bereikt, en de tweede stap voor een groot deel ook. Het parlement werkt nu aan het uitzetten van die verandering: waar willen zij naar toe, hoe komen ze daar, en wat hebben zij daarvoor nodig. Dit alles moet bijeenkomen in een meerjarenplan voor het Parlement.
Samen met de UNDP, OAS, andere internationale en lokale organisaties en consultants, is intussen een aanvang gemaakt om dit plan uit te werken. Er zijn nieuwe procedures met elkaar afgesproken, b.v. dat de parlementariërs bezoeken brengen aan districten, het voorbereiden van delegaties naar het buitenland, en het rapporteren van diezelfde delegaties bij terugkomst.
In de toekomst wordt het commissiewerk en de relatie met de gemeenschap ook aangepast, waardoor commissievergaderingen vanaf eind volgend jaar in het openbaar zullen worden gehouden. Het parlement wil werken aan eigen mediaproducties, en verspreiden van informatie via internet. Er zal meer deskundigheid worden ingezet om het parlement te ondersteunen, waarbij een belangrijke rol zal worden weggelegd voor maatschappelijke organisaties.
Mw. Simons haalde meermalen in haar inleiding aan dat ook de rol van de media mee moet veranderen: rapporteren over het parlement moet ook meer diepgang krijgen, waarbij niet alleen de conflicten tussen leden, maar ook de successen worden beschreven.
Tijdens de discussie kwamen onderwerpen aan de orde als de duurzaamheid van het ingezette traject, de communicatie met de districten, en de relatie tussen de regering en het parlement.
Een belangrijk deel van de discussie ging ook over de tekortkomingen in het systeem van regionale volksvertegenwoordiging; wat ooit was begonnen als een pilot, werd halsoverkop tot wet gemaakt, terwijl er nog veel politiek-bestuurlijke voorwaarden zijn waaraan moet worden voldaan, zoals het creëren van nieuwe bestuurscentra en -structuren.
Ook de persoonlijke vragen aan de voorzitter van het parlement ontbraken niet. In een eerlijk en open sfeer beantwoordde zij vragen over het vrouw-zijn in de politiek, loyaliteit aan de politieke partij, en het kennen en hanteren van de grenzen aan die loyaliteit.
Projekta blikt zeer tevreden terug op de avond, en ziet deze als een goede start van de Democratiemaand. In de komende paar weken, worden nog zes lezingen en presentaties gehouden, in samenwerking met diverse organisaties zoals de Surinaamse Vereniging van journalisten, de Institute for Public Finance, Tipping Point Training & Consultancy, en het Lim A Po Instituut.

dinsdag 9 december 2014

Zevende Democratiemaand

(Afkomstig uit de State of Democracy Nieuwsbrief 2014. Voor de volledige nieuwsbrief, klik hier)

In 2007 riep de Verenigde Naties 15 september uit tot Internationale Dag van de Democratie. Sinds 2008 worden op deze dag wereldwijd activiteiten uitgevoerd die de (beleving van) democratie moeten bevorderen. PROJEKTA vindt ook dat er meer aandacht moet zijn voor onze democratie, en besloot vanaf dat jaar een Democratiemaand te organiseren. Dit om het begrip democratie in een bredere context te plaatsen, en aandacht te schenken aan de vele facetten daarvan, naast verkiezingen en politieke partijen: democratie als levend goed.

De Democratiemaand is gericht op verschillende doelgroepen, waaronder studenten, het maatschappelijk middenveld, politieke partijen, en beleidsmakers. PROJEKTA benaderde vanaf het begin daarom ook samenwerkingspartners. In de afgelopen zeven jaren hebben wij samengewerkt met onder andere personen en instituten binnen de Universiteit, mediabedrijven, NGO’s, private sector organisaties en bedrijven. Dit jaar wordt de Democratiemaand uitgevoerd met ondersteuning van UNDP Suriname.

Er zijn altijd openbare discussies geweest. De overige activiteiten zijn divers, en variëren van radiospots, discussiecolleges, zelfreflectie quizzes, krantenartikelen en tip sheets tot onderzoeken. In 2009 lanceerden wij deze nieuwsbrief, die al snel veelvuldig werd opgevraagd en geciteerd door studenten, NGO’s, overheid en internationale organisaties. Om de gemeenschap in binnen- en buitenland op de hoogte te houden van onze activiteiten en publicaties, lanceerden wij in 2010 onze blog, en begin 2014 onze facebook pagina.

Sinds 2010 wordt er ook een thema gekoppeld aan de Democratiemaand. De thema’s Accountability (2010), Dialoog (2011), Actieve Burgers (2012) en Samen tegen Corruptie (2013) hebben reeds de revue gepasseerd. Dit jaar stond de Democratiemaand in het teken van de keuzes die gemaakt moeten worden voor de toekomst van ons land. De openbare activiteiten trokken een zeer gemêleerd publiek, en organisaties en individuen zijn enthousiast om met elkaar en met PROJEKTA door te gaan om te praten over onze ontwikkelingskeuzes.

Na zeven jaar Democratiemaand kijken we dan ook tevreden terug: wat ooit begon als brainstormidee is intussen uitgegroeid tot één van de “flagships” van onze organisatie. Dank aan allen die ons steeds hebben ondersteund.

Voor de volledige nieuwsbrief klik hier

Democratiemaand: een Surinaamse creatie

(Afkomstig uit de State of Democracy Nieuwsbrief 2014. Voor de volledige nieuwsbrief, klik hier)

Armstrong Alexis, Deputy Resident Representative, UNDP Suriname
Ik ken het verhaal van het ontstaan van de Democratiemaand. Zeven jaar geleden was er een kleine groep mensen die toegewijd was aan het bevorderen van gelijke rechten, vrijheid, burgerparticipatie en rechtvaardigheid voor iedereen. Zij dachten na over een manier om nationale focus en aandacht te richten op het streven naar een vrije en democratische samenleving. Zeven jaar later heeft men de Democratiemaand niet alleen levend weten te houden, maar ook weten te verheffen. De rest van Suriname, het Caribisch gebied en – voorwaar – de rest van de wereld staan op scherp om te zien wat deze maand zal gebeuren in Suriname.

Het markante van de Democratiemaand is dat het een product van eigen teelt is. Het idee is Surinaams, de vraagstukken die worden besproken zijn relevant voor de bevolking van Suriname, en degenen die hun ervaring en expertise delen zijn ook grotendeels Surinamers.

Suriname is een groeiende democratie, en die groei is bereikt onder moeilijke omstandigheden. Die zou niet mogelijk zijn geweest zonder doorzettingsvermogen en een focus op het vergroten van kansen van burgers.

Terwijl de Staat een zware verantwoordelijkheid heeft in het bevorderen en koesteren van democratie, is het de rol van het maatschappelijk middenveld om de ‘gate keeper’ en het geweten van jullie democratie te zijn. De fundamenten van de democratie, zoals rechtsbescherming, vrijheid van samenkomst en accountability van overheidsfunctionarissen, zullen nog dieper geworteld zijn wanneer jullie [PROJEKTA, de Democracy Unit en andere civil society organisaties, red] de moed er in blijven houden om deze vraagstukken – en nog andere – tot deel van het nationaal discours weten te maken en te houden. Mijn hoop is dat een maand toegewijd aan het vieren van de verworvenheden van democratie in Suriname en het reflecteren op wat nog bereikt moet worden, zal blijven groeien en groeien.-

(Samenvatting van de statement bij de launch van de Democratiemaand – de discussie “Verkiezingscampagnes en verkiezingen als bouwstenen voor democratie” georganiseerd door de Young Democracy Unit en de Democracy Unit. De 7e editie van de Democratiemaand was een samenwerking tussen PROJEKTA, DU, YDU en de UNDP).

Voor de volledige nieuwsbrief klik hier

donderdag 4 december 2014

Verkiezingen: waarom goedkoop als het duur kan?

(Afkomstig uit de State of Democracy Nieuwsbrief 2014. Voor de volledige nieuwsbrief, klik hier)

Bij de launch van de Democratiemaand op 10 november j.l., presenteerde Hans Breeveld enkele simpele feiten die de zaal naar adem deden snakken: de kosten van algemene verkiezingen in een aantal landen. In 1996 kosten algemene verkiezingen in Australie, land van uitgestrekte lege vlakten en zeer verspreide bevolking tussen de U$ 5 en 6 per kiezer (hierbij is inbegrepen de financiering van politieke partijen door de Staat), in Afganistan waar men nog in een halve oorlog verkeerde, kostte de verkiezing per kiezer U$ 15 (daar waren ook de zware investeringen in veiligheid bij inbegrepen). In Suriname kostten de verkiezingen van dat jaar ongeveer US$ 18 per kiezer. Er was bij ons geen oorlog op dat moment. De verkiezingen van volgend jaar zullen de belastingbetaler minimaal srd 85 miljoen in totaal kosten, meer dan een verdubbeling ten opzichte van 2010.

Vanwaar de stijging in kosten, en waarom kosten verkiezingen hier zoveel meer dan in andere landen? “Dat kan ik niet met zekerheid zeggen”, antwoordt Breeveld. Immers, hij heeft geen inzage in de onderliggende stukken van de begroting, maar gaat slechts af op wat er in ‘s lands begroting is opgebracht voor de organisatie van de verkiezingen. Hij kan ook de uitgaven van de vorige verkiezing niet bestuderen om na te gaan waar de grootste kosten zitten, die informatie is niet ter beschikking.
Uiteraard zijn de kosten eigenlijk nog hoger: in dit bedrag zijn wellicht niet de doorlopende salarissen van al de ambtenaren vervat die zich al lange tijd bezig houden met de verkiezingen; deze vallen nog gewoon onder de salariskosten van de Ministeries.

Dan moeten we het gesprek maar over een andere boeg gooien.
In 1991 was hij zowel Minister van Binnenlandse zaken als van Regionale Ontwikkeling, in het tussenkabinet Kraag welke werd aangesteld na de telefooncoup van december 1990. Met de portefeuille van Binnenlandse Zaken kwam natuurlijk de verantwoordelijkheid voor de logistieke organisatie van de verkiezingen van mei dat jaar. Hoe die ervaring was?
Breeveld vertelt dat er een standaard draaiboek en kalender is voor elke verkiezing, en dat de directeur van het Ministerie en de onderdirecteur (in zijn periode respectievelijk dhr. F. Troon en dhr. E. Van der San) daar belast mee zijn. En zij kenden het klappen van de zweep.

In 1991 was daar de additionele complicatie van de nasleep Binnenlandse Oorlog, waar de infrastructuur van het binnenland hevig onder had geleden. Hierdoor was de toegang tot grote delen van het achterland slecht.

Het was echter niet de toegankelijkheid van het binnenland waar Breeveld mee zat, het waren sommige van de, voor hem onbegrijpelijke, organisatorische keuzes. In dit kader verwijst hij naar artikel 157 van de Grondwet, dat o.a. stelt dat de structuur van de organen van de overheidsadministratie zodanig dient te zijn dat bureaucratisme wordt voorkomen. Een specifieke doorn in zijn oog waren daarom de uittreksels van het Bevolkingsregister. Deze zijn niet direct nodig bij verkiezingen, maar wel een bron van irritatie voor alle burgers. Voor elke handeling was er een uittreksel nodig, ook al had je een ID-kaart. Een hoop onnodige bureaucratische rompslomp dus, terwijl het bij wet is vastgelegd dat dit juist voorkomen dient te worden. Toen Breeveld aantrad als Minister zorgde hij dan ook ervoor dat de tirannie van het uittreksel werd doorbroken. Een mooie overwinning.

Maar aan die andere doorn in zijn oog heeft hij niets kunnen doen – de oproepingskaarten.

“Het bezorgen van de oproepingskaarten is een enorme kostenpost”, zegt Breeveld. Immers, elke kaart moet door minstens twee personen worden bezorgd. Als er niemand thuis is om de kaart(en) in ontvangst te nemen, dan moet het team nog een keer terug. Dat kost allemaal geld. Bovendien is de bezorging fraudegevoelig en kunnen partijsentimenten een rol spelen. In een notitie over het nut van oproepingskaarten geeft Bas Ahmadali aan dat het distributiesysteem verschillende fasen heeft gekend: gedurende lange tijd verliep de distributie via de bestuursambtenaren; daarna werd de
distributie toevertrouwd aan een team, bestaande uit de bestuursambtenaar en twee externe colporteurs, voorgedragen door de politieke partijen en behorende tot elkander bestrijdende partijen; en “zeker vanaf de verkiezingen van 2000 zijn de teams samengesteld slechts uit externe colporteurs of zoals OKB ze noemt ‘loyalisten’ van politieke partijen”. Breeveld beaamt dat er verhalen bekend zijn van bezorgers die huizen mijden waar vlaggen wapperen van partijen waar zij niet gecharmeerd van zijn.

Een oproepingskaart kostte in 2005 per kiezer srd 5,60 (srd 181.000 voor aanschaf en productie en bijna srd 1,5 miljoen srd voor distributie). Maar de oproepingskaarten verklaren slechts voor een klein deel de enorme kosten van onze verkiezingen. In Dagblad Suriname (29 juli 2014) geeft Hans Breeveld  aan dat “de verkiezingen in Suriname zo duur zijn omdat er nog teveel zaken handmatig gedaan worden terwijl dit ook machinaal kan. Zijns inziens wordt het handmatig systeem bewust in stand gehouden omdat het een vorm van werkverschaffing creëert die gebruikt wordt voor het zoet houden en faciliteren van mensen en het ‘winnen van zieltjes’.”

Als Minister werd hij geconfronteerd met een zaal vol mensen die stembiljetten met de hand vouwden en stempelden. Of het niet goedkoper was om een machine in te zetten, vroeg hij. Ach, was het lakonieke antwoord, ze moeten toch ook wat verdienen. “Verkiezingen in Suriname zouden als motto kunnen hebben: waarom goedkoop als het duur kan”, vindt Breeveld. 

Wel of geen oproepingskaarten?

In een notitie, geschreven voor de verkiezingen van 2010, geeft Bas Ahmadali een analyse van de plus- en minpunten van oproepingskaarten. Volgens hem kunnen oproepingskaarten aangemerkt worden als een meetinstrument om de juistheid en kwaliteit van de kiezerslijsten te controleren en te volgen.
Onbestelde oproepingskaarten zijn een indicator voor  de kwaliteit van de kiezerslijsten. Maar ook:  “Een oproepingskaart is meer dan een “uitnodiging” en heeft de functie van een “veiligheidscheck” bij de stemprocedure. Deze “veiligheidscheck” dient die garantie te bieden voor een transparante en eerlijke stembusgang. Bij het afschaffen van oproepingskaarten moet men zich dan ook afvragen welk systeem dan er in de plaats als vervanging wordt ingevoerd ter garandering van die transparantie en controle bij de stemprocedure. Bovendien is het de vraag of de juiste toepassing van de identiteitswet (ID-kaart) alsmede de toepassing van het gebruik van de verkiezingsinkt in voldoende mate de vervanging op de controlefunctie van oproepingskaarten kunnen waarborgen.
In dezelfde notitie geeft hij aan dat ook het Onafhankelijk Kiesbureau heeft gewezen op ernstige zwaktes in het distributiesysteem:
a) het systeem zelf waarbij loyalisten van politieke partijen worden ingezet om de kaarten te distribueren, werkt niet
b) elke keer doen zich calamiteiten voor, zoals het weggooien van de kaarten in trenzen
c) de districtscommissariaten zijn niet geschikt om de coördinatie van de distributie op zich te nemen.

Het rapport van de OAS waarnemingsmissie na de verkiezingen van 2010 geeft in deze het advies aan de verkiezingsautoriteiten om de 30.000 namen (van niet bezorgde oproepingskaarten) als ‘inactief’ te noteren in het kiesregister. “Een dergelijke aantekening zou leiden tot een meer accurate kiezerslijst en een preciezer getal van verkiezingsdeelname. Ze moeten uiteraard in het burgerregister worden bijgehouden.”

Bronnen:  

woensdag 3 december 2014

Een druk jaar voor de CLAD?

OAS pleit voor meer transparantie


(Afkomstig uit de State of Democracy Nieuwsbrief 2014. Voor de volledige nieuwsbrief, klik hier)


Dit jaar is er door diverse mensen vaker opgeroepen tot onderzoek door de Centrale Lands Accountantsdienst (CLAD), bijvoorbeeld naar vermeende onrechtmatige handelingen door de voormalige Districtscommissaris van Saramacca (nu DC van Coronie), voor Carifesta, het Ministerie van Sport en Jeugdzaken, aanbestedingen en het verstrekken van gunningen bij het Ministerie van Openbare Werken. Op 27 mei gaf de President in de Nationale Assemblee aan dat hij “via de Vice President de CLAD de opdracht heeft gegeven alle boeken na te gaan van minsteries en parastatale instellingen” (Starnieuws 27 mei 2014). Volgens Dagblad Suriname (11 augustust 2014) heeft de Minister van Financiën vervolgens aan de CLAD de opdracht gegeven onderzoek in te stellen op de Ministeries van Financiën, Volksgezondheid en Sociale Zaken. Of de rest van de Ministeries erna nog aan de beurt is gekomen is onduidelijk. Het lijkt er in elk geval op dat de CLAD een heel druk jaar heeft gehad.

Rol van de CLAD
De CLAD is de interne accountant van de overheid[1] en verricht namens de regering accountantscontrole op de ministeries, parastatale bedrijven en overheidsinstituten. De onderzoeken kunnen gedaan worden in opdracht van de Minister van Financiën, maar zij kan ook op eigen initiatief advies geven aan de Minister (Landbesluit van 28 december 1978). De CLAD steunt daarbij op de maatregelen van interne controle die er zijn binnen de ministeries; ze valt qua begroting en organisatie onder beheer van het Ministerie van Financiën, en moet ook jaarlijks rapporteren aan dit Ministerie. De CLAD is één van de organen van de Staat die corruptie moet helpen bestrijden.

Inter-Amerikaans Verdrag
Suriname ratificeerde in 2002 het Inter-Amerikaans Verdrag tegen Corruptie. Als onderdeel van de monitoring van dit verdrag (Mechanism for Follow-Up on the Implementation of the Inter-American Convention against Corruption – MESICIC) wordt elk land om de vier jaar bezocht door vertegenwoordigers van diverse andere verdragspartners (landen).

Suriname was in april 2014 aan de beurt; het rapport van het Monitoringscomité, gepubliceerd in september 2014[2], is opgesteld op basis van informatie die vooraf door de Staat is verzonden, en op basis van presentaties en gesprekken met diverse stakeholders (overheid, civil society, private sector) tijdens het comitébezoek in april 2014.

Het rapport beschrijft de taken, verantwoordelijkheden en functioneren van vier organen van de staat die verantwoordelijk zijn voor het voorkomen, ontdekken, bestraffen en bestrijden van corrupte handelingen: het Hof van Justitie, het Openbaar Ministerie, het Ministerie van Justitie en Politie; en de CLAD.

Capaciteit & processen
Hoewel er op papier een scheiding is tussen de taken van de CLAD, de Rekenkamer en de Interne Controle afdelingen van de Ministeries, constateert het OAS Comité dat deze scheiding in de praktijk niet zo duidelijk is, mede door een gebrek aan gecertificeerde accountants en auditors bij de Rekenkamer. Het gebrek aan wettelijk kader voor de uitvoering van het accountantsberoep, en de verouderde taakomschrijving van de CLAD zijn ook zorgpunten. Aangezien accountants vaker als consultants moeten worden ingehuurd, maakt de OAS zich zorgen over de regelgeving met betrekking tot onder andere belangenverstrengeling en aansprakelijkheid. Tijdens het bezoek van de OAS is ook door de CLAD aangegeven dat het gebrek aan standaardprocedures bij diverse overheidsorganen het moeilijk maakt om betrouwbare en tijdige informatie te verzamelen om zodoende corrupte handelingen te ontdekken.

Rapportage & toegang tot informatie
Het OAS Comité sprak ook haar bezorgdheid uit over het feit dat wanneer de CLAD bewijzen vindt van criminele handelingen, waaronder corruptie, deze uitsluitend worden gerapporteerd aan de Minister van Financiën. De Minister besluit vervolgens of het Openbaar Ministerie al dan niet wordt ingeschakeld. Het Comité heeft aangegeven dat, volgens het Verdrag, controleinstituten als de CLAD verplicht gesteld moeten worden om over dergelijke bewijzen rechtstreeks te rapporteren aan het Openbaar Ministerie.

Ook de communicatie met, en verantwoording aan het publiek moet beter, volgens het Comité. Zo stellen zij voor dat het via de website van de CLAD mogelijk moet zijn om anoniem klachten of bezwaren door te geven die gerelateerd zijn aan het werk van en door de CLAD, en daarnaast ook vermoedens van corrupte handelingen te rapporteren binnen de Overheid en parastatale instellingen die onder controle van de CLAD vallen. Dit moet gepaard gaan met duidelijke en transparante richtlijnen. Verder moeten de jaarverslagen van de CLAD inzichtelijk gemaakt worden via de website van de overheid en/of via andere wegen, zodanig dat de informatie publiekelijk toegankelijk is.

De enige informatie die de CLAD over haar onderzoeken ter beschikking kon stellen aan het OAS Comité, betrof het aantal onderzoeken, audits en adviezen per jaar, met een onderscheid naar overheid en parastatale bedrijven. Daaruit is niet zichtbaar om welke ministeries, afdelingen of bedrijven het gaat, hoeveel audits intern of extern waren, bij hoeveel er corrupte handelingen ontdekt zijn, hoeveel gevallen zijn gerapporteerd, in hoeverre de aanbevelingenworden opgevolgd, en hoeveel gelden als gevolg daarvan zijn teruggevorderd of personen vervolgd.

Mogen wij met de CLAD praten?
PROJEKTA benaderde, voor een artikel in deze nieuwsbrief, de CLAD voor een lijst van onderzoeken gedaan in 2014. Ook wilden we graag weten van de CLAD wat er na het afronden van de diverse onderzoeken is gebeurd met haar bevindingen, en (in haar eigen woorden) wat haar taken en bevoegdheden zijn. Daarnaast wilden we graag weten wat volgens de CLAD de meewerkende en tegenwerkende factoren zijn in haar functioneren.

Voor het verstrekken van de informatie over wat is onderzocht en de follow up daarvan, evenals voor een interview met de CLAD, bleken wij toestemming nodig te hebben van de Minister van Financiën. Wij verstuurden ons verzoek per email (op aanbeveling van het secretariaat van de Minister) op 11 november, waarbij we ook aangaven dat we uiteraard de tekst voor publicatie zouden kunnen voorleggen aan de CLAD- en indien gewenst ook de Minister en, dat wij als deadline voor het artikel 20 november hadden.  Na een aantal pogingen om antwoord op ons schrijven te krijgen, kregen we op 20 november van het secretariaat van de Minister de horen dat het geen zin meer had “want de deadline is verstreken”. Wij stonden op een schriftelijke reactie op onze mail en gaven ook aan dat wij de deadline konden opschuiven- het ging immers om onze eigen nieuwsbrief. Op 21 november ontvingen wij een schriftelijke reactie, dat het Ministerie van Financiën de informatie over gepleegd onderzoek niet kan verstrekken, maar dat die apart bij elk vakministerie aangevraagd moet worden, aangezien die de opdrachtgevers van de CLAD zijn. Het Ministerie van Financiën gaf aan slechts toestemming te kunnen geven voor het verstrekken van een korte beschrijving van de procedures en bevoegdheden door de CLAD.

Wij hadden geen behoefte meer aan dat gesprek, aangezien die informatie ook via andere wegen verkregen kan worden. Wat wel duidelijk is geworden, is dat ook binnen de Overheid men niet helemaal duidelijk lijkt te weten wie de eigenlijke opdrachtgever is van de CLAD en dat de aanbevelingen van de OAS nog steeds niet zijn opgevolgd.-


Voor de volledige nieuwsbrief klik hier


[1]Dit in tegenstelling tot de Rekenkamer van Suriname, die de externe accountant is: de onafhankelijke controleur namens de Nationale Assemblee.
[2]Het rapport en alle ondersteunende documenten zijn openbaar, en te downloaden via http://www.oas.org/juridico/english/sur.htm

zondag 30 november 2014

10 JAAR JEUGDPARLEMENT- feestje?

(Afkomstig uit de State of Democracy Nieuwsbrief 2014. Voor de volledige nieuwsbrief, klik hier)


Het is dit jaar tien jaar geleden dat het Nationaal Jeugdparlement bij staatsbesluit is ingesteld. Reden voor een feestje dus. Of toch niet? Volgens het staatsbesluit is het doel van het NJP om het recht op participatie van de jeugd op bestuurlijk niveau tot uiting en volle beleving te brengen, waardoor het jeugdbeleid gericht en doelmatig wordt. Projekta ging in gesprek met oudvoorzitters en -ondervoorzitters van de cohorten van 2004, 2007 en 2010 om na te gaan hoe de afgelopen tien jaar invulling gegeven is aan dat doel.

Het formuleren van beleidsadviezen
Alle oud-jeugdparlementariërs noemen de district- en nationale congressen als belangrijkste bron van input voor het doen van voorstellen over het jongerenbeleid en als gestructureerd overlegmoment met de doelgroep. Jongeren maken bij de congressen de problemen die zij ervaren kenbaar. Bij de congressen in de beginperiode van het parlement werden dezelfde thema’s in alle districten besproken, maar in 2010 besloot de leiding van het NJP per district de thema’s vast te stellen. Het NJP is helaas niet in staat geweest elk jaar de congressen te organiseren, omdat de kosten voor de congressen niet worden opgenomen op de nationale begroting. Dit is volgens de voormalig NJP’ers een indicatie dat er geen prioriteit geven wordt aan het overleg met jeugdigen.

Een andere belemmering is het uitblijven van het wederom instellen van de Jeugd Advies Raad. Zonder de begeleiding van de raad zijn jeugdparlementariërs op zichzelf aangewezen bij de verwerking van adviezen aan de regering. Gebrek aan ervaring bij het formuleren van adviezen kan ervoor zorgen dat de stem van de jongeren ongehoord blijft.

Het NJP als consultatieorgaan
De afgelopen tien jaar is er onvoldoende invulling gegeven aan het NJP als consultatieorgaan. Volgens de voormalige leden zijn de geringe overlegmomenten van de afgelopen jaren veelal op initiatief van het NJP geweest, en dat na lang aandringen. Voor de doelgroep betekent dit dat er geen invloed kan worden uitgeoefend op geplande beleidsmaatregelen. Een beleidsmaatregel waarbij wel om input van het NJP is gevraagd, is de wet Kinderopvanginstellingen. Het voorstel van een van de oud-leden om in de vaste commissies van De Nationale Assemblee ook leden van het NJP op te nemen is nog niet van de grond gekomen.

Optreden als jeugdvertegenwoordigers
Door de jaren heen hebben de NJP-leden zitting genomen in verschillende stuurgroepen en deelgenomen aan verschillende nationale en internationale seminars en workshops, en uitwisselingsprogramma’s met andere jeugdparlementen. Zij worden ook uitgenodigd voor de jaarrede van de president en de begrotingsbehandelingen in de Nationale Assemblee.
Het gaat nog steeds om activiteiten die door volwassen geïnitieerd zijn, waarbij de jongeren slechts een adviserende rol hebben. Bij de vergaderingen in het parlement heeft de jeugdvertegenwoordiging slechts de rol van toehoorder. Op de participatieladder (zie kader) wordt deze vorm van participatie “decoratie” genoemd.

Moeizame beklimming van de ladder


Na tien jaar NJP in Suriname zitten zij voor wat daadwerkelijke jeugdparticipatie betreft op een van de laagste tredes van de participatieladder: kinderen of jeugdigen lijken een stem te hebben, maar hebben totaal geen invloed. Schijnparticipatie dus.

Waarom de veranderingen toch nog niet van de grond komen, is volgens een van de oud-leden te wijten aan de politieke invloed binnen het NJP. Deze zorgt nog voor teveel interne verdeeldheid. Nog vers in het geheugen staat de petitie die bij de laatst gehouden verkiezingen door zestien kandidaat jeugdparlementariërs bij de Kiescommissie is ingediend. De kandidaat jeugdparlementariërs beschuldigden de organisatie van de verkiezingen van o.a. het maken van propaganda voor de zogeheten “Action Youth” groep, die tot een der coalitiepartijen zou behoren (Starnieuws, 14 & 19 december 2013).

Zolang dit verschijnsel voortduurt, zal het NJP de participatieladder niet verder kunnen beklimmen. En het is na tien jaar wel tijd dat het NJP het voortouw neemt en proactiever gaat lobbyen bij beleidmakers voor meer inspraak van jongeren. Reden voor een feestje? Nog lang niet.