dinsdag 29 november 2016

Vrouwenrechten: We maken stappen vooruit, maar helaas ook stappen terug

In de Bini-mini collega van donderdag 17 november vertelde Maggie Schmeitz van Stichting Ultimate Purpose waarom speciale vrouwenrechten nodig zijn.
Het mini- college was deel van de reeks “BINI_mini’s” die werden georganiseerd door Projekta en het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur (BINI) als onderdeel van de 9e Democratiemaand, welke als thema had “Kritische Burgers”.

Mensenrechten in het Privé Domein
Maggie Schmeitz startte de sessie met een korte geschiedenis van mensenrechten. De rode draad  was dat deze rechten op iedereen van toepassing waren, en dus niet voorbehouden waren aan een bepaalde groep. De universele verklaring van de rechten van de mens is de eerste internationale bevestiging van de universaliteit van mensenrechten. Alhoewel het verdrag geen bindende kracht heeft, heeft het in de loop der jaren grote morele betekenis gekregen als de belangrijkste internationale standaard voor mensenrechten. Waarom er daarna nog speciale vrouwenrechten zijn gekomen, komt o.a. omdat de Verklaring de schending van mensenrechten in het openbare leven makkelijk erkent, maar niet zo makkelijk in het privé domein, het huiselijk leven.

Publiek domein vs. Privé domein 
De spreker gaf aan dat we de wereld kunnen verdelen in het publieke domein, waar er wordt gewerkt tegen beloning en waar economische en politieke besluiten worden genomen, en het privé domein waar er voor huishouden en kinderen wordt gezorgd. Traditioneel is het publieke domein het terrein van mannen, en in het privé domein voor vrouwen die onbetaald zorgen voor kinderen en huishouden. Het huwelijk werd daarom in feite een seksueel-economische verbintenis tussen man en vrouw: de man met als plicht de familie financieel te verzorgen; de vrouw om kinderen te baren en te zorgen voor de man en kinderen en eventueel zieken en ouderen. Seksualiteit is daarmee ‘huwelijkse plicht’ geworden. Als voorbeeld noemde Schmeitz het vrijwilligerswerk in kerken en buurtorganisatie, vakbonden van onderwijzers. Het werk wordt nog steeds door overwegend vrouwen gedaan, en de bestuursfuncties worden door overwegend mannen bekleed. Voor wat de vakbeweging betreft is dit wellicht een van de reden waarom bepaalde issues rond zwangerschapsverlof en kinderopvang  maar niet gerealiseerd kunnen worden, zei de inleider.

Seksuele en reproductieve rechten
Een van de onderwerpen die onder een vergrootglas geplaatst is, zijn de seksuele en reproductieve rechten van vrouwen. De rechtvaardiging van de sociale controle op de seksualiteit van vrouwen wordt op verschillende manieren onderbouwd gaf Schmeitz aan. Een van de reden is dat het het voorbestaan van je samenleving betreft, en er dus controle op moet worden uitgeoefend door anderen dan de vrouw zelf. Alhoewel we vaak zeggen dat seks en alles wat daarmee te maken heeft privé is, bemoeit iedereen zich ermee.

Het huwelijk wordt dan gezien als de scheidslijn tussen dingen die goed of slecht zijn, hield de spreker haar toehoorders voor. Voor het huwelijk mag je geen seks hebben, want dan is het slecht, na het huwelijk is het plicht. Seksualiteit heeft een impact op mensenrechten, omdat we zien dat vrouwen niet echt zelf mogen beslissen. Dit terwijl seksuele rechten, het recht om, vrij van dwang, zelf te bepalen met wie, wanneer en hoe haar of zijn seksualiteit te beleven, vastgelegd zijn in verschillende internationale verdragen: Convention on Elimination of all forms of Discrimination Against Women (CEDAW);Convention on the Rights of the Child (CRC).  

Reproductieve rechten geeft de spreker aan, geven vrouwen het recht om, zonder dwang, met volledige verantwoordelijkheid te beslissen over het krijgen van kinderen, of, wanneer, en hoeveel. Ook deze rechten zijn vastgelegd in internationale verdragen. Het legt de verplichting bij de Staat  om toegang  tot informatie, diensten en voorbehoedsmiddelen te garanderen. Samen met de deelnemers is nagegaan wat het verband is tussen seksuele en reproductieve rechten en verschillende andere rechten z.a. het recht op onderwijs, het recht op werk, het recht op vrijheid van expressie. Uit de voorbeelden bleek duidelijk dat vrouwen in tegenstelling tot mannen het gevoel hebben dat ze een keuze moeten maken.

Aangeleerd gedrag kan afgeleerd worden 
Schmeitz ging in op de verschillende manieren waarop we de dingen die we denken over mannen en vrouwen hebben geleerd. Hierbij ging ze ook in op enkele voorbeelden van de traditionele genderrollen. Wat van generatie op generatie is aangeleerd, is onderdeel geworden van waarden, normen, collectief gedrag, en instituties, het leidt tot de overtuiging dat het van nature  zo is: “ze zijn zo”. Aangeleerd gedrag kan afgeleerd worden, maar het neemt dus veel tijd en veel (zelf) reflectie om te ontleren op ieder niveau.

Elkaar aanspreken 
We maken stappen vooruit, maar helaas ook stappen terug, gaf Schmeitz als slotopmerking aan. Het is niet makkelijk, en over de hele wereld zie je dat er een backlash is. Als voorbeeld zijn de onlangs gehouden verkiezingen in de VS genoemd. De uitslag kan enorme impact hebben op de beleving van seksuele en reproductieve rechten in Suriname, omdat onze Stg. Lobi financiële middelen krijgt van de International Planned Parenthood Federation (IPPF). Een terugval in de financiële middelen van de IPPF zal ook in Suriname merkbaar zijn.


Voor jezelf durven opkomen, en andere vrouwen ondersteunen zijn enkele van de acties die je als individu kunt ondernemen gaf de spreker aan. Maar ook mannen veel meer aanspreken was het advies aan het einde van de avond.

maandag 28 november 2016

Ken je mensenrechten, dat is het werk van kritische burgers

Steeds vaker is een eerste reactie op een roofoverval of roofmoord “Dood aan die criminelen!”. Velen lijken van mening dat er teveel waarde wordt gehecht aan de rechten van criminelen en te weinig aan de mensenrechten van de slachtoffers. Dit was voor Projekta en BINI (het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur) aanleiding om tijdens de 9e Democratiemaand ook aandacht te besteden aan de basisprincipes van Mensenrechten. Mr. Dr. Gaetano Best ging tijdens het BINI-Mini college “Mensenrechten” op donderdag 17 november in op wat mensenrechten nu eigenlijk zijn, wat ze betekenen voor slachtoffers en daders, voor ons allemaal, en hoe ze werken in de praktijk. Best is op 20 oktober 2016 gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam. Voor zijn proefschrift getiteld “Fair and Accurate Fact-Finding in Dutch Atrocity Crimes Cases” heeft hij onderzoek gedaan naar de berechting van internationale misdrijven, zoals volkerenmoord, oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en foltering.

Waarom mensenrechten 
Best startte de sessie door in te gaan op wat mensenrechten zijn. Hij stond stil bij de twee functies van mensenrechten, nl. de zwaard- en de verkeerslichtfunctie. De zwaardfunctie heeft betrekking op mensenrechten ter bescherming van de persoonlijke vrijheden van burgers tegen overdadige inmenging van de overheid. De verkeerslichtfunctie van mensenrechten, komt tot uiting in de relatie burger- overheid, waarbij mensenrechten de relatie tussen overheid en burger vorm geven. De overheid heeft hierbij zowel een onthoudingsplicht als een zorgplicht. Als voorbeeld hiervan noemde de inleider het recht op leven. Aan de ene kant mag de overheid dat recht niet schenden, en zal daardoor geen handelingen moeten verrichten om dat recht te schenden, tegelijkertijd is de overheid verplicht te handelen als het recht op leven geschonden wordt.

Klassieke rechten v.s. Sociale en economische rechten 
Best ging ook in op de verschillende rechten, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen 2 soorten, namelijk de klassieke grondrechten en de sociale en economische rechten. Tot de klassieke grondrechten behoren o.a. het recht op leven en de vrijwaring van discriminatie. Het recht op onderwijs en het recht op gezondheidszorg zijn voorbeelden van de sociale en economische rechten, ook wel de soft rights genoemd. De spreker ging ook in op de verschillen in naleving van de 2 groepen van rechten. Bij de klassieke rechten gaat het om rechten waar de Staat geen inbreuk op mag maken; inbreuk hierop is makkelijk meetbaar. De sociale en economische rechten houden een inspanningsplicht in voor de Overheid, en inbreuken hierop zijn moeilijk te onderscheiden, vandaar dat deze soft right worden genoemd. Als bijvoorbeeld je eigendomsrecht wordt geschonden, en dus iets dat jouw bezit is wordt vervreemd/gestolen, dan kan je makkelijk bij de rechter het recht verhaald worden. Bij het recht op gezondheidszorg, een voorbeeld van een soft right, is inbreuk daarop moeilijk te meten. Dit omdat de mate van gezondheidszorg welke een overheid kan bieden sterk afhankelijk is van het welvaartsniveau van het land. Het is veel moeilijker om de Overheid te dwingen zich aan haar plicht te houden.

Regels inperking klassieke grondrechten 
Best hield zijn gehoor voor dat hoewel sommige rechten absoluut zijn, dit niet geldt voor de meeste mensenrechten. Het recht op vrije meningsuiting bijvoorbeeld geeft je niet het recht een ander onnodig te grieven; je kunt daarop worden aangesproken, het grieven is strafbaar gesteld.
De inperking van de grondrechten mag echter niet zomaar, gaf de spreker aan. Deze moet bij wet zijn voorzien, het moet een geoorloofd doel hebben en het moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving . Om de noodzakelijkheid van de inperking te toetsen moet nagegaan worden als de beperkende maatregel geschikt is om het doel te bereiken, of er wel of niet een minder vergaand middel is om het doel te bereiken, en of door de maatregel gediende belang opweegt tegen de beperking. De in te voeren inperking moet aan al deze 3 elementen voldoen. Best vroeg aan zijn gehoor de elementen van de noodzakelijkheid toetst toe te passen op de herinvoering van de doodstraf voor het indammen van de criminaliteit.  Dit stuitte bij de vraag of er geen minder vergaand middel is waarmee hetzelfde doel bereikt kan worden. Best gaf aan dat met het beëindigen van iemands leven, als afschrikmiddel niet werkt, en dat daarmee de echte oorzaken van criminaliteit niet worden aangepakt. Ter illustratie hiervan gaf hij aan dat in landen met de laagste criminaliteitscijfers de doodstraf al heel lang is afgeschaft.  

Best ging ook in op de horizontale werking van mensenrechten. Mensenrechten functioneren als een symbolisch verkeerslicht tussen hoe burgers zich tot elkaar verhouden. De horizontale werking van mensenrechten verloopt niet onproblematisch en rechten kunnen met mekaar botsen, hield de spreker zijn gehoor voor

Doden van dieven
Er werden twee cases besproken tijdens het mini-college.
Best somde voor de eerste casus enkele van de standpunten van Facebook-gebruikers op die juichten bij berichten over een gedode crimineel. Best geeft aan dat in Suriname het recht op leven een absoluut recht is, en stelde de retorische vraag wat burgers het recht geeft onder welke omstandigheid dan ook het leven van een ander te beëindigen. Hij is van mening dat het doden van dieven, het middel, niet in verhouding staat tot het doel. Dit omdat er minder vergaande manieren zijn om het recht dat bij diefstal geschonden wordt te verhalen. Je kunt niet de schending van het ene recht beantwoorden met de schending van een ander recht, je mag niet als eigen rechter optreden gaf Best aan.

De spreker ging ook in op het beroep op noodweer. Bij elke schending moet er een strafrechtelijk onderzoek plaatsvinden. Het beroep op noodweer zal alleen maar slagen bij noodzakelijke verdediging van de integriteit van het lichaam, eerbaarheid of eigendom. Ook hierbij staat overeind dat het middel dat je gebruikt hebt in verhouding moet zijn tot het doel.
Juichen bij de dood van een crimineel is hoog problematisch volgens Best. Hij geeft aan dat het recht op leven een mensenrecht is, ook een dief een mens is, en ieder mens het absoluut recht tot leven heeft. Als je dus juicht om de dood van een dief, is dit een verkapte oproep tot schenden van een fundamenteel mensenrecht.

Discriminatie LBGT
De tweede casus die door Best onder een vergrootglas werd geplaatst waren de standpunten van Facebook-gebruikers over het niet erkennen van LBGT rechten. Hij gaf aan dat er hier sprake is van botsing van twee rechten, het recht op vrijwaring van discriminatie versus recht op vrijheid van religie. De vraag die gesteld moet worden is welk recht voorrang krijgt. Best geeft aan dat gelijke behandeling van LBGT’s niet leidt tot een beperking van het recht op vrijheid van religie. Hij stelt dat je een voorstander bent van discriminatie als je zegt dat de overheid LBGT rechten niet moet vastleggen in de wet. Religie is een privé aangelegenheid, en kan niet ten grondslag gelegd worden voor overheidsbeleid.  Er bestaat geen hiërarchie tussen mensenrechten. Gelovigen zouden het niet toestaan dat de LBGT gemeenschap oproept tot inperking van vrijheid van geloof, waarom zou de LBGT gemeenschap dan moeten dulden dat gelovigen oproepen tot discriminatie o.b.v. seksuele geaardheid? hield Best de aanwezigen voor.

Ken je mensenrechten 
Best sloot de mini-college af door aan te geven dat je mensenrechten niet hebt, maar dat je ze krijgt. Mensenrechten werken pas bij beroep daarop. Dit eist dat burgers niet alleen kritisch zijn, maar ook geïnformeerd. Je moet je mening ventileren op grond van kennis, want alleen dan kun je op een goede, steekhoudende manier opkomen voor je eigen rechten.
Als slotopmerking gaf de spreker aan dat ook als onze rechten misschien niet geschonden worden, wij wel moeten opkomen als de rechten van anderen geschonden worden. Want wat hun vandaag overkomt, kan jou morgen ook overkomen.

Treinen bekeken, Regeringsverklaring herschreven- Master class “Kritische beschouwing”

Op zaterdag 19 november, werd de Mini-Masterclass “Kritische Beschouwing, opinievorming en –uiting” verzorgd in het kader van de 9e Democratiemaand, georganiseerd door PROJEKTA met het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur. De sessie werd gefaciliteerd door Sharda Ganga, directeur van PROJEKTA. Het publiek bestond uit 28 deelnemers, variërend van een gepensioneerd militair, leerkrachten, juristen, economen, mijnbouwdeskundigen, tot gemeenschapswerkers, studenten, en een brandweerman.


Beschouwing en opinievorming vanuit een kader


Sharda Ganga startte de sessie door in te gaan op wat kritisch denken is, en wat de kenmerken zijn van kritische denkers, zoals nieuwsgierigheid, een open en onderzoekende houding, en waarheidsgerichtheid. Daarna beschreef ze enkele veel voorkomende redeneerfouten, zoals inductie en verkeerde premissen. Een actueel persbericht van het Ministerie van Financiën over de IMF-missie werd door de deelnemers onder de loep genomen met het voorgaande in gedachten. Daarbij bleek dat het bericht meer vragen opriep dan dat het antwoorden gaf. Een rollenspel werd toen gespeeld, waarbij de deelnemers in hun rollen als journalist vragen konden afvuren op ‘Minister Ganga’.


Een van de belangrijkste handvatten voor kritische beschouwing en opinievorming is het gebruik van referentiekaders. Dit zijn raamwerken waaraan teksten, situaties en uitspraken kunnen worden getoetst. Ze maken het proces van onderzoek, toetsing en analyse gemakkelijker.
Enkele van deze ‘referentiekaders’ van het Burgerinitiatief werden nader bekeken: mensenrechten, goed bestuur en duurzame ontwikkeling.
Als oefening, bestudeerden de deelnemers vervolgens nieuwsberichten over het beruchte treinenproject vanuit het kader van Goed Bestuur: kijken naar rekenschap, transparantie, rechtsstaat, responsiviteit, billijkheid, inclusiviteit, en participatie. Voor de deelnemers was het een eye-opener om met een andere ‘bril’ op naar de berichten te kijken: hun onvrede kreeg woorden, nu ze duidelijker konden aangeven wat er niet klopte aan de werkwijze vanuit een kader.

Regeringsverklaring herschreven
Een veel voorkomende tekortkoming van teksten is het ‘wollig schrijven’: veel en lange woorden gebruiken, steeds hetzelfde herhalen met andere woorden. Deelnemers stortten zich, na een korte uitleg, op delen van de laatste Regeringsverklaring, en brachten alinea’s van 10 – 15 regels terug naar 2 of 3 zinnen, waarbij de kern van die alinea nog altijd intact bleef, maar de tekst nu wel begrijpelijker werd.

Daarna behandelde Ganga voorbeelden van makkelijk te produceren kritische stukken: opiniestukken, timelines, woorden-analyses, ‘close reading’ van teksten, en opsommingen als ingang. Uit Projekta’s ‘State of our Democracy’ nieuwsbrieven werden voorbeelden van artikelen gehaald, die gemaakt zijn op basis van timeline- en tekst-onderzoek. Onderzoek is namelijk niet zo moeilijk als velen denken, maar het vereist wel nauwkeurigheid en tijd.

Ter afsluiting, gaf Ganga tips en adviezen over de inhoud, structuur en stijl van opiniestukken, waarbij haar persoonlijke ervaring als schrijver aan de orde kwam. Als belangrijkste advies gaf zij mee om te lezen, lezen, en nog meer te lezen: internationale kranten, tijdschriften, romans, stripverhalen, het maakt niet uit. Alles helpt om je denkkader te vormen en te veranderen. Naast lezen is het ook van belang om te blijven schrijven- alleen door veel te schrijven leer je schrijven.

Bij de evaluatie gaf een groot deel van de deelnemers aan dat zij met een meer kritische blik zullen kijken naar publicaties, vanuit een duidelijk referentiekader: ”ik lees nooit meer op dezelfde manier de krant” werd gezegd.

donderdag 24 november 2016

Mijnbouwgeld in dienst van duurzame ontwikkeling

Dimitri Tjon Sie Fat van Green Heritage Fund Suriname
Geld maken is niet het doel, maar een middel om te komen tot duurzame ontwikkeling. Dit was de rode draad gedurende het mini-college ‘Mijnbouw en duurzame ontwikkeling’, verzorgd door Dimitri Tjon Sie Fat van Green Heritage Fund Suriname, lid van het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur. Dit mini-college was onderdeel van de 9e Democratiemaand.

Tjon Sie Fat maakte gebruik van de ‘Natural Resource Charter Decision Chain’, een model voor het uitzetten van duurzame strategieën voor natuurlijke hulpbronnen, om zijn betoog vorm te geven.
In deze keten zijn de verschillende schakels aangegeven die op zijn plaats zouden moeten zijn om op een duurzame wijze gebruik te maken van de aanwezige natuurlijke hulpbronnen in een land. Alles begint met de eerste schakel: het op zijn plaats hebben van sterke instituten voor beheer en bestuur van de hulpbronnen. 
Bij het volgen van de schakels, zien wij dat je als land bijvoorbeeld voor het exploreren eigenlijk eerst de grondenrechten duidelijk vastgesteld moeten hebben. Een goed systeem voor dataverzameling moet op zijn plaats  zijn, net als een systeem om een goede deal te krijgen bij de Multinationals, b.v. middels een investeerders ‘auction’.  

De ‘Decision Chain’ noemt ook andere basisvoorwaarden om via mijnbouw te komen tot duurzame ontwikkeling, zoals een regering die ervoor zorgt dat de krachten die aan elkaar trekken in balans zijn, dat markten niet op hol slaan, en milieuvervuiling beperkt is. Tegelijk moet ervoor worden gewaakt dat de kwaliteit van het leven van mensen niet verslechtert. Als fundament hiervoor staan sterke wetten, een sterke civil society, en sterke instituten.

De inleider en het publiek keken vervolgens samen naar de politieke, economische, en sociale realiteit van Suriname die in de weg staan van het inzetten van de mijnbouw voor diversificatie en duurzame ontwikkeling. Tjon Sie Fat constateert dat er in Suriname geen duidelijke gedeelde langtermijn visie of strategie is, maar er meer in temen van losse projecten gedacht. 

Aanwezigen discussieerden erover dat er al legio vijf- en tienjaren ontwikkelingsplannen en strategische plannen zijn geweest, maar dat de politieke cultuur die vaak vroegtijdig de das om heeft gedaan: alleen maar werken naar de volgende verkiezing toe, het gebruiken van resources om de politieke (en soms ook de etnische) achterban tevreden te stellen, en wijdverbreide patronagepolitiek. 

Het probleem van het gebrek aan lange- termijndenken en uitvoeren, kan zelfs maken dat wij volledig de ‘mijnbouw-boot’ missen.  In zijn presentatie gaf Tjon Sie Fat aan dat de verschillende mijnen en bronnen ongeveer 16 jaren nog gemijnd en ontgind kunnen worden. Indien er nieuwe worden ontdekt, kunnen we hooguit er vanuit gaan dat dit tot 20 jaar kan worden opgetrokken. Dat wil zeggen dat de inkomsten uit deze sector er straks helemaal niet meer zullen zijn, en wij als land niets hebben om op terug te vallen.


Samen met het publiek, keek Tjon Sie Fat naar de mogelijkheden om de schakels in de Decision Chain te versterken, zodanig dat andere sectoren die kunnen gebruiken om te groeien. Een jonge, enthousiaste Landbouw-student wist het publiek te imponeren met zijn inbreng over de potentie van deze sector, door bijvoorbeeld minderjarige gewassen te stimuleren, of cassave te gebruiken voor energie-opwekking. De verviervoudiging van het aantal studenten van deze Studierichting in de afgelopen, toont de groeiende belangstelling aan. 


Nu alleen nog de bijbehorende langtermijn visie waar wij allemaal achter staan en ons voor inzetten.  

maandag 21 november 2016

We zijn in een diepe recessie, maar nog niet op het diepste punt

Nu de goudprijs is gedaald en Suriname in een financiële crisis is komen te verkeren, stellen wij vragen die we eerder niet stelden- nu willen we het naadje van de financiële kous wel weten.  Dit stelde Sharda Ganga, directeur van Projekta bij de opening van het mini-college over financieel-economische begrippen en ontwikkelingen, welke werd georganiseerd door Projekta in het kader van de 9e Democratiemaand, samen met haar partners van het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur (BINI).
Steven Debipersad, macro-econoom en bestuurslid van de Vereniging van Economisten in Suriname (VES) verzorgde het mini-college afgelopen dinsdag .

Verwachtingen niet tijdig bijgesteld / Slechte voorbereiding tegenvallers 

De inleider is ingegaan op de verschillende manieren waarop het Bruto Binnenlands Product (BBP; de waarde van alle goederen en diensten die in een jaar in een land worden geproduceerd, tegen marktprijzen) kan worden berekend, zoals de subject-, object- en bestedingsmethode. Het is daarom belangrijk om niet blindelings BBPs van landen met elkaar te vergelijken, maar eerst na te gaan welke methode men heeft gehanteerd. De afzonderlijke berekeningen van De Centrale Bank van Suriname (CBvS), het Ministerie van Financiën en het Algemeen Bureau voor de Statistiek (ABS) vertonen verschillen, maar deze vallen wel binnen de gebruikelijke foutmarge van 5-10 %. Het ABS berekent het officiële BBP cijfer, maar het CBvS beschikt over het meest recente BBP cijfer, omdat deze over meer macro economische informatie beschikt.

Debipersad gebruikte vervolgens het BBP ter illustratie van het gevaar van vasthouden aan modellen, zonder deze bij te stellen aan de hedendaagse realiteit. Hierbij maakt hij gebruik van de schattingen voor de groei van het BBP met die met behulp van het SURYA model door het Planbureau zijn gedaan. Het fundamenteel probleem met begroten en modellen maken voor de economie is dat je alleen kunt afgaan op cijfers van voorgaande jaren.

Maar een bijkomend probleem is dat er geen jaarrekeningen worden aangeleverd door een groot aantal bedrijven- ook niet door Staatsbedrijven- cijfers kunnen dan nauwelijks accuraat zijn. Volgens de inleider kiezen een groot deel van de bedrijven ervoor de jaarrekening niet te leveren, ook al is dat een wettelijke verplichting; ze betalen liever de zeer lage boete voor het niet aanleveren  In het model zijn daarom alleen de grote bedrijven meegenomen, die wel jaarrekeningen indienen, omdat ze bijvoorbeeld beursgenoteerd zijn, en de verplichting wel hebben naar aandeelhouders.
Hoewel er dus grote uitdagingen zijn om economische performance te voorspellen, en goede planning en begrotingen te maken, zijn er een aantal factoren die wel bekend zijn en die meegenomen kunnen en moeten worden.  Elke bedrijfstak doorloopt een cylcus, beginnend bij een moeilijke opstartperiode, gevolgd door expansie, waarna wordt gepiekt. Hierna volgt een gegarandeerde contractie. Grondstoffen, dus ook goud en olie kennen een prijs/productie cyclus.  Ook landen kennen een groei/ontwikkelingspad, of het nu grondstoffenproducenten zijn of leveranciers van high tech producten en diensten. Daarom moet er meteen drastisch worden ingegrepen op het moment dat dee groei afneemt.
Als land moet je voorbereid zijn op zowel de pieken maar vooral de dalen van deze cyclus. Je moet weten wat de performance van je land is, zodat je op tijd maatregelen kan treffen.

Inkomsten v.s. uitgaven 

In de gepresenteerde cijfers is er een discrepantie te zien tussen hoeveel wij als land verdienen en onze uitgaven. De inleider weerspreekt de negatieve kritiek over de druk van ambtenarensalarissen op de overheidsbegroting. Volgens de gepresenteerde cijfers bedragen de personele kosten 20% van de totale overheidsuitgaven van 2015. Dit is volgens Debipersad in vergelijking met andere landen vrij normaal.  Daar staat tegenover dat 34% van al onze uitgaven (16% van ons BBP) is besteed aan aflossingen van leningen, zowel lokaal als internationaal. Aan subsidies is 18% van de totale uitgaven besteed.. De kapitale uitgaven, noodzakelijk voor productie facilitering en opbouw van de economie bedroegen in 2015 amper 5,7% van de uitgaven, ofwel 2,5% van het BBP. We gaven dus 6 keer meer uit aan het aflossen van leningen dan aan kapitale investeringen.

Schuldplafond reeds overschreden? 

De redenering van de inleider dat het huidig wettelijk schuldplafond van 60% van het BBP reeds is overschreden, wekte bij veel aanwezigen verbazing. Debipersad gaf aan dat het Bureau voor de Staatsschuld bij de berekening uitgaat van 4.04 voor de SRD/USD wisselkoers, ook toen de koers officieel boven de 7 srd was. De officiële berekening is daarom dat onze schuld 47% van het BBP is. Volgens eigen berekening van Debipersad, op basis van officiële cijfers van de CBvS en het Bureau voor de Staatsschuld, kijken wij in 2016 tegen een waarde van 62% van het BBP aan, als de officiële CBvS USD/ SRD wisselkoers van 14 november 2016 wordt gehanteerd (nl. 7.21 srd voor de USD)

Beter communiceren en meer produceren 

Aan het einde van de dag produceren we nog veel te weinig gaf de Debipersad ten slotte aan. De koek wordt steeds minder, waardoor er voor de herverdeling ook minder is. Er zijn extra inkomsten nodig voor de mensen die het het moeilijkst hebben.
Als advies aan de regering geeft Debipersad mee om de communicatie met de bevolking te verbeteren. Men moet aangeven wat de situatie precies is, en welke methode toegepast zullen worden om hierin verbetering te brengen en de keuze voor een bepaalde methode verantwoorden. De bevolking is volgens de inleider bereid in te leveren, maar er ontbreekt communicatie vanuit de overheid.

vrijdag 18 november 2016

Nationale Visie voorwaarde voor optimaal benutten gouddeals

Een nationale visie is een basisvoorwaarde voor het optimaal benutten van gouddeals. Dit kwam naar voren bij het mini-college ‘Transparantie in de Gouddeals’, verzorgd door Aroen Gangaram Panday als onderdeel van de 9e Democratiemaand.

Gangaram Panday startte het college door het publiek te vragen naar hun mening over de stelling “De volgende goudmijn moet 100% in handen zijn van de Surinaame overheid of Surinaamse aandeelhouders”. Zo’n 50% van de zaal was het eens met de stelling.

Meedoen aan het mijnen van goud, om zodoende “een deel van de koek” binnen te halen is de laatste jaren steeds het streven van opeenvolgende regeringen geweest. In een vergelijking van de vier verschillende gouddeals die de Staat aanging (3 met IAMGOLD en 1 met Newmont), bleek dat het pas bij de laatste onderhandeling is gebeurd. Daar is de Staat zelf voor 5% directe aandeelhouder, en voor 20% via Staatsolie.

Echter, als alle cijfers over de kosten van de goudwinning versus de opbrengsten van deze laatste gouddeal worden uiteengezet in een model, dan blijkt het dat participatie van de Staat nauwelijks zorgt voor meer directe inkomsten voor de Staat. En als de goudprijs blijft dalen, dan zal de Surinaamse Staat zelfs verlies lijden. Uit geen van de neergepende beleidsvoornemens en uitspraken gedaan in DNA en de media, is duidelijk onderbouwd waarom er toch voor deze participatie-optie is gekozen. Duidelijk is dat er vooraf niet voldoende is nagedacht over de praktische uitvoerbaarheid, en over de mogelijke risico’s voor de Staat en de bevolking. Iemand uit het publiek vergeleek dit oneerbiedig met een ‘hond die achter een auto rent, maar niet weet wat ermee te doen als hij het vangt’.

De presentator beschreef daarna verschillende andere opties die Staten hebben om mee te kunnen genieten van de opbrengsten uit de mijnbouwsector, waaronder progressieve belasting, ‘sliding-scale royalties’, en ‘resource-rent’ belasting. Met behulp van internationale statistieken toonde hij aan dat participatie van Staten in de mijnbouw (behalve voor olie) niet gangbaar is. Dit omdat investeringen vaak moeten komen van grote multinational bedrijven of van leningen van internationale banken. Echter, zowel grote multinationals als internationale banken vinden het vaak veels te riskant om geld te investeren in overheden van Derde Wereld landen, uit bezorgdheid over slecht bestuur, politieke instabiliteit en corruptie.

Overheden hebben vooral niet-commerciële voordelen aan het participeren: het is soms een strategische zet, er kunnen partijpolitieke overwegingen zijn, het is een zaak van nationale trots, en zo zijn er nog meer, stelt Gangaram Panday. Maar uit de praktijk van landen in Zuid Amerika, Europa, Afrika en Azië blijkt dat de mogelijke nadelen (behalve voor het financieel / commercieel risico) ook legio zijn, waaronder belangenverstrengeling, corruptiegevoeligheid, en te weinig expertise en ervaring. Een niet te onderschatten gevolg is dat door de investeringen die de Staat moet plegen om mee te doen als aandeelhouder in de goudmijnen, zij minder geld heeft te besteden  aan andere prioriteiten zoals onderwijs en gezondheidszorg, die de basis publieke diensten zijn die een Staat moet leveren aan haar bevolking.

De grote vraag bleef na dit
gedeelte van het college: “Moeten wij wel willen participeren? En HOE moeten we dan participeren?”

Volgens Gangaram Panday zijn er zijn fundamentele issues vooraf, die wij moeten meenemen bij het onderhandelen over gouddeals. Er moeten sterke instituten en controlemechanismen zijn, duidelijke mijnbouw wetgeving, en een goede mix van inkomsten uit belastingen, royalties, resource-rent belastingen etc.  Allerbelangrijkste issue bleef wel: participatie in de mijnbouw moet slechts op basis van een gedegen sector-strategie en lange termijn ontwikkelingsplan, in plaats van adhoc beslissingen, zoals nu het geval lijkt te zijn. Met een goede langetermijn visie,  dat verder strekt dan ‘de volgende verkiezingen’ kunnen wij als land ervoor zorgen dat wij de (tijdelijke, eindige) opbrengsten uit de mijnbouwsector kunnen inzetten voor langetermijn ontwikkeling van verschillende sectoren. Er zijn in de afgelopen decennia meerdere pogingen geweest om een dergelijke strategie te maken voor Suriname, maar alle pogingen bleven vruchteloos.

De kern bleef: als het ons te doen was om een groter deel van de goudkoek, het maximaliseren van de staatsinkomsten, dan waren er minder risicovolle manieren geweest dan aandeelhouder worden. 

donderdag 17 november 2016

Wetten kunnen transparantie en rekenschap bevorderen

De Wet op de Jaarrekening, de Anticorruptiewet, en de Wet Openbaarheid van Bestuur zijn nu nog belangrijker dan ooit. Als we in een bubbel leven waarin geld geen probleem is, dan zijn er weinigen die zich echt druk maken om wat de Regering doet, hoe zij ons geld besteedt, welke besluiten er worden genomen.


Natuurlijk, zo af en toe is er een roep om de meest in het oog springende gevallen van corruptie aan te pakken, maar veel energie steken we daar niet in. Zolang ons leven niet teveel wordt beïnvloed, laat ze maar hun gang gaan – we kunnen toch weinig doen aan die toestanden, is de teneur.
Maar als de crisis toeslaat, dan zijn we plots allemaal wakker, en gaan we vragen stellen: waar is het geld naartoe? Wie is verantwoordelijk voor deze toestanden? Zijn wij wel beschermd tegen besluiten die zo een negatieve invloed op ons leven hebben?

Als we onze wetgeving in orde hadden, dan was ons een hoop ellende bespaard gebleven. Misschien niet alles, maar we zouden in elk geval de middelen hebben om zelf te oordelen wie waarvoor verantwoordelijk is. We zouden weten welk deel van onze energierekening wordt gebruikt om de mooie salarissen en  prachtige secundaire voorwaarden van de EBS-werknemers te betalen. We zouden ook weten hoe de besluiten zijn genomen om leningen aan te gaan, en we hadden de middelen om na te gaan welke minister of andere politieke ambtsdrager  plotseling rijker is geworden.

Maar we missen nog steeds enkele onmisbare schakels voor goed bestuur, zoals de Wet op de Jaarrekening, de Wet Openbaarheid van Bestuur en de Anticorruptiewet. Deze zijn nodig om meer transparantie en rekenschap te eisen en te krijgen van de Staat en van bedrijven met wie zij zaken doen. Dit was de centrale gedachte bij het mini-college ‘Drie wetten die wij niet hebben: Wet op de Jaarrekening, de Anticorruptiewet, de Wet Openbaarheid van Bestuur’. Het mini-college werd verzorgd door Cyril Soeri van de Surinaamse Vereniging van Accountants, en Rayah Bhattacharji en Sharda Ganga van PROJEKTA, als onderdeel van Democratiemaand 2016.

Goed Bestuur kan simpelweg uitgelegd worden alshet proces van besturen, van hoe besluiten worden genomen, hoe die worden uitgevoed, en hoe daar verantwoording over wordt afgelegd.

Deze drie wetten zijn direct te linken tot twee van de algemeen erkende elementen van goed bestuur, namelijk transparantie en rekenschap.

De vraag dan is: waarom hebben wij deze wetten nog steeds niet?

Wet op de Jaarrekening: onze financiele standaarden naar deze eeuw brengen
Jaarrekeningen geven aan wat de financiële resultaten zijn van een organisatie. Inleider Cyril Soeri legde aan de hand van een actueel voorbeeld hoe een jaarrekening gelezen kan worden – welke  informatie je er uit kunt halen, maar vooral: wat je er niet uit kunt halen. Er zijn namelijk geen algemeen geldende (verplichte) regels over hoe financiële verslagen (zoals Jaarrekeningen) er uit moeten zien. Aandeelhouders, cliënten, investeerders en anderen beschikken daardoor niet over tijdige en betrouwbare financiële informatie. Dit is vooral van belang bij zogeheten ‘organisaties van openbaar belang’, zoals staatsbedrijven, zorginstellingen, verzekeringsmaatschappijen, financiële instellingen en anderen. Bij deze organisaties, kunnen de maatschappelijke gevolgen van ondeugdelijk financieel beleid enorm groot zijn. 
Ondermeer daarom heeft de SuvA gemeend om een conceptwet te ontwerpen, waarin wordt vastgelegd welke organisaties jaarverslagen moeten maken, welke financiële standaarden worden gehanteerd, door wie de controle plaats moet /mag vinden, en hoe de uitkomsten worden gepubliceerd.
De Conceptwet is breedvoerig besproken met accountantskantoren, bedrijfsleven-organisaties, en de Ministeries van Handel & Industrie en Financiën.

De Anticorruptiewet en de Wet Openbaarheid van Bestuur
De roep om een Anticorruptiewet is al enkele decennia te horen. Het nam een grotere vlucht nadat Suriname toetrad tot het Interamerikaans verdrag tegen Corruptie in 2002. Bhattacharji schetste de tijdlijn van de verschillende stappen die zijn genomen sindsdien
Een opvallende trend: na elke verkiezing is er een nieuw concept, een nieuwe DNA-commissie (natuurlijk, omdat je vaak genoeg nieuwe dna-leden hebt), en begint de cyclus van nieuw concept maken, nieuwe hearings, nieuwe commissievergaderingen, opnieuw.

Elke nieuwe versie van de conceptwet bleek minder zeggings-en daadkracht te hebben. Uiteindelijk is eind 2015 de huidige versie totstand gekomen, nadat diverse maatschappelijke en deskundige groepen, waaronder Projekta, de conceptwet van 2014 als totaal inadequaat hadden bestempeld.
Voor Projekta gold dat de Anticorruptiewet als uitgangspunt dient te nemen, het Interamerikaans Verdrag tegen Corruptie, welke Suriname ratificeerde in 2002. De Surinaamse wet zou dit verdrag als uitgangspunt moeten hebben en minstens de onderdelen en lijn daarvan moeten volgen. Maar ons concept is daar een slap aftreksel van.

Zo wordt niet gerept over het terugvorderen van bezit dat door corruptie is verkregen, en zijn niet alle corruptieve handelingen strafbaar gesteld. Het verbergen van bezittingen,  grensoverschrijdende omkoping, en vriendjespolitiek,  komen bijvoorbeeld niet voor.

De huidige conceptwet is zeker niet zaligmakend, het is dus zaak om als burgers te blijven hameren op staatsbesluiten die de gaten dichten en de wet ind e praktijk de tanden te geven die het nodig heeft om corruptie aan te pakken en te voorkomen.

Maar ook zonder de ACW zijn er genoeg instrumenten die het mogelijk maken om corruptie aan te pakken, van de personeelswet tot het wetboek van strafrecht. Maar er moet dan wel een wil zijn om het echt aan te pakken.

Ganga gaf ook aan dat tijdens de diverse trainingen, presentaties en discussies die Projekta in de loop de tijd heeft verzorgd, er twee vormen van corruptie blijken te zijn die niet als zodanig herkend worden door velen in Suriname, met name in de publieke functies. Belangenverstrengeling blijkt voor velen een blinde vlek, en nepotisme en vriendjespolitiek is algemeen geaccepteerd. Pas als we inzien dat deze twee handelingen ook vallen onder de noemer van corruptie, en het als zodanig benoemen, zullen we een eind kunnen maken aan deze praktijken die op lange termijn nog veel schadelijker zijn gebleken voor ons land dan welke frauduleuze handeling dan ook.

Naast de Anticorruptiewet is ook de wet Openbaarheid van Bestuur door de President genoemd als wetgeving die het komend jaar zal worden aangepakt – deze belofte staat ook al in de eerste Regeringsverklaring van President Bouterse in 2010, en de tweede van 2015.

Samen met de Anticorruptiewet en wet-en regelgeving voor instelling van een Ombudsinstituut, vormt de Wet Openbaarheid van Bestuur het belangrijkste wettelijk kader voor corruptiepreventie- en bestrijding. Daarnaast stellen ze burgers ook in staat om hun rechten te beschermen en onrechtvaardige en onwettige besluiten van de Staat en de Overheid aan te vechten.

In de Surinaamse Grondwet staat het recht op informatie ook verankerd, o.a. in artikel 158 lid 1, welke stelt dat een ieder het recht heeft om door de overheidsadministratie geïnformeerd te worden over zaken waarbij hij direct belang bij heeft en omtrent eindbeslissingen, met betrekking tot hem genomen. Nu is de burger overgeleverd aan de goedwillendheid van ambtenaren om informatie te verkrijgen – ook als het om zaken gaat die de burger in kwestie persoonlijk raken.

Bhattacharji ging in op wat een Wet Openbaarheid van Bestuur minimaal zou moeten omvatten, zoals de voorwaarden waaraan de informatie moet voldoen (het moet begrijpelijk en toegankelijk zijn voor burgers), en welke informatie minimaal ter beschikking moet wordne gesteld, zoals informatie over hoe instanties functioneren, hun kosten, hun doelen, boekhouding, standaarden, en behaalde doelen; besluiten of beleid die de burgers raken, inclusief achtergronden en motivering.


Projekta gaf aan dat zij de sessie organiseerden om te voorkomen dat we straks weer een wetsontwerp krijgen dat nauwelijks het papier waarop het wordt geprint waard is , zoals met de vorige concept van de ACW het geval was.

Interactieve sessies tijdens Democratiemaand

Deelnemers aan de BINI-mini over huiselijk geweld spelen de dagelijkse problematiek van slachtoffers en daders van huiselijk geweld na door middel van een rollenspel
De 9e Democratiemaand is in volle gang. Vandaag is alweer de laatste dag met de zogenaamde BINI-mini’s: mini-colleges voor basiskennis en bewustwording voor niet-deskundigen. Door middel van de BINI-mini’s wil Projekta (in samenwerking met het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur- BINI) burgers bewapenen met feiten, zodat zij hun mening kunnen vormen en constructief discussies kunnen voeren.
De sessies hadden een zoveel mogelijk interactief karakter, varierend van schrijfopdrachten tot een heus rollenspel. 
Klik hier voor het gehele programma en meld je snel aan voor de laatste BINI-mini’s van deze Democratiemaand. 
Tijdens de besloten sessie met het LGBT Platform
werd er uitgebreid aandacht besteed aan gender
en sekseverschillen tussen mannen en vrouwen
Deelnemers aan de BINI-mini over Mijnbouw en Duurzame
Ontwikkeling kregen op losse vellen de verschillende
schakels in de 'Natural Resource Charter Decision Chain'.
Zij moesten onderling en samen met het publiek
de schakels in de juiste volgorde zetten om zo
de Ketting te vormen.

maandag 14 november 2016

Mini-masterclass: de kunst van kritische beschouwing, opinievorming en -uiting


Projekta presenteert op zaterdag 19 november de 2e mini-masterclass in het kader van Democratiemaand 2016. Deze mini-masterclass gaat over de kunst van kritische beschouwing, opinievorming en -uiting.

Wij kijken allereerst naar verschillende kaders voor kritische beschouwing en analyse (zoals goed bestuur en mensenrechten), als basis voor het vormen van een mening. Met behulp van concrete praktijkgevallen, zullen deelnemers oefenen in het analyseren van cases en beleid, op basis van de denkkaders die zijn behandeld. Als laatste onderdeel van de mini-masterclass, leer je hoe je mening te presenteren, waarbij wij zullen ingaan op de basisstappen voor opiniestukken en andere vormen van meningsuiting.
De facilitators zijn Sharda Ganga en Rayah Bhattacharji van PROJEKTA.

"De kunst van kritische beschouwing, opinievorming en -uiting" wordt gehouden van 9.30 - 15.00u, in de zaal van het Blindencentrum (dr. Sophie Redmondstraat). De mini-masterclass is gratis toegankelijk voor een ieder, maar voorafgaande registratie is wel verplicht, vanwege een beperkt aantal zitplaatsen. Snacks en koude dranken zullen tegen een lage prijs worden verkocht. 
Registratie kan via projekta@sr.net of telefonisch via 439924 / 439925.

BINI-mini's: zodat u goed onderlegd discussies kunt voeren

Iedereen praat, maar weten ze wel wat ze zeggen?
Iedereen heeft een mening, maar kloppen de feiten waarop ze die mening baseren wel?
Met de Bini-Mini’s willen wij u voldoende achtergrondinformatie geven om u in discussies niet te laten overdonderen door mensen die doen alsof ze het (beter) weten. 

De “BINI-mini’s”  zijn korte interactieve colleges voor basiskennis en bewustwording, bestemd voor niet-deskundigen. Er zijn drie kernthema’s: mensenrechten, financieel-economisch en goed bestuur.


Thema: Mensenrechten

Huiselijk geweld

Helaas is geweld binnen de huiselijke sfeer een zeer actueel thema. Het lijkt vandaag de dag alsof er vaker dan ooit (dodelijke) slachtoffers vallen. Is dit wel zo? En aangezien het geweld in de privésfeer betreft, is er ook geweld en onrecht waar we niets van horen. Wat zijn bijvoorbeeld de problemen waar kwetsbare groepen zoals kinderen en seniore burgers mee geconfronteerd worden? Carla Bakboord en Henna Guicherit van het Women’s Rights Centre (WRC) zullen ingaan op de oorzaken en gevolgen van huiselijk geweld. Tijdens deze BINI-mini zal ook aandacht worden besteed aan welke rechten slachtoffers en daders hebben volgens de wet.
Carla Bakboord, Henna Guicherit, DINSDAG 15 NOVEMBER, 18.00-19.30 UUR, LALLA ROOKH, GEBOUW 2


Mensenrechten algemeen

Steeds vaker is een eerste reactie op een roofoverval of roofmoord “Dood aan die criminelen!” Wanneer er vervolgens gewezen wordt op de rechten van vermeende criminelen, voelen velen dat er niet genoeg waarde wordt gehecht aan de mensenrechten van de slachtoffers. Gaetano Best gaat in op wat mensenrechten nu eigenlijk zijn, wat ze betekenen voor slachtoffers en daders, voor ons allemaal, en hoe ze werken in de praktijk. 
Gaetano Best, DONDERDAG 17 NOVEMBER, 18.00-19.30 UUR, LALLA ROOKH, GEBOUW 2


Vrouwenrechten

Maggie Schmeitz vertelt waarom het nodig is om speciale vrouwenrechten te hebben, en waarom de roep dat “vrouwen het overnemen, en waarom hebben die gendermensen geen oog voor de mannen”  een gemakzuchtige redenering is die haaks staat op de realiteit. Laat u niet langer afleiden door dit soort uitspraken!
Maggie Schmeitz, DONDERDAG 17 NOVEMBER, 19.45-21.15 UUR, LALLA ROOKH, GEBOUW 2

Thema: Goed Bestuur

Drie wetten die we niet hebben: Wet op de Jaarrekening, de Anticorruptiewet en de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB)


De Wet Openbaarheid van Bestuur is fundamenteel voor het maken en uitvoeren van beleid. Met dergelijke controlemechanismes kan de hele gemeenschap controle uitoefenen, aldus president Bouterse. Dat zeggen wij al heel lang- met name dat de Anticorruptiewet nauwelijks zinvol is zonder een Wet Openbaarheid van Bestuur. Ook de Wet op de Jaarrekening is een onmisbaar instrument voor het afleggen van rekenschap en om controle te kunnen uitoefenen op hoe overheidsinstanties en politieke ambtsdragers hun werk uitvoeren. Cyril Soeri, Sharda Ganga en Rayah Bhattacharji zullen tijdens deze BINI-mini ingaan op waarom deze wetten onmisbaar zijn en waar zij aan moeten voldoen om daadwerkelijk een verschil te kunnen maken. Ook het huidige concept van de Anticorruptiewet wordt ontleed. 
Rayah Bhattacharji, Cyril Soeri, Sharda Ganga, DINSDAG 15 NOVEMBER, 19.45-21.15 UUR, LALLA ROOKH, GEBOUW 2

De rol van de Rekenkamer in Goed Bestuur

Het kan niemand zijn ontgaan: we leven in een precaire situatie. Nu is het meer dan ooit belangrijk dat er degelijk, transparant financieel beleid gevoerd wordt. Charmaine Felter, voorzitter van de Rekenkamer, vertelt over de taken en bevoegdheden van dit instituut, oftewel: welke rol speelt de Rekenkamer in het realiseren van goed bestuur. Want het is belangrijk dat de CLAD haar werk doet, maar de Rekenkamer is net zo belangrijk. 
Charmaine Felter (Vz. Rekenkamer), DONDERDAG 17 NOVEMBER, 19.45-21.15 UUR, LALLA ROOKH, GEBOUW 2

Mijnbouw en duurzame ontwikkeling

Decennia lang is Suriname voor haar ontwikkeling afhankelijk geweest van mijnbouw. Nu natuurlijke grondstoffen op lijken te raken en de internationale roep om duurzame ontwikkeling ook in ons land steeds luider klinkt, is het een goed moment om stil te staan bij de vraag of mijnbouw en duurzame ontwikkeling wel samen gaan. Dimitri Tjon Sie Fat (Green Heritage Fund Suriname) zal op een interactieve manier de gehele mijnbouwketen doorlopen. Er wordt onder andere stilgestaan bij welke stappen Suriname mist en wat de gevolgen hiervan zijn, maar ook zal er aandacht zijn voor de alternatieven voor (duurzame) ontwikkeling. 
Dimitri Tjon Sie Fat, WOENSDAG 16 NOVEMBER, 18.00-19.30 UUR, LALLA ROOKH, GEBOUW 1

Thema: Financieel-economisch

Basiskennis, prangende vragen. Leningen, staatsobligaties en wisselkoersen 

Nu de goudprijs is gedaald en Suriname in een financiële crisis is komen te verkeren, stellen wij vragen die we eerder niet stelden- nu willen we het naadje van de financiele kous wel weten. Steven Debipersad van de Vereniging van Economisten in Suriname (VES) zal ons basis economische, financiele en monetaire informatie verstrekken zodat we antwoord kunnen geven op prangende vragen zoals “Hoeveel hebben wij geleend, hoeveel moeten we terug betalen en wanneer? Hoe kan het dat de koers steeds verder omhoog gaat?
Steven Debipersad, DINSDAG 15 NOVEMBER, 18.00 - 19.30, LALLA GEBOUW 2 

De gouddeal(s): de feiten, niet de verhalen 

Rosebel Gold Mines (RGM), Suriname Gold Company L.L.C. (SURGOLD), voor hoeveel procent doet Suriname mee? Wat zijn de afspraken?Wat houden de deals in, en  wat betekenen ze voor de toekomst van ons land? Wat had anders gemoeten/gekund?
Aroen Gangaram Panday graaft samen met ons naar antwoorden. 
Aroen Gangaram Panday, WOENSDAG 16 NOVEMBER, 19.45 - 21.15, LALLA ROOKH, GEBOUW 1.


‘s Lands begroting: hoe lees je dat? 

Zonder een begroting waarin wordt aangegeven wat je denkt dat je gaat verdienen en waaraan je het zal uitgeven zal je je doelen in je persoonlijk leven moeilijk bereiken. Geldt dat ook voor de overheid?  Waar komt het geld dat de overheid besteed vandaan? En waar zal de Regering het komend jaar haar geld aan uitgeven? Is er meer over minder voor onderwijs en gezondheidszorg? Is er ruimte voor dat wat jij belangrijk vindt?
Om achter die informatie te komen moet je ’s Lands Begroting ter hand nemen. Maar hoe lees je dat? Monique Essed Fernandes zal op een interactieve manier hierop ingaan.
Monique Essed Fernandes, DONDERDAG 17 NOVEMBER, 18.00 - 19.30, LALLA ROOKH, GEBOUW 2

Rooster


Aanmelden

Alle activiteiten van de Democratiemaand zijn kosteloos, hoewel registratie vooraf verplicht is. Mail naar projekta@sr.net of bel op 439925.


Achtergrond informatie

 
PROJEKTA organiseert deze maand i.s.m. het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur, voor de 9e keer de Democratiemaand. Het thema is ‘Kritische Burgers: Rechten en Verantwoordelijkheden’. Deze editie is gericht op het bevorderen van kritisch, democratisch burgerschap.

Het thema: Kritische Burgers
Kritisch, democratisch burgerschap wil zeggen: niet alleen kritiek geven om kritiek te geven, maar praten vanuit een op feiten gebaseerde opinie. Niet alleen protesteren, maar weten wat betekenisvolle citizens action is. Niet alleen de vinger wijzen naar de Staat en de Regering, maar bijdragen aan maatschappelijk welzijn, de beleving van mensenrechten en democratie,  waar we kunnen – altijd op basis van een kritische blik.
Kritisch, democratisch burgerschap vereist een leergierige geest. Het vraagt om het vermogen om feiten van fictie  te onderscheiden, om  basisprincipes van mensenrechten, rechtsstaat en goed bestuur te begrijpen en toe te passen in redeneringen , acties en in analyse van beleid, toespraken, en teksten.
Kritische burgers worden niet geboren – zij worden gevormd.
Wij geloven dat debatten en discussies inboeten aan kwaliteit, onder andere omdat burgers niet voldoende uitgerust zijn om beleid te analyseren, niet voldoende achtergrondinformatie hebben om een afgewogen mening te vormen, en onvoldoende vaardigheden  om samenhangende argumenten te presenteren. De masterclasses en bovenstaande BINI-mini’s van de Democratiemaand 2016 beogen hier verandering in te brengen.


Achtergrond: Het Burgerinitiatief
Het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur (BINI) is een collectief van maatschappelijke organisaties en individuele burgers die een rechtvaardige maatschappij voorstaan, waarin de mens en menselijke waardigheid centraal staan, en de beleving en waarborging van de rechten van alle burgers het uitgangspunt is voor het handelen van de Regering, het Bedrijfsleven, en de Civil Society zelf.
Aan het Burgerinitiatief neemt een groot aantal maatschappelijke organisaties en individuele burgers deel, die allen jarenlange expertise bezitten op hun werkgebied zoals Projekta, VES (Vereniging van Economisten in Suriname), VSB (Vereniging Surinaams Bedrijfsleven), VIDS (Vereniging van Inheemse Dorpshoofden in Suriname), Tropenbos International Suriname, GHFS (Green Heritage Fund Suriname), Stg Projekten Christelijk Onderwijs Suriname, Stg Onderwijs EBGS, Stg Ultimate Purpose, Women’s Rights Centre, Vrouwen Parlement Forum, LGBT Platform Suriname, Stas International, Global Shapers Paramaribo, Universiteitsinstituut Kinderrechten (UK), Foundation for Human Development, Sofie Ruysschaert (WWF Suriname), Lisa Best, Monique Essed-Fernandes, Antoon Grunberg, Fenna Walhain, Hans Lim A Po, Aroen Gangaram Panday en Nancy del Prado.
De thematische werkgroepen van BINI zijn: Democratie, Goed Bestuur en Rechtsstaat; Milieu; Financieel-Economische en Monetaire Ontwikkeling; Kinderrechten; Gender; Rechten van Inheemsen en Tribale Volkeren; Fatsoenlijk Werk; Onderwijs; Gezondheid; Sport; en Ruimtelijke Ordening.

Achtergrond: Waarom Democratiemaand? 
De Internationale Dag van de Democratie, vallend op 15 september, werd in 2007 geproclameerd door de Verenigde Naties. Regeringen werden daarbij opgeroepen om nationale programma’s te ontwikkelen en uit te voeren voor het versterken van democratie in hun landen. 
“Democratieën worden niet in een dag geboren, noch gemaakt in een jaar, en verkiezingen alleen maken geen democratie”, zei de voormalige VN secretaris generaal Ban Ki Moon.
Democratie vraagt om een voortdurend en nauwgezet werken aan de realisatie ervan. In een duurzame democratische cultuur kennen de burgers hun rechten en verantwoordelijkheden. En als niet iedereen deze kent, dan moet dit door middel van educatie en informatie worden verspreid. Daarom brengt Projekta al sinds 2008, elk jaar een maand lang dit thema onder de aandacht van alle Surinamers.  Nu samen met haar partners van het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur.