maandag 19 december 2016

dWT: Platform creëert mogelijkheden voor Paraanse ondernemers

Onderstaand initiatief is voortgekomen uit de ondernemerschapsbeurs welke op zaterdag 29 oktober 2016 plaatsvond te Overtoom. Deze beurs was georganiseerd door Stichting Vonzell en Women in Business ter afsluiting van het project “Entrepreneurship training to support small scale business in Para". Dit project had als doel (startende) ondernemers te trainen en te coachen om zodoende duurzaam micro-ondernemerschap in Para te stimuleren. Lees hier meer over de deze beurs en de activiteiten van het project.

Stichting Vonzell en Women in Business zijn gedurende het jaar 2016 met hun project begeleid door Projekta door middel van trainingen, veldbezoeken en advies. Deze begeleiding is onderdeel van een capaciteitsversterkingsprogramma voor gemeenschapsorganisaties en NGO’s dat Projekta uitvoert in opdracht van de internationale ALCOA Foundation. 

Door: Cheflin Paulus

PARAMARIBO - We willen alle ondernemers in Para identificeren en hen naar grotere hoogtes stuwen, zodat zij meer bekendheid krijgen om hun producten af te zetten.” Het district heeft de potentie, maar het initiatief moest ergens vandaan komen.” Dit zegt Fairouz Fredison, ondervoorzitter van het Ondernemers Platform Para (OPP). Het platform wordt op 22 december geproclameerd en organiseert daaraan gekoppeld een braderie voor Paraanse ondernemers.

De organisatie creëert hierdoor de mogelijkheid voor lokale ondernemers om voor de komende kerstdagen hun producten te promoten. Het doel van het OPP is om startende ondernemers in het district te steunen, door middel van het promoten van hun producten en het verzorgen van trainingen voor kwaliteitsverbetering. Fredison zegt dat er genoeg ondernemers in het district zijn, die producten kunnen leveren waarvoor de Paranen nu speciaal naar Paramaribo reizen. 

Het platform werkt samen met een lokale ondernemer aan de verbouwing van de kleine markt op het terrein naast de Politiepost Rijsdijk. De renovatie moet begin 2017 afgerond zijn. De ondernemer neemt voor een groot deel de kosten voor de verbouwing op zich. De ondervoorzitter zegt dat de markt om onder andere organisatorische redenen werd gesloten. "Wij werken alvast aan een voorlopige voorziening, in afwachting op een grotere markt van de overheid."

De oude markt bestond uit kraampjes die vervangen worden door een uniforme markt waarin ondernemers naast elkaar hun producten aan de man kunnen brengen. Het platform is voortgekomen uit een groep initiatiefnemers die hebben deelgenomen aan de training ondernemerschap die was georganiseerd door Alcoa in samenwerking met Stichting Woman in Business Group en Stichting Vonzell.

vrijdag 9 december 2016

Suriname moet de rechten van LHBT-ers in de Verenigde Naties steunen

Door Boris Dittrich en Faisel Tjon-A-Loi

In Suriname zelf is de regering op de goede weg waar het gaat om de rechten van lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgender (LHBT) mensen tegen discriminatie en geweld te beschermen. Zo heeft de regering een anti-discriminatiewet geïntroduceerd, waarin ook seksuele oriëntatie als beschermingsgrond is opgenomen. De regering snapt dat het ook de rechten van homo- en lesbische paren die in Suriname leven, moet regelen. Minister van Justitie en Politie dr. Jennifer van Dijk-Silos heeft onlangs enkele hoorzittingen georganiseerd in samenwerking met het maatschappelijk middenveld om te discussiëren over de uitbreiding van de rechten van LHBT-ers. Tot zover het goede nieuws.

Buiten de landsgrenzen zingt Suriname een heel ander deuntje. Laten we eens twee recente stemmingen bij de Verenigde Naties in New York onder de loep nemen.
Op 21 november heeft een Committe van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties bevestigd dat de onlangs benoemde onafhankelijke deskundige die zich wereldwijd bezig moet houden met geweld en discriminatie tegen LHBT-ers, zijn werk kan voortzetten. Dit voorstel was ingediend door Brazilië, Colombia, Mexico, Argentinië, Uruguay, Chili en Costa Rica, landen dicht bij Suriname op meer dan een manier.

De Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties had de positie van de onafhankelijke deskundige op het gebied van seksuele oriëntatie en gender identiteit in juni ingesteld om na te gaan hoe erkende internationale mensenrechten op dit onderwerp in de wereld worden toegepast, om goede voorbeelden en tekortkomingen te onderkennen, om bewustwording over geweld en discriminatie te creëren, en om de dialoog met regeringen en belanghebbenden in allerlei landen aan te gaan. De functie van de onafhankelijke deskundige houdt ook in advisering, technische bijstand, capaciteitsopbouw en samenwerking om geweld en discriminatie op grond van seksuele oriëntatie en gender identiteit tegen te gaan.

Boris Dittrich, De pleitbezorgend directeur van
 het LHBT programma van Human Rights Watch
De benoeming van deze internationale deskundige is in lijn met Suriname’s beleid om LHBT-ers te beschermen tegen geweld en discriminatie.
Kort voor de stemming hebben 850 maatschappelijke organisaties uit 156 landen, waaronder Suriname, de Verenigde Naties opgeroepen een principieel standpunt in te nemen: de rechten van LHBT-ers zijn mensenrechten en moeten dus ook beschermd worden. Maar wat deed Suriname op 21 november? Het stemde tegen het voorstel van de buurlanden! Was dit nou een foutje doordat de plaatsvervangend ambassadeur bij de stemming de verkeerde knop indrukte? Helaas niet. Een paar dagen ervoor, op 18 november, was er een andere stemming bij de Verenigde Naties. De Algemene Vergadering stemde over een motie die er bij alle landen op aandrong het recht op leven van iedereen te beschermen en moorden, geïnspireerd door haat, te onderzoeken. De motie sloot met zoveel woorden in moorden gepleegd vanwege de seksuele oriëntatie of gender identiteit van het slachtoffer.

Faisel Tjon-A-Loi,
 voorzitter van het LHBT platform Suriname
Niet moeilijk voor Suriname om over na te denken, zou je zeggen. Mis! Suriname stemde voor een voorstel om het onderdeel over seksuele oriëntatie en gender identiteit uit de motie te schrappen! Daarmee voegde Suriname zich in het rijtje van landen als Saudi Arabië, Jemen, Egypte en Soedan. Suriname is lid van de OIC, de organisatie voor islamitische samenwerking. Dat mag vanzelfsprekend geen reden zijn je eigen principes over gelijke rechten en non-discriminatie overboord te kieperen. Landen als Albanië en Turkije zijn bijvoorbeeld ook lid van de OIC, maar stemmen consequent tegen OIC-voorstellen. Zij steunen de landen die wel mensenrechten voor iedereen respecteren, en stemden dus op 18 en 21 november anders dan Suriname. Maar gelukkig is het nog niet te laat!

Deze maand nog krijgt Suriname een tweede kans. Hoogstwaarschijnlijk zal er een nieuw voorstel om het mandaat van de onafhankelijke deskundige op het gebied van seksuele oriëntatie en gender identiteit in de ijskast te zetten worden ingediend. En dan zal er voor de Kerst over worden gestemd.
Deze keer kan de regering van Suriname de rest van de wereld laten zien dat het de bescherming van mensenrechten van iedereen wel degelijk serieus neemt. 

De wereld kijkt toe!

donderdag 1 december 2016

Rekenkamer van Suriname voldoet nog niet aan internationale standaarden

Een goed functionerende Rekenkamer is een belangrijk mechanisme om de efficiëntie, effectiviteit, rekenschap en transparantie van de overheid te verbeteren, doordat zij toezicht houdt op alle overheidsfinanciën. Rekenkamer-voorzitter Charmain Felter verzorgde het mini-college ‘De Rol van de Rekenkamer in Goed Bestuur’ als onderdeel van Democratiemaand 2016, georganiseerd door Projekta met het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur.

De Lima Declaratie (1977), Mexico Declaratie (2007) en de UN Resolutie (2011) geven richtlijnen voor de onafhankelijkheid van een Rekenkamer. De Rekenkamer van Suriname (Kamer) heeft zich in 1954 gecommitteerd door toe te treden tot de International Organisation of Supreme Audit Institutions (INTOSAI), de internationale overkoepeling van alle Rekenkamers. Volgens de voorzitter, voldoet de Rekenkamer van Suriname nog niet aan alle voorwaarden  en standaarden waaraan de staat zich heeft gecommitteerd, hoewel het proces al is ingezet.

De wet “Rekenkamer Suriname” geeft aan dat zij een onafhankelijk instituut is, maar in de praktijk functioneert het instituut meer als een afdeling van het Directoraat Algemene Zaken van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De Kamer trekt door tussenkomst van voornoemd Ministerie  haar eigen personeel aan maar beheert niet haar eigen fondsen. Ook doet de Kamer tot nu toe alleen ‘compliance’ audits, d.w.z. controles op rechtmatigheid (hebben handelingen volgens de regels en procedures plaatsgevonden) en doelmatigheid (past een handeling bij het doel ervan). Verder kan de Kamer  geen  sancties opleggen als Ministeries geen of onjuiste informatie verstrekken. Deze laatste is een van de  obstakels voor de Kamer om haar werk naar behoren te kunnen doen. 














Eerst staan, dan lopen

Hoewel de Kamer nog moeilijkere tijden dan nu heeft gekend, zoals de periode tussen 2008 en 2011 toen er geen Bestuur van de Rekenkamer was benoemd, heeft zij nog een lange weg te gaan. Er is een Vision 2020 ontwikkeld en in uitvoering, gericht op meer verantwoording, meer transparantie, en betere openbare diensten.

De afgelopen vijf jaren handelt de Kamer wel pro-actief naar de Ministeries toe, door vaker veldbezoeken af te leggen inzake controlevraagstukken. Verder zijn er bijna 40 ‘audit-programma’s’ (standaard stappen bij een controle) vastgelegd, waardoor het werk efficiënter  kan plaatsvinden. Daarnaast zijn er de afgelopen jaren  pilots gedaan voor ‘performance’ controles en financiële controles. Deze controles zullen op middenlang termijn wel  deel uitmaken van het vast programma van de Kamer. In partnerschap met de Inter American Development Bank (IDB), de National Audit Office  van Guyana, de Caribbean Organisation of Supreme Audit Institutions (CAROSAI: de Caraïbische overkoepeling van Rekenkamers) en anderen, wordt gewerkt aan het opkrikken van de capaciteit van het personeel. Ook is een nieuwe website in voorbereiding, waarbij het publiek steeds de meest recente  rapporten van de Kamer zal kunnen downloaden. 

Als onderdeel van de Vision 2020, is een nieuw Rekenkamerwet in voorbereiding, die ervoor moet zorgen dat de Rekenkamer meer bevoegdheden krijgt. Deze Wet moet daarna nog het proces doorlopen van goedkeuring door de Raad van Ministers, de Staatsraad en de Nationale Assemblee.


Een ander groot obstakel blijft het tekort aan gekwalificeerde en deskundige krachten, zoals Register Accountants (die Jaarrekeningen e.d. controleren) en speciale forensische accountants, die zich richten op het opsporen van financiële en economische delicten. Herhaalde sollicitatie-oproepen hebben niet het gewenste resultaat gehad. 

Aan het einde van de sessie, deed de Voorzitter van de Kamer nog een bemoedigend woord, nadat deelnemers hun frustratie deelden over de lange weg die nog te gaan is. 

Juist in periodes van economische crisis, is het belangrijker dan ooit dat elke cent van onze nationale middelen effectief en efficiënt besteed wordt en dat burgers toegang hebben tot informatie over de manier waarop onze Overheid omgaat met deze middelen. Helaas zal de Kamer nog onvoldoende kunnen bijdragen aan die verhoogde effectiviteit, efficiëntie en transparantie.

Huiselijk geweld - waarom stopt hij niet?

“Waarom blijft ze nou”, is de vraag die vaker wordt gesteld als er een geval van huiselijk geweld wordt besproken. Maar niemand stelt de vraag, “waarom stopt hij niet?”. Hiermee openden Carla Bakboord en Henna Guicherit van het Women’s Rights Center, partner van het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur (BINI) het mini-college “Huiselijk geweld: oorzaken, gevolgen en wat de wet zegt”. Dit mini-college was onderdeel van de 9e Democratiemaand, georganiseerd door PROJEKTA en BINI.

 Oorzaken van Huiselijk geweld

Bakboord gaf aan dat er vanuit drie theorieën gekeken wordt naar de oorzaken van huiselijk geweld.  

De sociale leertheorie geeft aan dat geweld wordt overgedragen van generatie tot generatie. Kinderen uit gezinnen waarin geweld gebruikt wordt zullen zelf ook naar geweld grijpen als ze volwassen zijn, omdat ze dit als ‘normaal’ beschouwen. Mishandelaars imiteren dan gezaghebbende personen die als rolmodel fungeren. Zo belandt het gezin uiteindelijk in een vicieuze cirkel van geweld. In deze benadering wordt er naar patronen van geweld gezocht gedurende de opvoeding. Maar, niet elke kind dat mishandeld is geworden, wordt een dader. De verschillende omgevingen waarin je wordt opgevoed zoals de school, kerk, clubs, kunnen hier een belangrijke rol spelen. In die setting kan het voorkomen dat je andere voorbeelden krijgt, je leert op een andere manier omgaan met conflicten.

Volgens de pathologische benadering vloeit geweld enerzijds voort uit medisch-fysiologische stoornissen, anderzijds uit psychopathologische oorzaken. In het deel van het menselijk brein dat verantwoordelijk is voor het reguleren van de emoties, zouden zich geregeld stoornissen voordoen.  Maar, aan de hand van wie er in de buurt is zijn ze wel in staat keuzes te maken, als iemand met gezag in de buurt is, wordt het slachtoffer niet mishandeld. Zo ook als de persoon in staat is om voor zich zelf op te komen. De dader weet wel een selectie te maken en zoekt een slachtoffer over wie ze gezag hebben.

In de genderbenadering wordt ervan uitgegaan dat huiselijk geweld, met name partnergeweld, grotendeels voortkomt uit de traditionele rolpatronen van mannen en vrouwen. De gender theorie onderscheidt de biologische eigenschappen van mannen en vrouwen (geslacht) van de sociale rollen die zij vervullen en de hiërarchische verhoudingen tussen hen (gender). Je wordt als man of vrouw geboren. Hoe je je in de samenleving moet gedragen, wat er van je verwacht wordt omdat je man of vrouw bent, naar wie je moet luisteren, volgen of gehoorzamen wordt echter aangeleerd. Een bekende uitspraak van de daders volgens Carla Bakboord is ‘ Als ze naar me had geluisterd had ik het niet gedaan’

Om de werking van de onevenwichtige sociale en economische verhoudingen te illustreren hebben de aanwezigen een rollenspel gespeeld waarin zij de rol van o.a. het slachtoffer, werkgever, dader, hulpverlener en dominee vertolkte. Bij reflectie werd er opgemerkt dat niemand de dader aansprak, en dat het slachtoffer dat om concrete hulp ging zoeken, maar alleen advies kreeg. Het was voor het slachtoffer in het rollenspel ook moeilijk om hulp te aanvaarden omdat de kinderen weer terug naar huis wilden, de dominee in het rollenspel verwees naar de vooraanstaande positie die de dader had in gemeenschap; er was gevaar voor baanverlies. Ook bedreigde de dader het slachtoffer haar te vermoorden. 

Carla Bakboord merkte op dat er heel serieus omgegaan moet worden met die bedreiging “Als hij zegt dat hij je gaat vermoorden, gaat hij het ook (proberen te) doen”


Na reflectie kwam terecht de vraag hoe je dan wel verantwoordelijk hulp bieden in zulke situaties. Dit kan door een beschermingsbevel aan te vragen, nog voordat het geweld heeft plaats gevonden gaf Henna Guicherit aan. In 2009 is er een wet Huiselijk Geweld aangenomen, die het mogelijk maakt om een beschermingsbevel aan te vragen ter bescherming van jezelf of anderen die slachtoffer zijn of dreigen te worden, van huiselijk geweld. Binnen deze wet is niet alleen partnergeweld opgenomen, maar elke vorm van lichamelijk, seksueel, psychisch of financieel geweld dat wordt gepleegd door een persoon tegen een partner, kind, ouder, lid van het gezin of behoeftige, ongeacht waar het geweld plaatsvindt. Het bevel kan aangevraagd worden door de partner (slachtoffer) van de geweldpleger, een lid van het gezin, een kind door tussenkomst van personen, een ouder en een persoon die een kind heeft met de geweldpleger. Het overtreden van dit bevel wordt bij eerste overtreding gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 4 jaar, bij meerdere overtredingen loopt dit op. Het bijzondere aan deze wet is dat het bevel aangevraagd kan worden nog voordat het geweld heeft plaatsgevonden. De wet is bedoeld om preventief te werk gaan.



dinsdag 29 november 2016

Vrouwenrechten: We maken stappen vooruit, maar helaas ook stappen terug

In de Bini-mini collega van donderdag 17 november vertelde Maggie Schmeitz van Stichting Ultimate Purpose waarom speciale vrouwenrechten nodig zijn.
Het mini- college was deel van de reeks “BINI_mini’s” die werden georganiseerd door Projekta en het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur (BINI) als onderdeel van de 9e Democratiemaand, welke als thema had “Kritische Burgers”.

Mensenrechten in het Privé Domein
Maggie Schmeitz startte de sessie met een korte geschiedenis van mensenrechten. De rode draad  was dat deze rechten op iedereen van toepassing waren, en dus niet voorbehouden waren aan een bepaalde groep. De universele verklaring van de rechten van de mens is de eerste internationale bevestiging van de universaliteit van mensenrechten. Alhoewel het verdrag geen bindende kracht heeft, heeft het in de loop der jaren grote morele betekenis gekregen als de belangrijkste internationale standaard voor mensenrechten. Waarom er daarna nog speciale vrouwenrechten zijn gekomen, komt o.a. omdat de Verklaring de schending van mensenrechten in het openbare leven makkelijk erkent, maar niet zo makkelijk in het privé domein, het huiselijk leven.

Publiek domein vs. Privé domein 
De spreker gaf aan dat we de wereld kunnen verdelen in het publieke domein, waar er wordt gewerkt tegen beloning en waar economische en politieke besluiten worden genomen, en het privé domein waar er voor huishouden en kinderen wordt gezorgd. Traditioneel is het publieke domein het terrein van mannen, en in het privé domein voor vrouwen die onbetaald zorgen voor kinderen en huishouden. Het huwelijk werd daarom in feite een seksueel-economische verbintenis tussen man en vrouw: de man met als plicht de familie financieel te verzorgen; de vrouw om kinderen te baren en te zorgen voor de man en kinderen en eventueel zieken en ouderen. Seksualiteit is daarmee ‘huwelijkse plicht’ geworden. Als voorbeeld noemde Schmeitz het vrijwilligerswerk in kerken en buurtorganisatie, vakbonden van onderwijzers. Het werk wordt nog steeds door overwegend vrouwen gedaan, en de bestuursfuncties worden door overwegend mannen bekleed. Voor wat de vakbeweging betreft is dit wellicht een van de reden waarom bepaalde issues rond zwangerschapsverlof en kinderopvang  maar niet gerealiseerd kunnen worden, zei de inleider.

Seksuele en reproductieve rechten
Een van de onderwerpen die onder een vergrootglas geplaatst is, zijn de seksuele en reproductieve rechten van vrouwen. De rechtvaardiging van de sociale controle op de seksualiteit van vrouwen wordt op verschillende manieren onderbouwd gaf Schmeitz aan. Een van de reden is dat het het voorbestaan van je samenleving betreft, en er dus controle op moet worden uitgeoefend door anderen dan de vrouw zelf. Alhoewel we vaak zeggen dat seks en alles wat daarmee te maken heeft privé is, bemoeit iedereen zich ermee.

Het huwelijk wordt dan gezien als de scheidslijn tussen dingen die goed of slecht zijn, hield de spreker haar toehoorders voor. Voor het huwelijk mag je geen seks hebben, want dan is het slecht, na het huwelijk is het plicht. Seksualiteit heeft een impact op mensenrechten, omdat we zien dat vrouwen niet echt zelf mogen beslissen. Dit terwijl seksuele rechten, het recht om, vrij van dwang, zelf te bepalen met wie, wanneer en hoe haar of zijn seksualiteit te beleven, vastgelegd zijn in verschillende internationale verdragen: Convention on Elimination of all forms of Discrimination Against Women (CEDAW);Convention on the Rights of the Child (CRC).  

Reproductieve rechten geeft de spreker aan, geven vrouwen het recht om, zonder dwang, met volledige verantwoordelijkheid te beslissen over het krijgen van kinderen, of, wanneer, en hoeveel. Ook deze rechten zijn vastgelegd in internationale verdragen. Het legt de verplichting bij de Staat  om toegang  tot informatie, diensten en voorbehoedsmiddelen te garanderen. Samen met de deelnemers is nagegaan wat het verband is tussen seksuele en reproductieve rechten en verschillende andere rechten z.a. het recht op onderwijs, het recht op werk, het recht op vrijheid van expressie. Uit de voorbeelden bleek duidelijk dat vrouwen in tegenstelling tot mannen het gevoel hebben dat ze een keuze moeten maken.

Aangeleerd gedrag kan afgeleerd worden 
Schmeitz ging in op de verschillende manieren waarop we de dingen die we denken over mannen en vrouwen hebben geleerd. Hierbij ging ze ook in op enkele voorbeelden van de traditionele genderrollen. Wat van generatie op generatie is aangeleerd, is onderdeel geworden van waarden, normen, collectief gedrag, en instituties, het leidt tot de overtuiging dat het van nature  zo is: “ze zijn zo”. Aangeleerd gedrag kan afgeleerd worden, maar het neemt dus veel tijd en veel (zelf) reflectie om te ontleren op ieder niveau.

Elkaar aanspreken 
We maken stappen vooruit, maar helaas ook stappen terug, gaf Schmeitz als slotopmerking aan. Het is niet makkelijk, en over de hele wereld zie je dat er een backlash is. Als voorbeeld zijn de onlangs gehouden verkiezingen in de VS genoemd. De uitslag kan enorme impact hebben op de beleving van seksuele en reproductieve rechten in Suriname, omdat onze Stg. Lobi financiële middelen krijgt van de International Planned Parenthood Federation (IPPF). Een terugval in de financiële middelen van de IPPF zal ook in Suriname merkbaar zijn.


Voor jezelf durven opkomen, en andere vrouwen ondersteunen zijn enkele van de acties die je als individu kunt ondernemen gaf de spreker aan. Maar ook mannen veel meer aanspreken was het advies aan het einde van de avond.

maandag 28 november 2016

Ken je mensenrechten, dat is het werk van kritische burgers

Steeds vaker is een eerste reactie op een roofoverval of roofmoord “Dood aan die criminelen!”. Velen lijken van mening dat er teveel waarde wordt gehecht aan de rechten van criminelen en te weinig aan de mensenrechten van de slachtoffers. Dit was voor Projekta en BINI (het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur) aanleiding om tijdens de 9e Democratiemaand ook aandacht te besteden aan de basisprincipes van Mensenrechten. Mr. Dr. Gaetano Best ging tijdens het BINI-Mini college “Mensenrechten” op donderdag 17 november in op wat mensenrechten nu eigenlijk zijn, wat ze betekenen voor slachtoffers en daders, voor ons allemaal, en hoe ze werken in de praktijk. Best is op 20 oktober 2016 gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam. Voor zijn proefschrift getiteld “Fair and Accurate Fact-Finding in Dutch Atrocity Crimes Cases” heeft hij onderzoek gedaan naar de berechting van internationale misdrijven, zoals volkerenmoord, oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en foltering.

Waarom mensenrechten 
Best startte de sessie door in te gaan op wat mensenrechten zijn. Hij stond stil bij de twee functies van mensenrechten, nl. de zwaard- en de verkeerslichtfunctie. De zwaardfunctie heeft betrekking op mensenrechten ter bescherming van de persoonlijke vrijheden van burgers tegen overdadige inmenging van de overheid. De verkeerslichtfunctie van mensenrechten, komt tot uiting in de relatie burger- overheid, waarbij mensenrechten de relatie tussen overheid en burger vorm geven. De overheid heeft hierbij zowel een onthoudingsplicht als een zorgplicht. Als voorbeeld hiervan noemde de inleider het recht op leven. Aan de ene kant mag de overheid dat recht niet schenden, en zal daardoor geen handelingen moeten verrichten om dat recht te schenden, tegelijkertijd is de overheid verplicht te handelen als het recht op leven geschonden wordt.

Klassieke rechten v.s. Sociale en economische rechten 
Best ging ook in op de verschillende rechten, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen 2 soorten, namelijk de klassieke grondrechten en de sociale en economische rechten. Tot de klassieke grondrechten behoren o.a. het recht op leven en de vrijwaring van discriminatie. Het recht op onderwijs en het recht op gezondheidszorg zijn voorbeelden van de sociale en economische rechten, ook wel de soft rights genoemd. De spreker ging ook in op de verschillen in naleving van de 2 groepen van rechten. Bij de klassieke rechten gaat het om rechten waar de Staat geen inbreuk op mag maken; inbreuk hierop is makkelijk meetbaar. De sociale en economische rechten houden een inspanningsplicht in voor de Overheid, en inbreuken hierop zijn moeilijk te onderscheiden, vandaar dat deze soft right worden genoemd. Als bijvoorbeeld je eigendomsrecht wordt geschonden, en dus iets dat jouw bezit is wordt vervreemd/gestolen, dan kan je makkelijk bij de rechter het recht verhaald worden. Bij het recht op gezondheidszorg, een voorbeeld van een soft right, is inbreuk daarop moeilijk te meten. Dit omdat de mate van gezondheidszorg welke een overheid kan bieden sterk afhankelijk is van het welvaartsniveau van het land. Het is veel moeilijker om de Overheid te dwingen zich aan haar plicht te houden.

Regels inperking klassieke grondrechten 
Best hield zijn gehoor voor dat hoewel sommige rechten absoluut zijn, dit niet geldt voor de meeste mensenrechten. Het recht op vrije meningsuiting bijvoorbeeld geeft je niet het recht een ander onnodig te grieven; je kunt daarop worden aangesproken, het grieven is strafbaar gesteld.
De inperking van de grondrechten mag echter niet zomaar, gaf de spreker aan. Deze moet bij wet zijn voorzien, het moet een geoorloofd doel hebben en het moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving . Om de noodzakelijkheid van de inperking te toetsen moet nagegaan worden als de beperkende maatregel geschikt is om het doel te bereiken, of er wel of niet een minder vergaand middel is om het doel te bereiken, en of door de maatregel gediende belang opweegt tegen de beperking. De in te voeren inperking moet aan al deze 3 elementen voldoen. Best vroeg aan zijn gehoor de elementen van de noodzakelijkheid toetst toe te passen op de herinvoering van de doodstraf voor het indammen van de criminaliteit.  Dit stuitte bij de vraag of er geen minder vergaand middel is waarmee hetzelfde doel bereikt kan worden. Best gaf aan dat met het beëindigen van iemands leven, als afschrikmiddel niet werkt, en dat daarmee de echte oorzaken van criminaliteit niet worden aangepakt. Ter illustratie hiervan gaf hij aan dat in landen met de laagste criminaliteitscijfers de doodstraf al heel lang is afgeschaft.  

Best ging ook in op de horizontale werking van mensenrechten. Mensenrechten functioneren als een symbolisch verkeerslicht tussen hoe burgers zich tot elkaar verhouden. De horizontale werking van mensenrechten verloopt niet onproblematisch en rechten kunnen met mekaar botsen, hield de spreker zijn gehoor voor

Doden van dieven
Er werden twee cases besproken tijdens het mini-college.
Best somde voor de eerste casus enkele van de standpunten van Facebook-gebruikers op die juichten bij berichten over een gedode crimineel. Best geeft aan dat in Suriname het recht op leven een absoluut recht is, en stelde de retorische vraag wat burgers het recht geeft onder welke omstandigheid dan ook het leven van een ander te beëindigen. Hij is van mening dat het doden van dieven, het middel, niet in verhouding staat tot het doel. Dit omdat er minder vergaande manieren zijn om het recht dat bij diefstal geschonden wordt te verhalen. Je kunt niet de schending van het ene recht beantwoorden met de schending van een ander recht, je mag niet als eigen rechter optreden gaf Best aan.

De spreker ging ook in op het beroep op noodweer. Bij elke schending moet er een strafrechtelijk onderzoek plaatsvinden. Het beroep op noodweer zal alleen maar slagen bij noodzakelijke verdediging van de integriteit van het lichaam, eerbaarheid of eigendom. Ook hierbij staat overeind dat het middel dat je gebruikt hebt in verhouding moet zijn tot het doel.
Juichen bij de dood van een crimineel is hoog problematisch volgens Best. Hij geeft aan dat het recht op leven een mensenrecht is, ook een dief een mens is, en ieder mens het absoluut recht tot leven heeft. Als je dus juicht om de dood van een dief, is dit een verkapte oproep tot schenden van een fundamenteel mensenrecht.

Discriminatie LBGT
De tweede casus die door Best onder een vergrootglas werd geplaatst waren de standpunten van Facebook-gebruikers over het niet erkennen van LBGT rechten. Hij gaf aan dat er hier sprake is van botsing van twee rechten, het recht op vrijwaring van discriminatie versus recht op vrijheid van religie. De vraag die gesteld moet worden is welk recht voorrang krijgt. Best geeft aan dat gelijke behandeling van LBGT’s niet leidt tot een beperking van het recht op vrijheid van religie. Hij stelt dat je een voorstander bent van discriminatie als je zegt dat de overheid LBGT rechten niet moet vastleggen in de wet. Religie is een privé aangelegenheid, en kan niet ten grondslag gelegd worden voor overheidsbeleid.  Er bestaat geen hiërarchie tussen mensenrechten. Gelovigen zouden het niet toestaan dat de LBGT gemeenschap oproept tot inperking van vrijheid van geloof, waarom zou de LBGT gemeenschap dan moeten dulden dat gelovigen oproepen tot discriminatie o.b.v. seksuele geaardheid? hield Best de aanwezigen voor.

Ken je mensenrechten 
Best sloot de mini-college af door aan te geven dat je mensenrechten niet hebt, maar dat je ze krijgt. Mensenrechten werken pas bij beroep daarop. Dit eist dat burgers niet alleen kritisch zijn, maar ook geïnformeerd. Je moet je mening ventileren op grond van kennis, want alleen dan kun je op een goede, steekhoudende manier opkomen voor je eigen rechten.
Als slotopmerking gaf de spreker aan dat ook als onze rechten misschien niet geschonden worden, wij wel moeten opkomen als de rechten van anderen geschonden worden. Want wat hun vandaag overkomt, kan jou morgen ook overkomen.

Treinen bekeken, Regeringsverklaring herschreven- Master class “Kritische beschouwing”

Op zaterdag 19 november, werd de Mini-Masterclass “Kritische Beschouwing, opinievorming en –uiting” verzorgd in het kader van de 9e Democratiemaand, georganiseerd door PROJEKTA met het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur. De sessie werd gefaciliteerd door Sharda Ganga, directeur van PROJEKTA. Het publiek bestond uit 28 deelnemers, variërend van een gepensioneerd militair, leerkrachten, juristen, economen, mijnbouwdeskundigen, tot gemeenschapswerkers, studenten, en een brandweerman.


Beschouwing en opinievorming vanuit een kader


Sharda Ganga startte de sessie door in te gaan op wat kritisch denken is, en wat de kenmerken zijn van kritische denkers, zoals nieuwsgierigheid, een open en onderzoekende houding, en waarheidsgerichtheid. Daarna beschreef ze enkele veel voorkomende redeneerfouten, zoals inductie en verkeerde premissen. Een actueel persbericht van het Ministerie van Financiën over de IMF-missie werd door de deelnemers onder de loep genomen met het voorgaande in gedachten. Daarbij bleek dat het bericht meer vragen opriep dan dat het antwoorden gaf. Een rollenspel werd toen gespeeld, waarbij de deelnemers in hun rollen als journalist vragen konden afvuren op ‘Minister Ganga’.


Een van de belangrijkste handvatten voor kritische beschouwing en opinievorming is het gebruik van referentiekaders. Dit zijn raamwerken waaraan teksten, situaties en uitspraken kunnen worden getoetst. Ze maken het proces van onderzoek, toetsing en analyse gemakkelijker.
Enkele van deze ‘referentiekaders’ van het Burgerinitiatief werden nader bekeken: mensenrechten, goed bestuur en duurzame ontwikkeling.
Als oefening, bestudeerden de deelnemers vervolgens nieuwsberichten over het beruchte treinenproject vanuit het kader van Goed Bestuur: kijken naar rekenschap, transparantie, rechtsstaat, responsiviteit, billijkheid, inclusiviteit, en participatie. Voor de deelnemers was het een eye-opener om met een andere ‘bril’ op naar de berichten te kijken: hun onvrede kreeg woorden, nu ze duidelijker konden aangeven wat er niet klopte aan de werkwijze vanuit een kader.

Regeringsverklaring herschreven
Een veel voorkomende tekortkoming van teksten is het ‘wollig schrijven’: veel en lange woorden gebruiken, steeds hetzelfde herhalen met andere woorden. Deelnemers stortten zich, na een korte uitleg, op delen van de laatste Regeringsverklaring, en brachten alinea’s van 10 – 15 regels terug naar 2 of 3 zinnen, waarbij de kern van die alinea nog altijd intact bleef, maar de tekst nu wel begrijpelijker werd.

Daarna behandelde Ganga voorbeelden van makkelijk te produceren kritische stukken: opiniestukken, timelines, woorden-analyses, ‘close reading’ van teksten, en opsommingen als ingang. Uit Projekta’s ‘State of our Democracy’ nieuwsbrieven werden voorbeelden van artikelen gehaald, die gemaakt zijn op basis van timeline- en tekst-onderzoek. Onderzoek is namelijk niet zo moeilijk als velen denken, maar het vereist wel nauwkeurigheid en tijd.

Ter afsluiting, gaf Ganga tips en adviezen over de inhoud, structuur en stijl van opiniestukken, waarbij haar persoonlijke ervaring als schrijver aan de orde kwam. Als belangrijkste advies gaf zij mee om te lezen, lezen, en nog meer te lezen: internationale kranten, tijdschriften, romans, stripverhalen, het maakt niet uit. Alles helpt om je denkkader te vormen en te veranderen. Naast lezen is het ook van belang om te blijven schrijven- alleen door veel te schrijven leer je schrijven.

Bij de evaluatie gaf een groot deel van de deelnemers aan dat zij met een meer kritische blik zullen kijken naar publicaties, vanuit een duidelijk referentiekader: ”ik lees nooit meer op dezelfde manier de krant” werd gezegd.

donderdag 24 november 2016

Mijnbouwgeld in dienst van duurzame ontwikkeling

Dimitri Tjon Sie Fat van Green Heritage Fund Suriname
Geld maken is niet het doel, maar een middel om te komen tot duurzame ontwikkeling. Dit was de rode draad gedurende het mini-college ‘Mijnbouw en duurzame ontwikkeling’, verzorgd door Dimitri Tjon Sie Fat van Green Heritage Fund Suriname, lid van het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur. Dit mini-college was onderdeel van de 9e Democratiemaand.

Tjon Sie Fat maakte gebruik van de ‘Natural Resource Charter Decision Chain’, een model voor het uitzetten van duurzame strategieën voor natuurlijke hulpbronnen, om zijn betoog vorm te geven.
In deze keten zijn de verschillende schakels aangegeven die op zijn plaats zouden moeten zijn om op een duurzame wijze gebruik te maken van de aanwezige natuurlijke hulpbronnen in een land. Alles begint met de eerste schakel: het op zijn plaats hebben van sterke instituten voor beheer en bestuur van de hulpbronnen. 
Bij het volgen van de schakels, zien wij dat je als land bijvoorbeeld voor het exploreren eigenlijk eerst de grondenrechten duidelijk vastgesteld moeten hebben. Een goed systeem voor dataverzameling moet op zijn plaats  zijn, net als een systeem om een goede deal te krijgen bij de Multinationals, b.v. middels een investeerders ‘auction’.  

De ‘Decision Chain’ noemt ook andere basisvoorwaarden om via mijnbouw te komen tot duurzame ontwikkeling, zoals een regering die ervoor zorgt dat de krachten die aan elkaar trekken in balans zijn, dat markten niet op hol slaan, en milieuvervuiling beperkt is. Tegelijk moet ervoor worden gewaakt dat de kwaliteit van het leven van mensen niet verslechtert. Als fundament hiervoor staan sterke wetten, een sterke civil society, en sterke instituten.

De inleider en het publiek keken vervolgens samen naar de politieke, economische, en sociale realiteit van Suriname die in de weg staan van het inzetten van de mijnbouw voor diversificatie en duurzame ontwikkeling. Tjon Sie Fat constateert dat er in Suriname geen duidelijke gedeelde langtermijn visie of strategie is, maar er meer in temen van losse projecten gedacht. 

Aanwezigen discussieerden erover dat er al legio vijf- en tienjaren ontwikkelingsplannen en strategische plannen zijn geweest, maar dat de politieke cultuur die vaak vroegtijdig de das om heeft gedaan: alleen maar werken naar de volgende verkiezing toe, het gebruiken van resources om de politieke (en soms ook de etnische) achterban tevreden te stellen, en wijdverbreide patronagepolitiek. 

Het probleem van het gebrek aan lange- termijndenken en uitvoeren, kan zelfs maken dat wij volledig de ‘mijnbouw-boot’ missen.  In zijn presentatie gaf Tjon Sie Fat aan dat de verschillende mijnen en bronnen ongeveer 16 jaren nog gemijnd en ontgind kunnen worden. Indien er nieuwe worden ontdekt, kunnen we hooguit er vanuit gaan dat dit tot 20 jaar kan worden opgetrokken. Dat wil zeggen dat de inkomsten uit deze sector er straks helemaal niet meer zullen zijn, en wij als land niets hebben om op terug te vallen.


Samen met het publiek, keek Tjon Sie Fat naar de mogelijkheden om de schakels in de Decision Chain te versterken, zodanig dat andere sectoren die kunnen gebruiken om te groeien. Een jonge, enthousiaste Landbouw-student wist het publiek te imponeren met zijn inbreng over de potentie van deze sector, door bijvoorbeeld minderjarige gewassen te stimuleren, of cassave te gebruiken voor energie-opwekking. De verviervoudiging van het aantal studenten van deze Studierichting in de afgelopen, toont de groeiende belangstelling aan. 


Nu alleen nog de bijbehorende langtermijn visie waar wij allemaal achter staan en ons voor inzetten.  

maandag 21 november 2016

We zijn in een diepe recessie, maar nog niet op het diepste punt

Nu de goudprijs is gedaald en Suriname in een financiële crisis is komen te verkeren, stellen wij vragen die we eerder niet stelden- nu willen we het naadje van de financiële kous wel weten.  Dit stelde Sharda Ganga, directeur van Projekta bij de opening van het mini-college over financieel-economische begrippen en ontwikkelingen, welke werd georganiseerd door Projekta in het kader van de 9e Democratiemaand, samen met haar partners van het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur (BINI).
Steven Debipersad, macro-econoom en bestuurslid van de Vereniging van Economisten in Suriname (VES) verzorgde het mini-college afgelopen dinsdag .

Verwachtingen niet tijdig bijgesteld / Slechte voorbereiding tegenvallers 

De inleider is ingegaan op de verschillende manieren waarop het Bruto Binnenlands Product (BBP; de waarde van alle goederen en diensten die in een jaar in een land worden geproduceerd, tegen marktprijzen) kan worden berekend, zoals de subject-, object- en bestedingsmethode. Het is daarom belangrijk om niet blindelings BBPs van landen met elkaar te vergelijken, maar eerst na te gaan welke methode men heeft gehanteerd. De afzonderlijke berekeningen van De Centrale Bank van Suriname (CBvS), het Ministerie van Financiën en het Algemeen Bureau voor de Statistiek (ABS) vertonen verschillen, maar deze vallen wel binnen de gebruikelijke foutmarge van 5-10 %. Het ABS berekent het officiële BBP cijfer, maar het CBvS beschikt over het meest recente BBP cijfer, omdat deze over meer macro economische informatie beschikt.

Debipersad gebruikte vervolgens het BBP ter illustratie van het gevaar van vasthouden aan modellen, zonder deze bij te stellen aan de hedendaagse realiteit. Hierbij maakt hij gebruik van de schattingen voor de groei van het BBP met die met behulp van het SURYA model door het Planbureau zijn gedaan. Het fundamenteel probleem met begroten en modellen maken voor de economie is dat je alleen kunt afgaan op cijfers van voorgaande jaren.

Maar een bijkomend probleem is dat er geen jaarrekeningen worden aangeleverd door een groot aantal bedrijven- ook niet door Staatsbedrijven- cijfers kunnen dan nauwelijks accuraat zijn. Volgens de inleider kiezen een groot deel van de bedrijven ervoor de jaarrekening niet te leveren, ook al is dat een wettelijke verplichting; ze betalen liever de zeer lage boete voor het niet aanleveren  In het model zijn daarom alleen de grote bedrijven meegenomen, die wel jaarrekeningen indienen, omdat ze bijvoorbeeld beursgenoteerd zijn, en de verplichting wel hebben naar aandeelhouders.
Hoewel er dus grote uitdagingen zijn om economische performance te voorspellen, en goede planning en begrotingen te maken, zijn er een aantal factoren die wel bekend zijn en die meegenomen kunnen en moeten worden.  Elke bedrijfstak doorloopt een cylcus, beginnend bij een moeilijke opstartperiode, gevolgd door expansie, waarna wordt gepiekt. Hierna volgt een gegarandeerde contractie. Grondstoffen, dus ook goud en olie kennen een prijs/productie cyclus.  Ook landen kennen een groei/ontwikkelingspad, of het nu grondstoffenproducenten zijn of leveranciers van high tech producten en diensten. Daarom moet er meteen drastisch worden ingegrepen op het moment dat dee groei afneemt.
Als land moet je voorbereid zijn op zowel de pieken maar vooral de dalen van deze cyclus. Je moet weten wat de performance van je land is, zodat je op tijd maatregelen kan treffen.

Inkomsten v.s. uitgaven 

In de gepresenteerde cijfers is er een discrepantie te zien tussen hoeveel wij als land verdienen en onze uitgaven. De inleider weerspreekt de negatieve kritiek over de druk van ambtenarensalarissen op de overheidsbegroting. Volgens de gepresenteerde cijfers bedragen de personele kosten 20% van de totale overheidsuitgaven van 2015. Dit is volgens Debipersad in vergelijking met andere landen vrij normaal.  Daar staat tegenover dat 34% van al onze uitgaven (16% van ons BBP) is besteed aan aflossingen van leningen, zowel lokaal als internationaal. Aan subsidies is 18% van de totale uitgaven besteed.. De kapitale uitgaven, noodzakelijk voor productie facilitering en opbouw van de economie bedroegen in 2015 amper 5,7% van de uitgaven, ofwel 2,5% van het BBP. We gaven dus 6 keer meer uit aan het aflossen van leningen dan aan kapitale investeringen.

Schuldplafond reeds overschreden? 

De redenering van de inleider dat het huidig wettelijk schuldplafond van 60% van het BBP reeds is overschreden, wekte bij veel aanwezigen verbazing. Debipersad gaf aan dat het Bureau voor de Staatsschuld bij de berekening uitgaat van 4.04 voor de SRD/USD wisselkoers, ook toen de koers officieel boven de 7 srd was. De officiële berekening is daarom dat onze schuld 47% van het BBP is. Volgens eigen berekening van Debipersad, op basis van officiële cijfers van de CBvS en het Bureau voor de Staatsschuld, kijken wij in 2016 tegen een waarde van 62% van het BBP aan, als de officiële CBvS USD/ SRD wisselkoers van 14 november 2016 wordt gehanteerd (nl. 7.21 srd voor de USD)

Beter communiceren en meer produceren 

Aan het einde van de dag produceren we nog veel te weinig gaf de Debipersad ten slotte aan. De koek wordt steeds minder, waardoor er voor de herverdeling ook minder is. Er zijn extra inkomsten nodig voor de mensen die het het moeilijkst hebben.
Als advies aan de regering geeft Debipersad mee om de communicatie met de bevolking te verbeteren. Men moet aangeven wat de situatie precies is, en welke methode toegepast zullen worden om hierin verbetering te brengen en de keuze voor een bepaalde methode verantwoorden. De bevolking is volgens de inleider bereid in te leveren, maar er ontbreekt communicatie vanuit de overheid.

vrijdag 18 november 2016

Nationale Visie voorwaarde voor optimaal benutten gouddeals

Een nationale visie is een basisvoorwaarde voor het optimaal benutten van gouddeals. Dit kwam naar voren bij het mini-college ‘Transparantie in de Gouddeals’, verzorgd door Aroen Gangaram Panday als onderdeel van de 9e Democratiemaand.

Gangaram Panday startte het college door het publiek te vragen naar hun mening over de stelling “De volgende goudmijn moet 100% in handen zijn van de Surinaame overheid of Surinaamse aandeelhouders”. Zo’n 50% van de zaal was het eens met de stelling.

Meedoen aan het mijnen van goud, om zodoende “een deel van de koek” binnen te halen is de laatste jaren steeds het streven van opeenvolgende regeringen geweest. In een vergelijking van de vier verschillende gouddeals die de Staat aanging (3 met IAMGOLD en 1 met Newmont), bleek dat het pas bij de laatste onderhandeling is gebeurd. Daar is de Staat zelf voor 5% directe aandeelhouder, en voor 20% via Staatsolie.

Echter, als alle cijfers over de kosten van de goudwinning versus de opbrengsten van deze laatste gouddeal worden uiteengezet in een model, dan blijkt het dat participatie van de Staat nauwelijks zorgt voor meer directe inkomsten voor de Staat. En als de goudprijs blijft dalen, dan zal de Surinaamse Staat zelfs verlies lijden. Uit geen van de neergepende beleidsvoornemens en uitspraken gedaan in DNA en de media, is duidelijk onderbouwd waarom er toch voor deze participatie-optie is gekozen. Duidelijk is dat er vooraf niet voldoende is nagedacht over de praktische uitvoerbaarheid, en over de mogelijke risico’s voor de Staat en de bevolking. Iemand uit het publiek vergeleek dit oneerbiedig met een ‘hond die achter een auto rent, maar niet weet wat ermee te doen als hij het vangt’.

De presentator beschreef daarna verschillende andere opties die Staten hebben om mee te kunnen genieten van de opbrengsten uit de mijnbouwsector, waaronder progressieve belasting, ‘sliding-scale royalties’, en ‘resource-rent’ belasting. Met behulp van internationale statistieken toonde hij aan dat participatie van Staten in de mijnbouw (behalve voor olie) niet gangbaar is. Dit omdat investeringen vaak moeten komen van grote multinational bedrijven of van leningen van internationale banken. Echter, zowel grote multinationals als internationale banken vinden het vaak veels te riskant om geld te investeren in overheden van Derde Wereld landen, uit bezorgdheid over slecht bestuur, politieke instabiliteit en corruptie.

Overheden hebben vooral niet-commerciële voordelen aan het participeren: het is soms een strategische zet, er kunnen partijpolitieke overwegingen zijn, het is een zaak van nationale trots, en zo zijn er nog meer, stelt Gangaram Panday. Maar uit de praktijk van landen in Zuid Amerika, Europa, Afrika en Azië blijkt dat de mogelijke nadelen (behalve voor het financieel / commercieel risico) ook legio zijn, waaronder belangenverstrengeling, corruptiegevoeligheid, en te weinig expertise en ervaring. Een niet te onderschatten gevolg is dat door de investeringen die de Staat moet plegen om mee te doen als aandeelhouder in de goudmijnen, zij minder geld heeft te besteden  aan andere prioriteiten zoals onderwijs en gezondheidszorg, die de basis publieke diensten zijn die een Staat moet leveren aan haar bevolking.

De grote vraag bleef na dit
gedeelte van het college: “Moeten wij wel willen participeren? En HOE moeten we dan participeren?”

Volgens Gangaram Panday zijn er zijn fundamentele issues vooraf, die wij moeten meenemen bij het onderhandelen over gouddeals. Er moeten sterke instituten en controlemechanismen zijn, duidelijke mijnbouw wetgeving, en een goede mix van inkomsten uit belastingen, royalties, resource-rent belastingen etc.  Allerbelangrijkste issue bleef wel: participatie in de mijnbouw moet slechts op basis van een gedegen sector-strategie en lange termijn ontwikkelingsplan, in plaats van adhoc beslissingen, zoals nu het geval lijkt te zijn. Met een goede langetermijn visie,  dat verder strekt dan ‘de volgende verkiezingen’ kunnen wij als land ervoor zorgen dat wij de (tijdelijke, eindige) opbrengsten uit de mijnbouwsector kunnen inzetten voor langetermijn ontwikkeling van verschillende sectoren. Er zijn in de afgelopen decennia meerdere pogingen geweest om een dergelijke strategie te maken voor Suriname, maar alle pogingen bleven vruchteloos.

De kern bleef: als het ons te doen was om een groter deel van de goudkoek, het maximaliseren van de staatsinkomsten, dan waren er minder risicovolle manieren geweest dan aandeelhouder worden. 

donderdag 17 november 2016

Wetten kunnen transparantie en rekenschap bevorderen

De Wet op de Jaarrekening, de Anticorruptiewet, en de Wet Openbaarheid van Bestuur zijn nu nog belangrijker dan ooit. Als we in een bubbel leven waarin geld geen probleem is, dan zijn er weinigen die zich echt druk maken om wat de Regering doet, hoe zij ons geld besteedt, welke besluiten er worden genomen.


Natuurlijk, zo af en toe is er een roep om de meest in het oog springende gevallen van corruptie aan te pakken, maar veel energie steken we daar niet in. Zolang ons leven niet teveel wordt beïnvloed, laat ze maar hun gang gaan – we kunnen toch weinig doen aan die toestanden, is de teneur.
Maar als de crisis toeslaat, dan zijn we plots allemaal wakker, en gaan we vragen stellen: waar is het geld naartoe? Wie is verantwoordelijk voor deze toestanden? Zijn wij wel beschermd tegen besluiten die zo een negatieve invloed op ons leven hebben?

Als we onze wetgeving in orde hadden, dan was ons een hoop ellende bespaard gebleven. Misschien niet alles, maar we zouden in elk geval de middelen hebben om zelf te oordelen wie waarvoor verantwoordelijk is. We zouden weten welk deel van onze energierekening wordt gebruikt om de mooie salarissen en  prachtige secundaire voorwaarden van de EBS-werknemers te betalen. We zouden ook weten hoe de besluiten zijn genomen om leningen aan te gaan, en we hadden de middelen om na te gaan welke minister of andere politieke ambtsdrager  plotseling rijker is geworden.

Maar we missen nog steeds enkele onmisbare schakels voor goed bestuur, zoals de Wet op de Jaarrekening, de Wet Openbaarheid van Bestuur en de Anticorruptiewet. Deze zijn nodig om meer transparantie en rekenschap te eisen en te krijgen van de Staat en van bedrijven met wie zij zaken doen. Dit was de centrale gedachte bij het mini-college ‘Drie wetten die wij niet hebben: Wet op de Jaarrekening, de Anticorruptiewet, de Wet Openbaarheid van Bestuur’. Het mini-college werd verzorgd door Cyril Soeri van de Surinaamse Vereniging van Accountants, en Rayah Bhattacharji en Sharda Ganga van PROJEKTA, als onderdeel van Democratiemaand 2016.

Goed Bestuur kan simpelweg uitgelegd worden alshet proces van besturen, van hoe besluiten worden genomen, hoe die worden uitgevoed, en hoe daar verantwoording over wordt afgelegd.

Deze drie wetten zijn direct te linken tot twee van de algemeen erkende elementen van goed bestuur, namelijk transparantie en rekenschap.

De vraag dan is: waarom hebben wij deze wetten nog steeds niet?

Wet op de Jaarrekening: onze financiele standaarden naar deze eeuw brengen
Jaarrekeningen geven aan wat de financiële resultaten zijn van een organisatie. Inleider Cyril Soeri legde aan de hand van een actueel voorbeeld hoe een jaarrekening gelezen kan worden – welke  informatie je er uit kunt halen, maar vooral: wat je er niet uit kunt halen. Er zijn namelijk geen algemeen geldende (verplichte) regels over hoe financiële verslagen (zoals Jaarrekeningen) er uit moeten zien. Aandeelhouders, cliënten, investeerders en anderen beschikken daardoor niet over tijdige en betrouwbare financiële informatie. Dit is vooral van belang bij zogeheten ‘organisaties van openbaar belang’, zoals staatsbedrijven, zorginstellingen, verzekeringsmaatschappijen, financiële instellingen en anderen. Bij deze organisaties, kunnen de maatschappelijke gevolgen van ondeugdelijk financieel beleid enorm groot zijn. 
Ondermeer daarom heeft de SuvA gemeend om een conceptwet te ontwerpen, waarin wordt vastgelegd welke organisaties jaarverslagen moeten maken, welke financiële standaarden worden gehanteerd, door wie de controle plaats moet /mag vinden, en hoe de uitkomsten worden gepubliceerd.
De Conceptwet is breedvoerig besproken met accountantskantoren, bedrijfsleven-organisaties, en de Ministeries van Handel & Industrie en Financiën.

De Anticorruptiewet en de Wet Openbaarheid van Bestuur
De roep om een Anticorruptiewet is al enkele decennia te horen. Het nam een grotere vlucht nadat Suriname toetrad tot het Interamerikaans verdrag tegen Corruptie in 2002. Bhattacharji schetste de tijdlijn van de verschillende stappen die zijn genomen sindsdien
Een opvallende trend: na elke verkiezing is er een nieuw concept, een nieuwe DNA-commissie (natuurlijk, omdat je vaak genoeg nieuwe dna-leden hebt), en begint de cyclus van nieuw concept maken, nieuwe hearings, nieuwe commissievergaderingen, opnieuw.

Elke nieuwe versie van de conceptwet bleek minder zeggings-en daadkracht te hebben. Uiteindelijk is eind 2015 de huidige versie totstand gekomen, nadat diverse maatschappelijke en deskundige groepen, waaronder Projekta, de conceptwet van 2014 als totaal inadequaat hadden bestempeld.
Voor Projekta gold dat de Anticorruptiewet als uitgangspunt dient te nemen, het Interamerikaans Verdrag tegen Corruptie, welke Suriname ratificeerde in 2002. De Surinaamse wet zou dit verdrag als uitgangspunt moeten hebben en minstens de onderdelen en lijn daarvan moeten volgen. Maar ons concept is daar een slap aftreksel van.

Zo wordt niet gerept over het terugvorderen van bezit dat door corruptie is verkregen, en zijn niet alle corruptieve handelingen strafbaar gesteld. Het verbergen van bezittingen,  grensoverschrijdende omkoping, en vriendjespolitiek,  komen bijvoorbeeld niet voor.

De huidige conceptwet is zeker niet zaligmakend, het is dus zaak om als burgers te blijven hameren op staatsbesluiten die de gaten dichten en de wet ind e praktijk de tanden te geven die het nodig heeft om corruptie aan te pakken en te voorkomen.

Maar ook zonder de ACW zijn er genoeg instrumenten die het mogelijk maken om corruptie aan te pakken, van de personeelswet tot het wetboek van strafrecht. Maar er moet dan wel een wil zijn om het echt aan te pakken.

Ganga gaf ook aan dat tijdens de diverse trainingen, presentaties en discussies die Projekta in de loop de tijd heeft verzorgd, er twee vormen van corruptie blijken te zijn die niet als zodanig herkend worden door velen in Suriname, met name in de publieke functies. Belangenverstrengeling blijkt voor velen een blinde vlek, en nepotisme en vriendjespolitiek is algemeen geaccepteerd. Pas als we inzien dat deze twee handelingen ook vallen onder de noemer van corruptie, en het als zodanig benoemen, zullen we een eind kunnen maken aan deze praktijken die op lange termijn nog veel schadelijker zijn gebleken voor ons land dan welke frauduleuze handeling dan ook.

Naast de Anticorruptiewet is ook de wet Openbaarheid van Bestuur door de President genoemd als wetgeving die het komend jaar zal worden aangepakt – deze belofte staat ook al in de eerste Regeringsverklaring van President Bouterse in 2010, en de tweede van 2015.

Samen met de Anticorruptiewet en wet-en regelgeving voor instelling van een Ombudsinstituut, vormt de Wet Openbaarheid van Bestuur het belangrijkste wettelijk kader voor corruptiepreventie- en bestrijding. Daarnaast stellen ze burgers ook in staat om hun rechten te beschermen en onrechtvaardige en onwettige besluiten van de Staat en de Overheid aan te vechten.

In de Surinaamse Grondwet staat het recht op informatie ook verankerd, o.a. in artikel 158 lid 1, welke stelt dat een ieder het recht heeft om door de overheidsadministratie geïnformeerd te worden over zaken waarbij hij direct belang bij heeft en omtrent eindbeslissingen, met betrekking tot hem genomen. Nu is de burger overgeleverd aan de goedwillendheid van ambtenaren om informatie te verkrijgen – ook als het om zaken gaat die de burger in kwestie persoonlijk raken.

Bhattacharji ging in op wat een Wet Openbaarheid van Bestuur minimaal zou moeten omvatten, zoals de voorwaarden waaraan de informatie moet voldoen (het moet begrijpelijk en toegankelijk zijn voor burgers), en welke informatie minimaal ter beschikking moet wordne gesteld, zoals informatie over hoe instanties functioneren, hun kosten, hun doelen, boekhouding, standaarden, en behaalde doelen; besluiten of beleid die de burgers raken, inclusief achtergronden en motivering.


Projekta gaf aan dat zij de sessie organiseerden om te voorkomen dat we straks weer een wetsontwerp krijgen dat nauwelijks het papier waarop het wordt geprint waard is , zoals met de vorige concept van de ACW het geval was.

Interactieve sessies tijdens Democratiemaand

Deelnemers aan de BINI-mini over huiselijk geweld spelen de dagelijkse problematiek van slachtoffers en daders van huiselijk geweld na door middel van een rollenspel
De 9e Democratiemaand is in volle gang. Vandaag is alweer de laatste dag met de zogenaamde BINI-mini’s: mini-colleges voor basiskennis en bewustwording voor niet-deskundigen. Door middel van de BINI-mini’s wil Projekta (in samenwerking met het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur- BINI) burgers bewapenen met feiten, zodat zij hun mening kunnen vormen en constructief discussies kunnen voeren.
De sessies hadden een zoveel mogelijk interactief karakter, varierend van schrijfopdrachten tot een heus rollenspel. 
Klik hier voor het gehele programma en meld je snel aan voor de laatste BINI-mini’s van deze Democratiemaand. 
Tijdens de besloten sessie met het LGBT Platform
werd er uitgebreid aandacht besteed aan gender
en sekseverschillen tussen mannen en vrouwen
Deelnemers aan de BINI-mini over Mijnbouw en Duurzame
Ontwikkeling kregen op losse vellen de verschillende
schakels in de 'Natural Resource Charter Decision Chain'.
Zij moesten onderling en samen met het publiek
de schakels in de juiste volgorde zetten om zo
de Ketting te vormen.