donderdag 4 december 2014

Zoveel “kwesties”: overheidsinformatie nog steeds weinig toegankelijk

(Afkomstig uit de State of Democracy Nieuwsbrief 2014. Voor de volledige nieuwsbrief, klik hier)

Hoe het er in Suriname voor staat met openheid van overheidsinformatie, was het onderwerp van een onderzoek dat Fayaz Sharman deed. Hij rondde in 2012 hiermee succesvol zijn studie ‘Master in Public Administration’ af. Voor de nieuwsbrief keek hij opnieuw naar de stand van zaken.

Achtergrond
Zowel in het Verdrag voor Burger en Politieke Rechten (BUPO-verdrag) als in het Amerikaans Verdrag voor de Rechten van de Mens (AVRM) is benadrukt dat het recht op toegang tot overheidsinformatie essentieel is voor de uitoefening van andere mensenrechten, waaronder het recht op vrije meningsuiting. Suriname heeft deze internationale verdragen getekend, waardoor het land ook zichzelf verplicht om de bepalingen van de verdragen uit te voeren. Onvoldoende toegang tot overheidsinformatie kan gemakkelijk leiden tot wantrouwen onder het volk. Overheden maken informatie tegenwoordig daarom steeds toegankelijker voor het publiek, omdat zij beseffen dat zij met goed bestuur ‘overheidsziektes’ zoals corruptie kunnen bestrijden.

Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB)
Onderzoek over de hele wereld heeft aangetoond dat het Recht op Informatie het beste te verankeren is in een wet. Een wet, zoals de voorgestelde Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB), zorgt ervoor dat de burgerij inzage heeft in het overheidshandelen en daardoor effectief en efficiënt kan deelnemen aan overheidsbesluitvorming, en de overheid ter verantwoording kan roepen (waakhond-functie). Een uitgangspunt bij het recht op informatie is dat overheidsinformatie in principe altijd openbaar behoort te zijn, tenzij in de WOB zelf of andere wetgeving is vastgelegd dat de gevraagde informatie ongeschikt is om openbaar te maken, bijvoorbeeld in verband met de privacy van burgers of de nationale veiligheid.

Een WOB verplicht bestuursorganen in de eerste plaats om zelf informatie te verstrekken bij de uitvoering van hun taken, door bijvoorbeeld jaarrapporten ter beschikking te stellen, zodat burgers zelf een onderbouwd oordeel kunnen vellen over onder andere de uitvoering van beleidsmaatregelen. Ook regelt de WOB de ‘reactieve informatievoorziening’: burgers moeten informatie kunnen opvragen en krijgen zonder al te veel hordes.

Wetgeving Suriname
De regering van Suriname heeft in haar ontwikkelingsplan 2012-2016 benadrukt waarom zij de transparantie over het regeersysteem zal vergroten. In artikel 158 van de Grondwet van Suriname staat namelijk: ‘een ieder heeft het recht om door de organen van de overheidsadministratie geïnformeerd te worden over de voortgang in de behandeling van zaken waar hij direct belang bij heeft en omtrent eindbeslissingen, met betrekking tot hem genomen’.

In Artikel 157, sectie 3, is aangegeven dat de overheid middels zogeheten uitvoeringswetten de administratieve procedures moet regelen voor toegang tot informatie en deelname aan besluitvorming. Deze wetten zijn helaas nog niet tot stand gekomen.

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft wel een wetsontwerp voor een WOB gemaakt. Dat ontwerp ligt nu (in november 2014) bij de Staatsraad ter behandeling, en moet daarna nog haar weg naar De Nationale Assemblée vinden. Dit volgens informatie van dhr. J. Joemanbaks, wetgevingsjurist op het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Een andere zeer belangrijke wet, die ook deels de toegang tot informatie regelt, is de Anticorruptiewet. Er is hiervoor een wetsontwerp ingediend bij De Assemblée op 24 januari 2014[1], maar deze is nog niet behandeld in een openbare vergadering. Op 12 maart 2014 is het wetsontwerp wel besproken in Commissieverband. Anticorruptie wetgeving is een van de mechanismen om transparantie (openbaarheid) en accountability te helpen waarborgen. Door deze wet kan men dus strafbaar gesteld worden bij het "nalaten" van het nemen van maatregelen ter waarborging van de transparantie en accountability.
De Surinaamse wetgeving is dus nog inadequaat wat dit aspect betreft, en moet worden hervormd.

Behoefte aan informatie
Ik heb tijdens mijn onderzoek in 2012 diverse groepen geïnterviewd die te maken hebben met de toegang tot overheidsinformatie, zoals assembleeleden, overheidsfunctionarissen van verschillende ministeries, NGO’s en ook de Surinaamse Vereniging van Journalisten. Zij vonden allemaal dat in elk geval de volgende categorieën van informatie door de overheid openbaar gemaakt moeten worden:
  1. Financiële stukken van overheidsdepartementen, staatsbedrijven, overeenkomsten over openbare werken, informatie over domeingronden, en andere administratieve procedures van overheidsbesluiten.
  2. Openbare aanbestedingen voor de bouw van infrastructuur zoals wegen, bruggen en gebouwen.
  3. Verduidelijking van overheidsbesluiten, vooral die een directe invloed hebben op het dagelijks leven van het publiek.
  4. Overheidssalarissen, inclusief die van de rechterlijke macht, de regeringsleden en de salarissen in door de Staat gesubsidieerde entiteiten (staatsbedrijven, parastatalen, raden, autoriteiten en commissies).
  5. Verlenen van overheidsdiensten, zoals vergunningen, concessies, domeingronduitgiften, subsidies, leningen, toewijzing van buitenlandse grants (financieel/materieel), regelen van afzetmarkten van ambassades en participatie van regeerders in stichtingen en NV’s.
In november 2014 sprak ik opnieuw met enkele leden van het Parlement. Geconcludeerd kan worden dat er nog veel teveel ‘geheimzinnigheid’ bestaat over zaken die het dagelijkse leven van burgers beïnvloeden. Zo werd steeds weer benadrukt dat de overheid bijvoorbeeld geen informatie uit zichzelf publiceert, ook niet tijdig reageert of helemaal niet ingaat op vragen om informatie van het publiek.

Een WOB was voor deze DNA-leden een goed hulpmiddel geweest bij diverse zaken die de afgelopen jaren hebben gespeeld. In een gesprek met dhr. Carl Breeveld (DNA-lid) zijn de voorbeelden genoemd van ex-onderminister van Regionale Ontwikkeling, Mahender Gopie, die 86.000 hectaren aan houtkapconcessies zou hebben gehad, en van de ex-Minister van Openbare Werken, Ramon Abrahams, die onder vuur kwam te staan na vermoedelijk onderhandse gunningen en dure verbouwingen op het Ministerie. Bij deze twee zaken is er na hun aftreden geen onderzoek ingesteld noch heeft het publiek openheid van zaken gekregen. In het algemeen komt er ook geen onderzoek – laat staan een opgave van vermogen – van onder andere ontslagen ministers en directeuren van staatsbedrijven.

Andere concrete cases die werden genoemd in het gesprek zijn:
  • Kwestie van de aankoop van gepansterde auto’s door het Kabinet van de President. De gevraagde opheldering over onder andere de prijs is nooit gegeven.
  • Kwestie van de aanleg van een spoorbaan tussen Paramaribo en Para. Breeveld geeft aan dat prijzen zijn opgesteld zonder het Parlement van tevoren te raadplegen, terwijl het Parlement het recht heeft dit te weten.
  • Kwestie van de ex-EBS Directeur Kenneth Vaseur. Daarbij werd informatie over onder andere het arbeidsconflict in het bedrijf gevraagd, maar nooit aangeleverd.
  • Kwestie van het inkopen van voeding voor de naschoolse opvang, waarbij keukens zouden toebehoren aan DNA-leden en anderen. Ook hier is geen opheldering verstrekt.
Op basis van het bovenstaande mag geconcludeerd worden dat er bitter weinig is veranderd sinds 2012, het jaar waarin de studie is verricht. Het feit dat er een wetsontwerp is voor Openbaarheid van Bestuur, en een Commissievergadering is geweest over de Anti-corruptiewet, is een belangrijke stap in de goede richting. Nu nog de behandeling en de aanname. -

Naar aanleiding van dit artikel vroegen wij aan twee journalisten wat zij zouden onderzoeken als er een WOB zou zijn. Hun bijdrage kunt u hier lezen. 


[1] De Anticorruptiewet (Houdende regels ter preventie en bestrijding van corruptie en nadere wijziging van het Wetboek van Strafrecht (G.B. 1911 no.1, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2012 no 70).

Voor de volledige nieuwsbrief klik hier

Geen opmerkingen:

Een reactie posten