De Wet op de
Jaarrekening, de Anticorruptiewet, en de Wet Openbaarheid van Bestuur zijn nu
nog belangrijker dan ooit. Als we in een bubbel leven waarin geld geen probleem
is, dan zijn er weinigen die zich echt druk maken om wat de Regering doet, hoe
zij ons geld besteedt, welke besluiten er worden genomen.
Natuurlijk, zo af
en toe is er een roep om de meest in het oog springende gevallen van corruptie
aan te pakken, maar veel energie steken we daar niet in. Zolang ons leven niet
teveel wordt beïnvloed, laat ze maar hun gang gaan – we kunnen toch weinig doen
aan die toestanden, is de teneur.
Maar als de
crisis toeslaat, dan zijn we plots allemaal wakker, en gaan we vragen stellen:
waar is het geld naartoe? Wie is verantwoordelijk voor deze toestanden? Zijn
wij wel beschermd tegen besluiten die zo een negatieve invloed op ons leven
hebben?
Als we onze
wetgeving in orde hadden, dan was ons een hoop ellende bespaard gebleven.
Misschien niet alles, maar we zouden in elk geval de middelen hebben om zelf te
oordelen wie waarvoor verantwoordelijk is. We zouden weten welk deel van onze
energierekening wordt gebruikt om de mooie salarissen en prachtige secundaire voorwaarden van de EBS-werknemers
te betalen. We zouden ook weten hoe de besluiten zijn genomen om leningen aan
te gaan, en we hadden de middelen om na te gaan welke minister of andere
politieke ambtsdrager plotseling rijker
is geworden.
Maar we missen
nog steeds enkele onmisbare schakels voor goed bestuur, zoals de Wet op de
Jaarrekening, de Wet Openbaarheid van Bestuur en de Anticorruptiewet. Deze zijn
nodig om meer transparantie en rekenschap te eisen en te krijgen van de Staat
en van bedrijven met wie zij zaken doen. Dit was de centrale gedachte bij het
mini-college ‘Drie wetten die wij niet hebben: Wet op de Jaarrekening, de
Anticorruptiewet, de Wet Openbaarheid van Bestuur’. Het mini-college werd
verzorgd door Cyril Soeri van de Surinaamse Vereniging van Accountants, en
Rayah Bhattacharji en Sharda Ganga van PROJEKTA, als onderdeel van
Democratiemaand 2016.
Goed Bestuur kan
simpelweg uitgelegd worden alshet proces van besturen, van hoe besluiten worden
genomen, hoe die worden uitgevoed, en hoe daar verantwoording over wordt afgelegd.
Deze drie wetten zijn
direct te linken tot twee van de algemeen erkende elementen van goed bestuur,
namelijk transparantie en rekenschap.
De vraag dan is:
waarom hebben wij deze wetten nog steeds niet?
Wet op de Jaarrekening: onze financiele standaarden
naar deze eeuw brengen
Jaarrekeningen
geven aan wat de financiële resultaten zijn van een organisatie. Inleider Cyril
Soeri legde aan de hand van een actueel voorbeeld hoe een jaarrekening gelezen
kan worden – welke informatie je er uit
kunt halen, maar vooral: wat je er niet uit kunt halen. Er zijn namelijk geen
algemeen geldende (verplichte) regels over hoe financiële verslagen (zoals
Jaarrekeningen) er uit moeten zien. Aandeelhouders, cliënten, investeerders en
anderen beschikken daardoor niet over tijdige en betrouwbare financiële
informatie. Dit is vooral van belang bij zogeheten ‘organisaties van openbaar
belang’, zoals staatsbedrijven, zorginstellingen, verzekeringsmaatschappijen,
financiële instellingen en anderen. Bij deze organisaties, kunnen de
maatschappelijke gevolgen van ondeugdelijk financieel beleid enorm groot
zijn.
Ondermeer daarom
heeft de SuvA gemeend om een conceptwet te ontwerpen, waarin wordt vastgelegd
welke organisaties jaarverslagen moeten maken, welke financiële standaarden
worden gehanteerd, door wie de controle plaats moet /mag vinden, en hoe de
uitkomsten worden gepubliceerd.
De Conceptwet is
breedvoerig besproken met accountantskantoren, bedrijfsleven-organisaties, en
de Ministeries van Handel & Industrie en Financiën.
De Anticorruptiewet en de Wet Openbaarheid van Bestuur
De roep om een
Anticorruptiewet is al enkele decennia te horen. Het nam een grotere vlucht
nadat Suriname toetrad tot het Interamerikaans verdrag tegen Corruptie in 2002.
Bhattacharji schetste de tijdlijn van de verschillende stappen die zijn genomen
sindsdien
Een opvallende
trend: na elke verkiezing is er een nieuw concept, een nieuwe DNA-commissie
(natuurlijk, omdat je vaak genoeg nieuwe dna-leden hebt), en begint de cyclus
van nieuw concept maken, nieuwe hearings, nieuwe commissievergaderingen, opnieuw.
Elke nieuwe
versie van de conceptwet bleek minder zeggings-en daadkracht te hebben.
Uiteindelijk is eind 2015 de huidige versie totstand gekomen, nadat diverse
maatschappelijke en deskundige groepen, waaronder Projekta, de conceptwet van
2014 als totaal inadequaat hadden bestempeld.
Voor Projekta
gold dat de Anticorruptiewet als uitgangspunt dient te nemen, het
Interamerikaans Verdrag tegen Corruptie, welke Suriname ratificeerde in 2002.
De Surinaamse wet zou dit verdrag als uitgangspunt moeten hebben en minstens de
onderdelen en lijn daarvan moeten volgen. Maar ons concept is daar een slap
aftreksel van.
Zo wordt niet
gerept over het terugvorderen van bezit dat door corruptie is verkregen, en
zijn niet alle corruptieve handelingen strafbaar gesteld. Het verbergen van
bezittingen, grensoverschrijdende
omkoping, en vriendjespolitiek, komen bijvoorbeeld
niet voor.
De huidige conceptwet
is zeker niet zaligmakend, het is dus zaak om als burgers te blijven hameren op
staatsbesluiten die de gaten dichten en de wet ind e praktijk de tanden te
geven die het nodig heeft om corruptie aan te pakken en te voorkomen.
Maar ook zonder
de ACW zijn er genoeg instrumenten die het mogelijk maken om corruptie aan te
pakken, van de personeelswet tot het wetboek van strafrecht. Maar er moet dan
wel een wil zijn om het echt aan te pakken.
Ganga gaf ook aan
dat tijdens de diverse trainingen, presentaties en discussies die Projekta in
de loop de tijd heeft verzorgd, er twee vormen van corruptie blijken te zijn
die niet als zodanig herkend worden door velen in Suriname, met name in de
publieke functies. Belangenverstrengeling blijkt voor velen een blinde vlek, en
nepotisme en vriendjespolitiek is algemeen geaccepteerd. Pas als we inzien dat
deze twee handelingen ook vallen onder de noemer van corruptie, en het als
zodanig benoemen, zullen we een eind kunnen maken aan deze praktijken die op
lange termijn nog veel schadelijker zijn gebleken voor ons land dan welke
frauduleuze handeling dan ook.
Naast de Anticorruptiewet
is ook de wet Openbaarheid van Bestuur door de President genoemd als wetgeving
die het komend jaar zal worden aangepakt – deze belofte staat ook al in de
eerste Regeringsverklaring van President Bouterse in 2010, en de tweede van
2015.
Samen met de Anticorruptiewet
en wet-en regelgeving voor instelling van een Ombudsinstituut, vormt de Wet
Openbaarheid van Bestuur het belangrijkste wettelijk kader voor
corruptiepreventie- en bestrijding. Daarnaast stellen ze burgers ook in staat
om hun rechten te beschermen en onrechtvaardige en onwettige besluiten van de
Staat en de Overheid aan te vechten.
In de Surinaamse Grondwet
staat het recht op informatie ook verankerd, o.a. in artikel 158 lid 1, welke
stelt dat een ieder het recht heeft om door de overheidsadministratie
geïnformeerd te worden over zaken waarbij hij direct belang bij heeft en
omtrent eindbeslissingen, met betrekking tot hem genomen. Nu is de burger
overgeleverd aan de goedwillendheid van ambtenaren om informatie te verkrijgen
– ook als het om zaken gaat die de burger in kwestie persoonlijk raken.
Bhattacharji ging
in op wat een Wet Openbaarheid van Bestuur minimaal zou moeten omvatten, zoals
de voorwaarden waaraan de informatie moet voldoen (het moet begrijpelijk en
toegankelijk zijn voor burgers), en welke informatie minimaal ter beschikking
moet wordne gesteld, zoals informatie over hoe instanties functioneren, hun
kosten, hun doelen, boekhouding, standaarden, en behaalde doelen; besluiten of
beleid die de burgers raken, inclusief achtergronden en motivering.
Projekta gaf aan
dat zij de sessie organiseerden om te voorkomen dat we straks weer een
wetsontwerp krijgen dat nauwelijks het papier waarop het wordt geprint waard is
, zoals met de vorige concept van de ACW het geval was.