vrijdag 25 december 2015

Jongeren Sophia’s Lust in onderhandeling met ministeries

“Ik schrijf alles op, zodat ik bewijs heb”, aldus Sedrick van 16 jaar. Zo jong als ze zijn, en totaal nieuw in het onderhandelen met beleidsmakers, toch kennen deze jongeren het principe van accountability al zeer goed. Alles wat hen beloofd is door dienstverleners en beleidsmakers tijdens de Rondetafel bijeenkomst van afgelopen zaterdag 28 november, hebben zij vastgelegd. Op deze manier kunnen zij de volwassenen wijzen op hun beloftes en hen verplichten deze na te komen.

Met deze Rondetafel bijeenkomst maakte PROJEKTA de cirkel rond. Een jaar geleden begonnen wij te werken op Sophia’s Lust. De eerste sessie (in de vorm van een filmavond) vond plaats in de kerk ‘God’s Rivier’ op het project. Hier werd ook de laatste bijeenkomst, de Rondetafel dus, georganiseerd.  

Tijdens de Rondetafel komen jongeren, lokale en nationale dienstverleners en beleidsmakers van diverse ministeries bij elkaar, om oplossingen te vinden voor problemen die het leven van jongeren betreffen. Sophia’s Lust is de tweede pilot-locatie van het programma Working together for Adolescent Development in Suriname”. Dit programma is participatief. Dat wil zeggen: de jongeren en alle mensen die met jongeren te maken hebben, moeten zelf kunnen zeggen wat ze nodig hebben, en hoe er met ze moet worden omgegaan. Ze moeten ook zelf in de gaten houden of iedereen zijn werk goed doet en zijn afspraken nakomt. Dit wordt ‘monitoring’ genoemd.

Participanten waren onder andere mensen werkzaam op de ministeries van ‘Transport, Communicatie en Toerisme’, ‘Onderwijs, Wetenschap en Cultuur’ en ‘Sport- en Jeugdzaken’. UNICEF was ook aanwezig, want zij ondersteunt dit programma dat PROJEKTA in opdracht van de Presidentiële Werkgroep voor Integraal Kinder- en Jeugdbeleid uitvoert.

Sophia’s Lust versus Moengo
De eerste pilot-locatie was Moengo, daar begon PROJEKTA in 2014 met dit programma. Toen PROJEKTA begin dit jaar begon te werken op Sophia’s Lust, kwamen wij er al gauw achter dat het alles behalve hetzelfde was als Moengo. Belangrijke verschillen bleken dat er minder sprake is van een ‘gemeenschapsgevoel’, er zijn minder lokale dienstverleners, de aanwezige dienstverleners wonen niet allemaal in het gebied, er zijn geen jongerenorganisaties, er wordt minder gebruik gemaakt van e-mail en zowel de jongeren als volwassenen zijn slechter telefonisch bereikbaar.

Net als in Moengo bleek het een uitdaging om de jongeren aan ons te binden. Van diegenen die we tijdens de eerste meeting ontmoetten, bleven er enkelen komen. Rondlopen op het project en met voorbijgaande jongeren te kletsen bleek een effectievere aanpak om jongeren te enthousiasmeren voor trainingen. Naast het versterken van de kennis en capaciteiten van de jongeren, wilde PROJEKTA er tijdens de trainingssessies achter komen wat de belangrijkste problemen van de jongeren zijn en welke oplossingen zij zelf graag zien.

Het resultaat van deze dag is het Actieplan Jongeren Sophia’s Lust. Hierin staat de geplande acties op het gebied van geweld en drugs (Recht op Veiligheid); vroege schoolverlaters en gebrek aan vaktrainingen (Recht op Onderwijs); tienerzwangerschappen (Recht op Gezondheid); en onvoldoende mogelijkheid tot sportieve en culturele activiteiten (Recht op Recreatie).
Het gehele Actieplan kunt u hier bekijken.

Een week later vond ook de Rondetafel van Moengo plaats. Lees hier het verslag van deze bijeenkomst.

Lees in de volgende blogartikelen meer over de activiteiten die PROJEKTA met de jongeren van Sophia’s Lust ondernam:

maandag 21 december 2015

Jongeren in Moengo onderhandelen over hun toekomst

Nieuwe schoolboeken, sporttrainers voor naschoolse activiteiten, toegang voor een ieder tot het zwembad dat staat op het (Suralco) Stafdorp, een mediatheek, meer voorlichting over veilige seks, meer politiesurveillance, en een schoolbus zonder gaten in de vloer en in het dak zodat “we niet met paraplu’s hoeven te zitten als het regent”.

Op zaterdag 5 december gingen jongeren van Moengo over deze en andere wensen in onderhandeling met lokale en nationale dienstverleners: mensen, organisaties en instanties die werken voor en met jongeren. Onder de aanwezigen waren afgevaardigden van de ministeries van ‘Binnenlandse Zaken’, ‘Onderwijs, Wetenschap en Cultuur’, ‘Regionale Ontwikkeling’ en ‘Sport- en Jeugdzaken’. UNICEF was ook aanwezig, want zij ondersteunt dit programma dat PROJEKTA in opdracht van de Presidentiële Werkgroep voor Integraal Kinder- en Jeugdbeleid uitvoert.

Het programma is participatief. Dat wil zeggen: de jongeren en alle mensen die met jongeren te maken hebben, moeten zelf kunnen zeggen wat ze nodig hebben, en hoe er met ze moet worden omgegaan. Ze moeten ook zelf in de gaten houden of iedereen zijn werk goed doet en zijn afspraken nakomt. Dit in de gaten houden heet “monitoring”.

De “onderhandeling” van 5 december heette een Rondetafel en werd gehouden in de Recreatiehal bij het Moengo Stadion. Anderhalf jaar geleden vond hier ook de eerste Rondetafel bijeenkomst plaats. Destijds was de hal afgeladen met jongeren en volwassenen van Moengo. Het resultaat was een enorme wensenlijst waarvan lang niet alles realiseerbaar (b)leek te zijn. Ditmaal nodigden wij alleen de jongeren en lokale dienstverleners uit die het afgelopen jaar met ons gewerkt hebben. De trainingen die wij het heel jaar door verzorgden, hebben duidelijk hun vruchten afgeworpen. De jongeren wisten goed onder woorden te brengen waar zij behoefte aan hebben. Ondanks dat het spannend en wat onwennig blijft om als gelijkwaardigen met volwassenen in gesprek te gaan, beviel dit zowel de jongeren als de aanwezigen erg goed. De lokale dienstverleners hebben “hun” jongeren het afgelopen anderhalf jaar zien groeien. De nationale dienstverleners waren onder de indruk van de mondigheid van deze jongeren. PROJEKTA is uiteraard erg trots.

De uitkomst van de Rondetafel bijeenkomst is het Actieplan Moengo Jongeren 2016.
De volgende problemen bleken ook dit jaar nog het belangrijkst om aan te pakken: geweld en drugs; vroege schoolverlaters en gebrek aan vaktrainingen; tienerzwangerschappen; en onvoldoende mogelijkheid tot sport, cultuur en andere vormen van recreatie.
Dat betekent dat jongeren niet volop gebruik kunnen maken van respectievelijk de volgende rechten: recht op veiligheid; recht op onderwijs; recht op gezondheid; en recht op recreatie (waaronder sport en cultuur).

Bent u benieuwd welke wensen de jongeren hebben en welke beloftes de lokale en nationale dienstverleners hebben gemaakt, leest u dan hier het volledige Actieplan.

Naast het Actieplan 2016 is er nog een belangrijk document opgesteld in samenwerking met de jongeren en volwassenen van Moengo: een rapportage van de monitoring van het Actieplan 2014/2015. In deze rapportage staat of, door wie en hoe de acties van het eerste Actieplan zijn uitgevoerd. Ook staan hier de uitgevoerde activiteiten in welke op de Moengo Kalenders stonden en de projecten die door UNICEF financieel worden ondersteund, met behulp van PROJEKTA zijn opgesteld, onder begeleiding van de PAS worden uitgevoerd.
In totaal zijn er de afgelopen periode 59 activiteiten voor jongeren in Moengo gerealiseerd. U kunt hier het volledige rapport lezen.

Wilt u meer lezen over de activiteiten en trainingen die PROJEKTA heeft gegeven in Moengo, lees dan de volgende artikelen:


dinsdag 1 december 2015

Basistraining Publiciteit


Culturele en sportactiviteiten dragen bij aan het vormen van assertieve, proactieve en creatieve mensen. Meer bekendheid over de activiteiten van buurt– sport en cultuurorganisaties zal de aandacht trekken van o.a. beleidsmakers. Deze verhoogde aandacht kan erin resulteren dat er meer geïnvesteerd wordt in sport- en cultuuractiviteiten. Hierdoor kunnen steeds meer jongeren het recht op sport en cultuur beleven.

Om organisaties de tools aan te reiken om meer bekendheid te geven aan de activiteiten van de organisatie organiseren wij de basistraining Publiciteit. Leer hoe je persberichten, krantenadvertenties en teksten voor radiospotjes kunt schrijven. Maar ook hoe je social media optimaal kunt inzetten voor meer bekendheid van je organisatie. De training wordt verzorgd door Spang Makandra.

Wie mogen meedoen?
Personen verbonden aan buurt- , jongeren-, sport en/of
culturele organisaties.

Waar en Wanneer is het?
Zaterdag 12 december, 9.00u– 17.00u, Universiteits Computer Centrum, 
Anton de Kom Universiteit.

Wat kost het?
Deelname aan de training kost SRD 20 per persoon.

De training gaat door bij een minimaal aantal van 15 personen.
Er is een beperkt aantal plaatsen beschikbaar.
Als er meer aanmeldingen zijn, vindt er een selectie plaats.

Interesse voor deelname?
Klik hier voor het registratieformulier.
De aanmelding sluit op dinsdag 8 december.


Onafhankelijk orgaan nodig voor transparantie m.b.t. de inkomsten uit onze natuurlijke hulpbronnen

Dit zei minister Regillio Dodson van het ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen op donderdag 19 november tijdens de vierde activiteit van Projekta in het kader van de 8e Democratiemaand. Hier een samenvatting van deze activiteit.

Het is een gegeven dat er in landen die beschikken over natuurlijke hulpbronnen, armoede is onder grote delen van hun bevolking. Dit is ook in Suriname het geval. Deze armoede wordt in de meeste landen veroorzaakt door onder andere slechte economische planning, slecht management van de inkomsten uit deze sector en corruptie. Dit fenomeen wordt de resource curse genoemd. Betere processen en transparantie werden door de sprekers als mogelijke oplossingen aangedragen.

De eerste spreker was Roger Hosein, econoom en senior docent en onderzoeker aan de University of the West Indies op Trinidad. Hosein gaf de aanwezigen inzicht in hoe de resource curse zich in Trinidad en Tobago heeft gemanifesteerd. De inkomsten uit de natuurlijke hulpbronnen (gas en aardolie) stegen, maar deze zijn niet op de juiste wijze geïnvesteerd en er is ook niet gespaard.
Vanuit zijn ervaring in Trinidad en Tobago waarschuwde hij voor het op grote schaal, verhogen van subsidies. ‘Dit maakt mensen lui, met als gevolg een verlaging van de productiviteit’. Volgens Hosein moet de verleiding om zaken zoals educatie zonder restricties beschikbaar te stellen aan een ieder, weerstaan worden. In Trinidad en Tobago waar dit het geval is geweest, is de plank totaal misgeslagen, omdat bij evaluatie is gebleken dat deze subsidie niet de behoeftige mensen tegemoet kwam, maar stedelingen en de rijken. Ook de neiging om ongebreidelde toezeggingen voor loonsverhogingen tedoen, is een potentiële valkuil. Deze lonen kunnen vaak op lang termijn niet gehandhaafd worden. Loonsverhogingen zorgen ook voor een verhoogd consumptiepatroon. “Consumptiepatronen zijn heel moeilijk om terug te draaien”, was de kritische noot van Hosein.

Verlaging van de werkgelegenheid en productie in de agrarische en manufacturen sector en verhoging van werkgelegenheid in de service sector (die geen inkomsten in vreemde valuta opbrengt), is iets om voor te waken.

Na de uiteenzetting van de resource curse en de valkuilen die zich kunnen voordoen was het tijd om na te gaan wat er gedaan zou kunnen worden om de corruptie die gepaard gaat met inkomsten uit natuurlijke bronnen, tegen te gaan. Victor Hart ging in op hoe de EITI hier een oplossing in brengt. Hart is is een bekende voorvechter van transparantie en goed bestuur, en is al 5 jaar voorzitter van de Tripartite Stuurgroep die belast is met de uitvoering van de EITI (Extractive Industries Transpanercy Initiative) in Trinidad.

De EITI is een wereldwijd initiatief dat in 49 landen in de wereld bestaat. Doordat overheden in landen die lid zijn van de EITI een verplichting hebben om te publiceren hoeveel belasting overdrachten zij hebben ontvangen van de multinationals die opereren in hun land en de bedrijven ook de verplichting hebben te publiceren hoeveel zijn aan belastingen hebben afgedragen aan de staat, ontstaat er transparantie. Een onafhankelijke accountant vergelijkt de rapportages om na te gaan of er verschillen zijn. Bij eventuele verschillen wordt onderzoek ingesteld. In Trinidad en Tobago zijn naar aanleiding van de bevindingen van zo een onderzoek zelfs personen berecht.

In dit systeem overziet een onafhankelijke Multi- stakeholder commissie het geheel. Zij publiceren, in begrijpelijke taal, de inkomsten uit de sector. Volgens Hart is het mooie van dit systeem dat informatie die vroeger als confidentieel (alleen voor de overheid bestemd) werd beschouwd nu toegankelijk is voor een ieder. ‘Men [de overheid] is er bewust van geworden dat de natuurlijke hulpbronnen van de burgers zijn, dus zij moeten inzage hebben’, aldus Hart. Deze bewustwording is echter pas op gang gekomen toen het maatschappelijk middenveld dit tot een punt van discussie maakte en het eiste. Dus, ook voor civil socety in Suriname is een taak weggelegd om bij de overheid aandringen dat zij het lidmaatschap aan de EITI moeten aanvragen. Maar waarom zou de overheid dit moeten doen?

Volgens Hart trekt het voldoen aan best practices, zoals de EITI-richtlijnen, internationale investeringen aan. Verder wordt corruptie verminderd en krijgt het land meer inkomsten uit de sector omdat de mazen in het systeem worden gedicht.

De derde spreker was Conrad Enill, deskundige op het gebied van energie-aangelegenheden en internationale financiering, en gewezen Minister van Financiën en Minister van Energie op Trinidad & Tobago.
Enill gaf in zijn bijdrage het perspectief van een politicus aan, en stelde dat – anders dan dhr. Hosein en andere economen het graag zien – politici de inkomsten uit de sector het liefst re-distribueren onder het volk. ‘Het volk vraagt een heleboel tijdens de verkiezingen en de enige manier om aan de macht te komen, is als je ze dat belooft. Als ze je hebben gekozen, verwachten ze dat je dat waarmaakt. Dat doe je dan ondanks het misschien niet economisch verantwoord is, want anders wordt je niet meer gekozen’. Het volk moet dus realistischere eisen stellen.

Volgens Enill kan de EITI de minister helpen om vragen over corruptie bij ontvangen belastingafdrachten, te beantwoorden, onderbouwd door data. De informatie verkregen uit de EITI rapporten geeft een land inzicht over waar ze staan. Weten waar je staat en weten waar je naar toe wil als land en met de sector maakt onderhandelen met multinationals makkelijker. Verder krijgt een land internationale goedkeuring als het voldoet aan een bepaalde standaard.

Enill plaatste de kritische noot voor beleidsmakers. ‘Terwijl je het geld verdient, moet je een discipline opbrengen om je productiviteit te blijven vergroten en je competetive edge te behouden. Je moet sparen en investeren in infrastructuur (kapitale investeringen)’.

Minister Dodson, die na de presentaties van de 3 sprekers ook een bijdrage deed, gaf aan het eens te zijn met het gepresenteerde. Zeker vanuit zijn achtergrond als econoom onderschreef hij het bestaan van de aangehaalde valkuilen. Hij gaf verder aan het belangrijk te vinden in Suriname een EITI te hebben en zich er sterk voor te zullen maken. Hij geeft aan het maatschappelijk middenveld, waarvan Projekta een deel is, te zien als een partner in het proces van het opzetten van de EITI.
Tijdens de vragen- en discussieronde is naar aanleiding van een vraag ook duidelijkheid gekomen in wat tot de extractive industries behoort. Behalve mineralen, behoren de visserijsector, de bosbouw, maar ook water tot de natuurlijke hulpbronnen. Het EITI proces kan dus op al deze sectoren van toepassing zijn.

Ook de bezorgdheid over het gebrek aan richtlijnen voor de individuelen en kleine bedrijven die opereren in de sector is ter sprake gekomen. De grote multinationals zijn gebonden aan vastgestelde regels, dus dat is niet zo een zorgpunt werd gesteld vanuit de zaal, maar de individuen en de kleine bedrijven houden zich niet aan standaarden. En daar moeten wij ons eigenlijk zorgen over maken. ‘Multinationals zijn toch corrupt ondanks hun strikte reguleringen. Je kan er niet op vertrouwen dat de companies eerlijk zijn. Wij moeten erop toezien dat ze zich houden aan de regels’ reageerde dhr. Enill. Minister Dodson gaf aan dat er plannen zijn om de capaciteiten van de kleine bedrijven te versterken, om hun ownership in dit proces te ontwikkelen. Daarnaast zullen onder ander een environmental management entiteit en health, safety and security richtlijnen ontwikkeld moeten worden.

Met de vraag over hoe in Trinidad en Tobago ervoor gewaakt wordt dat de Multi-stakeholder commissie in het EITI proces onafhankelijk is en blijft, werd het formele deel van de avond afgesloten.

Het antwoord: “De commissie bestaat uit evenveel vertegenwoordigers van de overheid, de private sector en zeer actieve maatschappelijke organisaties. De maatschappelijke organisaties zijn de waakhonden van het proces”. 

donderdag 26 november 2015

Regeringsverklaring, mysterieuze zaken, transparantie, de State of our Democracy Nieuwsbrief 2015!

Op 23 november sloten we de 8ste Democratiemaand af. En ook dit jaar werd toen de State of our Democracy Nieuwsbrief gelanceerd - alweer de 6e editie!

In deze nieuwsbrief kijken we terug op een aantal facetten van onze democratie, en van democratie in het algemeen.

Een tijdlijn over de communicatie rond de financieel-economische situatie maakt gebrek aan transparantie en rekenschap pijnlijk duidelijk, de zoektocht naar een visie in de Regeringsverklaring kostte enige moeite, maar leverde onverwachts resultaat. Een facebook-oproep leverde een lange lijst van mysterieuze zaken waar burgers graag klaarheid in zouden willen - de nood aan een Wet Openbaarheid van Bestuur wordt hiermee gedemonstreerd. Maar waar zou zo een wet aan moeten voldoen? Suriname kreeg een stevige to-do lijst van de mensenrechtencommissie en een paar stevige tikken op de vingers; we zetten die te doenlijst op een rijtje. Verder ook aandacht voor de beleving van LGBT rechten en de aanstaande verkiezingen in de Kamer van Koophandel en Fabrieken. En nog zoveel meer!

Lees de nieuwsbrief hier.

zaterdag 21 november 2015

dWT: Dodson voorstander transparantie mijnbouwinkomsten

Door: Ivan Cairo

Roger Hosein (UWI). Foto: Stefano Tull
Het is in het belang van de overheid en de burgerij dat er transparantie komt over de inkomsten van het land uit mijnbouwactiviteiten. Suriname zou zich daarom moeten aansluiten bij het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI). Minister Regilio Dodson van Natuurlijke Hulpbronnen loopt hier warm voor.
Dit onafhankelijke orgaan ziet erop toe dat bedrijven de juiste afdrachten plegen aan overheden. Ook wordt erop toegezien dat de overheden correct registreren en naar het publiek rapporteren wat er van de maatschappijen is ontvangen. Dat kwam donderdagavond in het Courtyard by Marriott naar voren tijdens een lezing van Stichting Projekta.

Na verschillende presentaties van een delegatie uit Trinidad en Tobago zei de bewindsman zich ervoor te zullen inzetten dat Suriname lid wordt van EITI. In zijn presentatie ging de econoom Roger Hosein in op de problemen waarmee Trinidad geconfronteerd werd toen de olie- en gasinkomsten binnenstroomden. Behalve dat er sprake was van grootschalige verspilling van middelen door de overheid, was er ook veel ruimte voor corruptie. Hosein merkte op dat door de hoge inkomsten uit de olie- en gasindustrie veel onevenwichtigheden zijn ontstaan in de Trinidadiaanse economie.

Ex-minister van Natuurlijke Hulpbronnen en Financiën van Trinidad Conrad Enil gaf aan dat hij aanvankelijk geen voorstander was van de toetreding van het land tot EITI. Hij vond het onacceptabel dat belastinginformatie van bedrijven openbaar werd. Uiteindelijk ging hij overstag nadat duidelijk bleek welke voordelen het land zou hebben.

Reagerend op de presentaties zei minister Dodson dat Suriname zowel politiek als economisch voordeel zal hebben als lid. Het lidmaatschap zal ervoor zorgen dat de bedrijven die hier opereren, zich houden aan de door de overheid vastgestelde regels. Ook zal het ervoor zorgen dat de staat krijgt wat haar toekomt. De bewindsman legde uit dat er nu initiatieven worden ondernomen om betrokkenen in de kleinschalige goudsector zover te krijgen dat ze als bedrijf opereren. "We willen geen stichtingen. Ze moeten NV's worden", zei Dodson.

Bron: De Ware Tijd, 21 november 2015

vrijdag 20 november 2015

Afsluiting 8e democratiemaand:“Naar effectieve participatie in besluitvorming”










Op maandagavond 23 november aanstaande, organiseren Projekta en het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur, de laatste activiteit in het kader van de 8ste Democratiemaand.

Er is een steeds luidere roep vanuit de gemeenschap is, om op een zinvolle, effectieve manier betrokken te zijn en blijven bij het formuleren, uitvoeren en monitoren van beleid. In de moderne ontwikkelingsbenadering zijn substantiële participatie, ownership en zeggenschap van mensen in besluiten die hun leven bepalen, als basisprincipes erkent en vastgelegd. Het Burgerinitiatief presenteert een model voor structureel nationaal overleg (voor planning), en een pad (proces) naar een breed gedragen nationale ontwikkelingsvisie.


“Naar effectieve participatie in besluitvorming”’
Datum: maandag 23 november, 2015
Tijd: 19.00u (inloop vanaf 18.30u)
Plaats: Ballroom Lalla Rookh, Geb. 2
De toegang is vrij!

We presenteren die avond ook de 6e State of Democracy Nieuwsbrief.

Natuurlijk hopen we dat u samen met ons deze 8ste Democratiemaand komt afsluiten!


Het Burgerinitiatief is een collectief van maatschappelijke organisaties en individuele burgers die pleiten voor een inclusieve ontwikkelingsagenda, waarbij de principes van een mensenrechtenbenadering van ontwikkeling centraal staan. Deze principes omvatten o.a. participatie en inclusiviteit, non-discriminatie en gelijkheid, rekenschap en rechtsstaat. De benadering gaat uit van de universaliteit, onvervreemdbaarheid, ondeelbaarheid en interrelatie van mensenrechten. Zonder goed bestuur is het onmogelijk dat burgers hun rechten kunnen beleven. Het Burgerinitiatief is ontstaan op initiatief van Stichting PROJEKTA.

Democratiemaand 2015 wordt georganiseerd in het kader van het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur. Voor meer informatie over het Burgerinitiatief, ga naar www.facebook.com/BurgerinitiatiefSR. Wilt u onze beleidsprioriteiten teruglezen? Klik dan hier: http://projekta-suriname.blogspot.com/2015/05/burgerinitiatief-wij-zijn-burgers-van.html

donderdag 19 november 2015

ICT: een wondermiddel voor democratie en transparantie?

Jongeren en ICT in participatieve, democratische processen – deel 2

In het vorige bericht is verslag gedaan over het eerste gedeelte van de paneldiscussie ‘Jongeren en ICT in participatieve, democratische processen’, die in het kader van de achtste Democratiemaand is georganiseerd door Projeka in samenwerking met de Global shapers Paramaribo. Global Shapers Paramaribo is een jongerenorganisatie die onderdeel is van een wereldwijd netwerk: de Global Shapers Community. Het is een initiatief van de World Economic Forum (WEF) met als doel om jongeren te helpen om zichzelf beter te organiseren, zodat ze een betere impact kunnen hebben in de samenleving. Jongeren waren voor het WEF de missing link in (hun) besluitvormingsprocessen. Dit is waarom zij op deze manier jongeren stimuleren en de mogelijkheid bieden om hierin te participeren.


ICT-onderwijs verplichten
De tweede stelling was ‘ICT-onderwijs moet verplicht worden op scholen en voor overheidsdienaren, zodat participatie in democratische processen wordt gestimuleerd’.

Agatha Castillo (Global Shapers Paramaribo) regeerde als eerste panellid op deze stelling. Zij gaf aan dat ICT-onderwijs belangrijk is, maar zij was er niet zo zeker van dat ICT-onderwijs perse de participatie in democratische processen zal stimuleren. “Mensen moeten juist bijgebracht worden dat zijn moeten participeren, ze moeten weten wat democratie is en wat dat inhoud, wat hun rechten en plichten zijn. En als ze dat weten, kunnen zij ICT gebruiken om hier inhoud aan te geven”. Derrick Boldewijn (JCI) was het eens met Agatha en voegde eraan toe hoe kwalijk het is dat er in het huidig onderwijs geen aandacht besteed wordt aan participatie en democratische processen.

Eugenio Bruce (Caricom Youth Ambassadors Programme) en Clayton Hiwat (Young Democracy Unit) richtten zich meer op de positieve aspecten van toegang hebben en gebruik maken van ICT in het onderwijs en in de overheidssector. Agatha kwam in met de vraag “Hoe helpt het het democratisch proces, dat je het kind een computer geeft, maar het kind niet zijn mening mag geven in de klas? Zo help je de democratie niet.” Op de vraag van de moderator, Ananta Khemradj, of het voorgenomen Onderwijsplatform hier een bijdrage in zou kunnen brengen, omdat middels dit platform ouders via het internet inzage kunnen krijgen in de prestaties van hun kinderen en makkelijke in contact kunnen zijn met de leerkracht, waren de mannen erover eens dat dit positief zou bijdragen aan het democratiseringsproces, omdat de transparantie en de bereikbaarheid vergroot zou worden. Agatha stelde echter dat totdat de leermethoden gemoderniseerd worden, dit initiatief niet zou bijdragen aan het democratiseringsproces. “Ouders kunnen middels het platform op de hoogte zijn van prestaties, maar niet zien hoe er les wordt gegeven. Zolang de leerkracht de baas is in de klas, zal dat niet bijdragen aan de democratiseringsprocessen. Om dit te bereiken moet de pedagogische bagage van de leerkrachten bijgeschaafd en gemoderniseerd worden”, hield ze vol.

Vanuit het publiek werd benadrukt dat er verschillende invullingen kunnen zijn van ICT-onderwijs. Allereerst zou er op scholen moeten worden onderwezen in ‘mediawijsheid’. Bij mediawijsheid gaat het met name om het aanleren van vaardigheden en een kritische blik naar de manier en (met name) de inhoud van berichtgeving op social media, maar zeker op via de “traditionele” media. Daarnaast bestaat er de technische kant van ICT-onderwijs: het aanleren van vaardigheden om moderne communicatie technologie te kunnen gebruiken. Een derde manier waarop ICT onderwijs potentieel verrijkt, is dat het voor kinderen het leren leuker kan maken. Echter, alleen onderwijs in mediawijsheid zal bijdragen aan vergrote democratisering en participatie.

Een van de aanwezigen gaf aan dat jongeren voor het leren participeren in een democratisch systeem zich niet tot ICT moeten richten, maar binnen organisaties zoals Global Shapers Paramaribo en JCI moeten participeren. Want, zo zei hij: “Daar heb ik geleerd om te participeren en mijn mening te geven”.

ICT maakt wetgeving overbodig
De derde stelling was: ‘Moderne communicatie technologieën verminderen de noodzaak van het creëren van transparantie via wetgeving en daarmee de mogelijkheid om machthebbers verantwoordelijk te houden’.

Volgens Clayton zal gebruik van moderne communicatie technologieën de noodzaak van wetgeving op transparantie niet verminderen. De Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) is nodig, daar veranderen de aanwezigheid van  moderne communicatie technologieën niets aan. Transparantie moet bij wet verplicht zijn. Ook Derrick deelde deze mening. “ Je kan iemand niet ter verantwoording roepen via moderne technologie. Je kan iets ter sprake brengen, aar je kan de persoon niet dwingen tot aftreden”. En toch, kwam de moderator in, voelt men zich sneller onder druk gezet als je naam wordt genoemd via social media in een kleine gemeenschap als Suriname. Derrick vond dat dat afhangt van hoe principieel de persoon over wie het gaat is. “In Suriname lijkt een slecht imago op social media niet tot aftreden”.
De enige manier om wetten zoals de WOB en de Anti-corruptiewet te krijgen, is als burgers zaken eisen en andere zaken afstraffen, zegt Derrick. “Wie het kruis heeft zegent immers zichzelf. Nergens is het gebeurd dat de leiders zichzelf aan banden hebben gelegd. Burgers moeten afstappen van het idee dat politici halve goden zijn en dus bang zijn om iets te zeggen”. Agatha staat hier volledig achter. “ Er moet via wetgeving gereist worden dat dingen gebeuren. Moderne communicatie zal daar niet toe leiden”. Volgens Eugenio kan moderne media wel de noodzaak versterken, doordat er druk wordt gezet op beleidsmakers.

Concluderend kan worden gesteld dat ICT een middel kan zijn om zaken controleerbaar te maken en transparantie te vergroten, maar er is wetgeving nodig die dat verplicht stelt en regelt. Vanuit de zaal werd aangegeven dat: “Transparantie nooit te veel kan zijn. Moderne communicatie technologie zorgt voor druk, maar de beleidsmakers hebben nog steeds de vrijheid om het te doen zoals ze willen”.

Jongerenorganisaties als wipplank voor politieke carriere
Tijdens de discussie werd er meerdere malen afgeweken van de stellingen. Zo werden de aanwezige panelleden ook uitgedaagd kritisch naar hun eigen organisaties te kijken, want het democratisch functioneren en de slagvaardigheid van jongerenorganisaties in Suriname is twijfelachtig.

Clayton haalde aan dat er in het verleden een studentenvakbond bestond en dat het voornemen er is om deze weer leven in te blazen. De vraag die hierop volgde was haast vanzelfsprekend. Waarom bestaat de (oude) studentenvakbond niet meer? Het antwoord: “Het is opgehouden te bestaan, omdat jongeren de organisatie hebben gebruikt als wipplank voor hun verdere politieke carrière. Je ziet dat ook bij het Jeugdparlement”. Het zaad was geplant voor de discussie.

Volgens Clayton is het ambiëren van een politieke carrière niet het probleem. Het probleem ligt het erin dat “je een organisatie opricht met een doel en halverwege je doel stap je over en dat is funest voor de organisatie. Voor Eugenio (als Caricom Jeugdambassadeur onderdeel van het Nationaal Jeugdinstituut) is hier niets mee aan de hand. “We zijn jonge leiders, goede leiders. Als je die capaciteiten bezit moet je doorgaan. In de politiek gaan is de logische volgende stap. Als je halverwege stopt, moet je ervoor zorgen dat je je legacy achter laat. Het werk moet door anderen opgepakt kunnen worden.” Men kan en mag potentie zien in een jongere en hem/haar rekruteren voor de politiek. Derrick, President van JCI, was ook van mening dat er in principe niets mis is ermee dat jongeren in de politiek stappen. Wat echter gebeurt is “dat wanneer wij in de jongerenorganisaties zitten we aangeven dat wij het anders willen doen, maar wanneer we overstappen [naar de “echte” politiek] komt de innovatie niet. We vervallen in het oude”.

Deze wetenschap bracht ons bij de vraag: “Hoe kunnen wij voorkomen dat jongere organisaties kweekvijvers worden van politieke organisaties. Zodat je geen pop wordt van een zestigjarige voorzitter”. Volgens Clayton hangt het van de aard van het individu af. Agatha erkende dat het een uitdaging is om jeugdige leiders in hun volwassen leiderschap ferm te laten blijven staan in hun standpunt van werken voor het maatschappelijk belang. “We moeten onze systemen waterdicht maken, zodat vervallen haast onmogelijk is”.  Derrick voegde eraan toe dat verkeerde stappen van jongeren af gestraft moeten worden, zodat duidelijk wordt dat bepaald gedrag niet geaccepteerd wordt.

Vanuit Projekta werd opgemerkt hoezeer leiderschap wordt afgebakend tot louter het politieke en er geen ruimte over blijft voor leiderschap in de maatschappij. Verandering breng je niet alleen via de politiek, maar ook middels het creëren van counterbalans. Vanuit de zaal werd dit punt ondersteunt. Er zijn genoeg jongeren die talent hebben om op een andere manier hun bijdragen te leveren,aar Surinamers geloven dat de politiek alles bepaalt. Volgens Derrick zouden er meer initiatieven als deze moeten zijn om mensen maar zeker jongeren hiervan bewust te maken. “Je kan hen leren dat politiek niet de enige weg is”. In dit proces van democratisering hebben wij allen een belangrijke rol te vervullen. 

dinsdag 17 november 2015

SRHR Life Skills Trainingsweekend


Culturele en sportactiviteiten dragen bij aan het vormen van assertieve, proactieve en creatieve mensen. Coaches en trainers spelen hierbij een belangrijke rol. Door het regelmatig contact met de jongeren hebben coaches of trainers de mogelijkheid bij te dragen aan de ontwikkeling van life skills bij jongeren.

We organiseren wederom een trainingsweekend voor life skills overdracht. Het thema van dit trainingsweekend is Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten. De nadruk wordt gelegd op gezonde relaties, zelfvertrouwen, grenzen aangeven keuzes maken en gender. Leer hoe je deze onderwerpen bespreekbaar kan maken in je eigen buurt-, sport– en culturele activiteiten.

Wie mogen meedoen?
Coaches of Trainers van buurt- , jongeren-, sport en/of
culturele organisaties.

Waar en Wanneer is het?
Zaterdag 28 en Zondag 29 november, Conferentiezaal Colakreek.

We hebben nog een paar slaapplekken beschikbaar – je kunt eventueel ook overnachten in een hangmat, of ervoor kiezen met je eigen vervoer te komen.

Wat kost het?
Deelname voor het hele weekend kost SRD 35 per persoon.

Interesse voor deelname?
Klik hier voor het registratieformulier of vul het in via onze blog:
www.projekta-suriname.blogspot.com.
De aanmelding sluit op maandag 23 november.


Zorgen social media voor een verarming van het politiek debat?

Jongeren en ICT in participatieve, democratische processen – deel 1

“Wat versta jij onder democratie?” was de vraag waarmee de derde van de vijf openbare activiteiten van de Democratiemaand 2015 begon. “Meer dan alleen stemmen”, “transparantie van processen”, “participatie van burgers in beleid”, “beleidsmakers ter verantwoording kunnen roepen”, “beleving van mensenrechten”, “gelijkheid”, zijn allemaal genoemd in dit kader. De diversiteit aan antwoorden benadrukt het bestaan van verschillende interpretaties van het begrip ‘democratie’.

Na de quorumkwestie in DNA als kick-off van de Democratiemaand-activiteiten en de daarop volgende paneldiscussie over het incorporeren van de Sustainable Development Goals (SDG’s) in het nationaal beleid, waren vrijdagavond jongeren en ICT aan de beurt. Vier panelleden afkomstig van vier jongerenorganisaties discussieerden aan de hand van drie stellingen met elkaar en de overige aanwezigen. Doortastende vragen van de moderator Ananta Khemradj, en discussiepunten en vragen geponeerd door het publiek, dat voor het grootste deel uit jongeren bestond, kenmerkten de avond.

Divers panel
Agatha Castillio (29 jaar) is camerajournalist bij The Back Lot/ 10 minuten Jeugdjournaal. Daarvoor was zij journalist bij DWT. Zij participeerde aan dit panel in de hoedanigheid van lid van de Global Shapers Paramaribo. Voor Agatha betekent democratie participatie van burgers en je mening kunnen uiten.

Derrick Boldewijn (31 jaar) is de president van JCI Paramaribo en mede-oprichter van de Young Democracy Unit. Hij is verder ondernemer, zijn bedrijf geeft onder andere advies over het gebruik van social media. Een belangrijk kenmerk van een democratie is volgens Derrick een proces dat burgers in staat stelt zich ten volle te kunnen ontplooien.

Eugenio Bruce (23 jaar) is een van de twee nieuw gekozen Caricom Jeugd Ambassadeurs van Suriname, verbonden aan het Nationaal Jongeren Instituut. Hij is derdejaars ICT-student aan het Polytechnisch College (PTC). Voor Eugenio houdt democratie niet alleen in dat de burgers hun stem moeten kunnen laten horen. Wat voor hem het democratisch gehalte bepaalt, is wat er met die stem van de burgers wordt gedaan.

Clayton Hiwat (33 jaar) is vierdejaarsstudent Journalistiek. Hij is de secretaris van de Young Democracy Unit. Ook heeft hij zijn hoger kader vakbondsopleiding afgerond. Voor Clayton is democratie “een proces waarin burgers in staat zijn hun mening te geven over zaken waarmee zij zitten”. Deze zaken moeten meegenomen worden in het beleid.

Mening uiten
De eerste stelling van de avond was: social media, als onderdeel van ICT, zorgen voor de verarming van het politiek debat. Alvorens in te gaan op de stelling gaf Derrick aan dat politiek debat voor hem inhield “de discussies over politieke processen en de standpunten van politici of politieke partijen”. Volgens Derrick zou je op basis van de reikwijdte (hoeveel mensen je bereikt met social media) en de frequentie (hoe veel en hoe vaak debatten gevoerd worden op social media) kunnen stellen dat social media een verrijking is van het politiek debat. Toch vindt hij dat “juist omdat een ieder zijn mening zonder consequenties kan ventileren op social media, de inhoud van het politiek debat verarmt”.

Agatha deelde deze mening niet. Zij vond dat social media absoluut een verrijking is. “ICT maakt veel deuren open. Het maakt het makkelijker, goedkoper en bereikbaarder”. Zij valt niet over de kritiek dat mensen ongegronde beschuldigingen kunnen poneren via social media zonder consequenties. “Het voordeel van ICT is dat iedereen zijn mening mag uiten, als het waar is of niet. Politici kunnen dat dan ook [via social media] rechttrekken.” Volgens Agatha moeten we leren dat een mening geven normaal en OK is. In haar dagelijks leven merkt ze dat mensen bang zijn dat te doen.

Op de vraag of de discussie op social media wel invloed heeft op politici, zegt Eugenio, “ja”. Hij geeft aan dat discussies via social media meerdere malen discussies in DNA hebben doen opstarten. Over de stelling dat social media een verarming van het politiek debat zouden kunnen zijn zei Eugenio het volgende “Social media verarmt niet, het is een brug tussen burgers en de mensen die het beleid maken”.

Ook Clayton vond dat er geen sprake was van een verarming maar juist een verrijking.. “Ook voor politici is het handig. Als zij door de drukte zaken missen, kunnen ze deze alsnog via social media volgen”.

Niveau gebruikers bepaalt het debat
Voor Derrick bleef het feit dat mensen gewoon dingen kunnen zeggen op social media, toch een probleem vormt voor de inhoud van het debat. “Het niveau van het debat hangt af van het niveau van de mensen die debatteren”, zegt hij. “Burgers mogen hun mening geven”, vindt Agatha. “Democratie is erachter komen wat mensen denken”. De inhoud van de discussie heb je nooit in de hand. Derrick sprak zijn twijfel uit over haar bewering dat politici zaken via social media kunnen rechtzetten. “De ervaring is dat politici niet altijd eerlijk zijn. Als je op een politicus wacht om duidelijkheid te brengen, dan zijn we nog verder van huis”. Agatha erkent dat transparantie en eerlijkheid van politici naar burgers toe over het ter discussie staande onderwerp belangrijk is, maar zegt ze: “burgers moeten dat eisen”.

De boosdoener in deze is volgens Derrick niet ICT, maar de mensen zelf. “Ze moeten zich gaan verdiepen in de materie, social media is een middel, niet het doel van het debat”. Volgens Eugenio en Clayton kan je het niveau van de burgers niet bepalen. Desondanks deelde Eugenio Derrick’s bezorgdheid over de invloed welke het niveau van de participanten in het debat op social media kan hebben op de inhoud van het debat, enigszins. Clayton daarentegen vroeg zich af wat niveau is. “Je mening mag je ventileren, hoe krom of scheef de mening is.. Anders creëer je een barrière voor de man van de straat”.

A-sociale media
Uit de zaal kwamen ook vragen met betrekking tot de keuze voor het ene medium boven het andere. In Suriname schijnt Facebook toch meer gebruikt te worden dan bijvoorbeeld Twitter. Volgens Agatha is een van de redenen hiervoor dat het aantal tekens die je mag gebruiken op Twitter beperkt is. Zou dat komen omdat wij, Surinamers, meer woorden nodig hebben om onze mening te ventileren, vroeg de moderator zich hardop af. Deze retorische vraag zorgde voor gegniffel onder het publiek. Uiteraard is de herkenbaarheid lachwekkend, echter neemt dit niet weg dat het ontbreken van de vaardigheid om kort en duidelijk je mening te geven een gemis is binnen het politiek debat in het algemeen.

Vanuit de zaal kwam de vraag of sociale media de emotionele betrokkenheid van burgers vermindert, want vaak leidt de discussie toch niet tot actie. Clayton was niet van mening dat dat het geval is, want de discussie wordt ook na het verlaten van social media face-to-face verder gevoerd. Later op de avond kwam dit vraagstuk wederom aan de orde toen iemand vroeg: “Denken jullie dat social media mensen juist actiever of passiever maakt in hun participatie? Waar ze vroeger op straat zouden gaan om te protesteren houden ze het nu bij een post op Facebook”.
Clayton vond dat de actieve participatie in de zin van protesteren afhangt van de tijdsgeest, hoe hard de schoen knelt en of iemand het initiatief neemt om een beweging op touw te zetten en men mensen oproept om te protesteren. In deze gevallen zouden mensen wel overgaan tot actie. Volgens Derrick heeft social media niet zoveel invloed: “Doorgaans zijn Surinamers naar mijn gevoel altijd passief geweest. We kijken naar wie gaat eerst. Het ligt dus niet aan social media. We zijn van nature geen assertief volk. Social media heeft ons misschien ook nog a-sociaal gemaakt”.


Houdt onze blog in de gaten voor het verslag van de twee volgende stellingen.