Dit zei
minister Regillio Dodson van het ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen op donderdag
19 november tijdens de vierde activiteit van Projekta in het kader van de 8e
Democratiemaand. Hier een samenvatting van deze activiteit.
Het is
een gegeven dat er in landen die beschikken over natuurlijke hulpbronnen,
armoede is onder grote delen van hun bevolking. Dit is ook in Suriname het
geval. Deze armoede wordt in de meeste landen veroorzaakt door onder andere slechte
economische planning, slecht management van de inkomsten uit deze sector en
corruptie. Dit fenomeen wordt de resource
curse genoemd. Betere processen en transparantie werden door de sprekers
als mogelijke oplossingen aangedragen.
De eerste spreker
was Roger Hosein, econoom en senior docent en onderzoeker aan de University of
the West Indies op Trinidad. Hosein
gaf de aanwezigen inzicht in hoe de resource
curse zich in Trinidad en Tobago heeft gemanifesteerd. De inkomsten uit de
natuurlijke hulpbronnen (gas en aardolie) stegen, maar deze zijn niet op de
juiste wijze geïnvesteerd en er is ook niet gespaard.
Vanuit
zijn ervaring in Trinidad en Tobago waarschuwde hij voor het op grote schaal,
verhogen van subsidies. ‘Dit maakt mensen lui, met als gevolg een verlaging van
de productiviteit’. Volgens Hosein moet de verleiding om zaken zoals educatie
zonder restricties beschikbaar te stellen aan een ieder, weerstaan worden. In
Trinidad en Tobago waar dit het geval is geweest, is de plank totaal
misgeslagen, omdat bij evaluatie is gebleken dat deze subsidie niet de
behoeftige mensen tegemoet kwam, maar stedelingen en de rijken. Ook de neiging
om ongebreidelde toezeggingen voor loonsverhogingen tedoen, is een potentiële
valkuil. Deze lonen kunnen vaak op lang termijn niet gehandhaafd worden.
Loonsverhogingen zorgen ook voor een verhoogd consumptiepatroon. “Consumptiepatronen
zijn heel moeilijk om terug te draaien”, was de kritische noot van Hosein.
Verlaging
van de werkgelegenheid en productie in de agrarische en manufacturen sector en verhoging
van werkgelegenheid in de service sector (die geen inkomsten in vreemde valuta
opbrengt), is iets om voor te waken.
Na de uiteenzetting van de resource curse en de valkuilen die zich
kunnen voordoen was het tijd om na te gaan wat er gedaan zou kunnen worden om
de corruptie die gepaard gaat met inkomsten uit natuurlijke bronnen, tegen te
gaan. Victor Hart ging in op hoe de EITI hier een oplossing in brengt. Hart is is een bekende voorvechter van transparantie en goed
bestuur, en is al 5 jaar voorzitter van de Tripartite Stuurgroep die belast is
met de uitvoering van de EITI (Extractive
Industries Transpanercy Initiative) in Trinidad.
De EITI
is een wereldwijd initiatief dat in 49 landen in de wereld bestaat. Doordat overheden
in landen die lid zijn van de EITI een verplichting hebben om te publiceren
hoeveel belasting overdrachten zij hebben ontvangen van de multinationals die
opereren in hun land en de bedrijven ook de verplichting hebben te publiceren
hoeveel zijn aan belastingen hebben afgedragen aan de staat, ontstaat er
transparantie. Een onafhankelijke accountant vergelijkt de rapportages om na te
gaan of er verschillen zijn. Bij eventuele verschillen wordt onderzoek
ingesteld. In Trinidad en Tobago zijn naar aanleiding van de bevindingen van zo
een onderzoek zelfs personen berecht.
In dit
systeem overziet een onafhankelijke Multi- stakeholder commissie het geheel.
Zij publiceren, in begrijpelijke taal, de inkomsten uit de sector. Volgens Hart
is het mooie van dit systeem dat informatie die vroeger als confidentieel (alleen
voor de overheid bestemd) werd beschouwd nu toegankelijk is voor een ieder. ‘Men
[de overheid] is er bewust van geworden dat de natuurlijke hulpbronnen van de
burgers zijn, dus zij moeten inzage hebben’, aldus Hart. Deze bewustwording is
echter pas op gang gekomen toen het maatschappelijk middenveld dit tot een punt
van discussie maakte en het eiste. Dus, ook voor civil socety in Suriname is een taak weggelegd om bij de overheid
aandringen dat zij het lidmaatschap aan de EITI moeten aanvragen. Maar waarom
zou de overheid dit moeten doen?
Volgens
Hart trekt het voldoen aan best practices,
zoals de EITI-richtlijnen, internationale investeringen aan. Verder wordt
corruptie verminderd en krijgt het land meer inkomsten uit de sector omdat de
mazen in het systeem worden gedicht.
De derde spreker was Conrad Enill, deskundige op
het gebied van energie-aangelegenheden en internationale financiering, en
gewezen Minister van Financiën en Minister van Energie op Trinidad & Tobago.
Enill gaf in zijn bijdrage het perspectief van een politicus aan, en stelde dat –
anders dan dhr. Hosein en andere economen het graag zien – politici de
inkomsten uit de sector het liefst re-distribueren onder het volk. ‘Het volk
vraagt een heleboel tijdens de verkiezingen en de enige manier om aan de macht
te komen, is als je ze dat belooft. Als ze je hebben gekozen, verwachten ze dat
je dat waarmaakt. Dat doe je dan ondanks het misschien niet economisch
verantwoord is, want anders wordt je niet meer gekozen’. Het volk moet dus
realistischere eisen stellen.
Volgens
Enill kan de EITI de minister helpen om vragen over corruptie bij ontvangen belastingafdrachten,
te beantwoorden, onderbouwd door data. De informatie verkregen uit de EITI
rapporten geeft een land inzicht over waar ze staan. Weten waar je staat en
weten waar je naar toe wil als land en met de sector maakt onderhandelen met
multinationals makkelijker. Verder krijgt een land internationale goedkeuring als
het voldoet aan een bepaalde standaard.
Enill
plaatste de kritische noot voor beleidsmakers. ‘Terwijl je het geld verdient,
moet je een discipline opbrengen om je productiviteit te blijven vergroten en
je competetive edge te behouden. Je
moet sparen en investeren in infrastructuur (kapitale investeringen)’.
Minister
Dodson, die na de presentaties van de 3 sprekers ook een bijdrage deed, gaf aan
het eens te zijn met het gepresenteerde. Zeker vanuit zijn achtergrond als
econoom onderschreef hij het bestaan van de aangehaalde valkuilen. Hij gaf
verder aan het belangrijk te vinden in Suriname een EITI te hebben en zich er
sterk voor te zullen maken. Hij geeft aan het maatschappelijk middenveld,
waarvan Projekta een deel is, te zien als een partner in het proces van het
opzetten van de EITI.
Tijdens
de vragen- en discussieronde is naar aanleiding van een vraag ook duidelijkheid
gekomen in wat tot de extractive industries behoort. Behalve mineralen, behoren
de visserijsector, de bosbouw, maar ook water tot de natuurlijke hulpbronnen.
Het EITI proces kan dus op al deze sectoren van toepassing zijn.
Ook de
bezorgdheid over het gebrek aan richtlijnen voor de individuelen en kleine
bedrijven die opereren in de sector is ter sprake gekomen. De grote
multinationals zijn gebonden aan vastgestelde regels, dus dat is niet zo een
zorgpunt werd gesteld vanuit de zaal, maar de individuen en de kleine bedrijven
houden zich niet aan standaarden. En daar moeten wij ons eigenlijk zorgen over
maken. ‘Multinationals zijn toch corrupt ondanks hun strikte reguleringen. Je
kan er niet op vertrouwen dat de companies eerlijk zijn. Wij moeten erop
toezien dat ze zich houden aan de regels’ reageerde dhr. Enill. Minister Dodson
gaf aan dat er plannen zijn om de capaciteiten van de kleine bedrijven te
versterken, om hun ownership in dit
proces te ontwikkelen. Daarnaast zullen onder ander een environmental management entiteit en health, safety and security richtlijnen ontwikkeld moeten worden.
Met de
vraag over hoe in Trinidad en Tobago ervoor gewaakt wordt dat de
Multi-stakeholder commissie in het EITI proces onafhankelijk is en blijft, werd
het formele deel van de avond afgesloten.
Het
antwoord: “De commissie bestaat uit evenveel vertegenwoordigers van de
overheid, de private sector en zeer actieve maatschappelijke organisaties. De
maatschappelijke organisaties zijn de waakhonden van het proces”.