donderdag 26 november 2015

Regeringsverklaring, mysterieuze zaken, transparantie, de State of our Democracy Nieuwsbrief 2015!

Op 23 november sloten we de 8ste Democratiemaand af. En ook dit jaar werd toen de State of our Democracy Nieuwsbrief gelanceerd - alweer de 6e editie!

In deze nieuwsbrief kijken we terug op een aantal facetten van onze democratie, en van democratie in het algemeen.

Een tijdlijn over de communicatie rond de financieel-economische situatie maakt gebrek aan transparantie en rekenschap pijnlijk duidelijk, de zoektocht naar een visie in de Regeringsverklaring kostte enige moeite, maar leverde onverwachts resultaat. Een facebook-oproep leverde een lange lijst van mysterieuze zaken waar burgers graag klaarheid in zouden willen - de nood aan een Wet Openbaarheid van Bestuur wordt hiermee gedemonstreerd. Maar waar zou zo een wet aan moeten voldoen? Suriname kreeg een stevige to-do lijst van de mensenrechtencommissie en een paar stevige tikken op de vingers; we zetten die te doenlijst op een rijtje. Verder ook aandacht voor de beleving van LGBT rechten en de aanstaande verkiezingen in de Kamer van Koophandel en Fabrieken. En nog zoveel meer!

Lees de nieuwsbrief hier.

zaterdag 21 november 2015

dWT: Dodson voorstander transparantie mijnbouwinkomsten

Door: Ivan Cairo

Roger Hosein (UWI). Foto: Stefano Tull
Het is in het belang van de overheid en de burgerij dat er transparantie komt over de inkomsten van het land uit mijnbouwactiviteiten. Suriname zou zich daarom moeten aansluiten bij het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI). Minister Regilio Dodson van Natuurlijke Hulpbronnen loopt hier warm voor.
Dit onafhankelijke orgaan ziet erop toe dat bedrijven de juiste afdrachten plegen aan overheden. Ook wordt erop toegezien dat de overheden correct registreren en naar het publiek rapporteren wat er van de maatschappijen is ontvangen. Dat kwam donderdagavond in het Courtyard by Marriott naar voren tijdens een lezing van Stichting Projekta.

Na verschillende presentaties van een delegatie uit Trinidad en Tobago zei de bewindsman zich ervoor te zullen inzetten dat Suriname lid wordt van EITI. In zijn presentatie ging de econoom Roger Hosein in op de problemen waarmee Trinidad geconfronteerd werd toen de olie- en gasinkomsten binnenstroomden. Behalve dat er sprake was van grootschalige verspilling van middelen door de overheid, was er ook veel ruimte voor corruptie. Hosein merkte op dat door de hoge inkomsten uit de olie- en gasindustrie veel onevenwichtigheden zijn ontstaan in de Trinidadiaanse economie.

Ex-minister van Natuurlijke Hulpbronnen en Financiën van Trinidad Conrad Enil gaf aan dat hij aanvankelijk geen voorstander was van de toetreding van het land tot EITI. Hij vond het onacceptabel dat belastinginformatie van bedrijven openbaar werd. Uiteindelijk ging hij overstag nadat duidelijk bleek welke voordelen het land zou hebben.

Reagerend op de presentaties zei minister Dodson dat Suriname zowel politiek als economisch voordeel zal hebben als lid. Het lidmaatschap zal ervoor zorgen dat de bedrijven die hier opereren, zich houden aan de door de overheid vastgestelde regels. Ook zal het ervoor zorgen dat de staat krijgt wat haar toekomt. De bewindsman legde uit dat er nu initiatieven worden ondernomen om betrokkenen in de kleinschalige goudsector zover te krijgen dat ze als bedrijf opereren. "We willen geen stichtingen. Ze moeten NV's worden", zei Dodson.

Bron: De Ware Tijd, 21 november 2015

vrijdag 20 november 2015

Afsluiting 8e democratiemaand:“Naar effectieve participatie in besluitvorming”










Op maandagavond 23 november aanstaande, organiseren Projekta en het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur, de laatste activiteit in het kader van de 8ste Democratiemaand.

Er is een steeds luidere roep vanuit de gemeenschap is, om op een zinvolle, effectieve manier betrokken te zijn en blijven bij het formuleren, uitvoeren en monitoren van beleid. In de moderne ontwikkelingsbenadering zijn substantiële participatie, ownership en zeggenschap van mensen in besluiten die hun leven bepalen, als basisprincipes erkent en vastgelegd. Het Burgerinitiatief presenteert een model voor structureel nationaal overleg (voor planning), en een pad (proces) naar een breed gedragen nationale ontwikkelingsvisie.


“Naar effectieve participatie in besluitvorming”’
Datum: maandag 23 november, 2015
Tijd: 19.00u (inloop vanaf 18.30u)
Plaats: Ballroom Lalla Rookh, Geb. 2
De toegang is vrij!

We presenteren die avond ook de 6e State of Democracy Nieuwsbrief.

Natuurlijk hopen we dat u samen met ons deze 8ste Democratiemaand komt afsluiten!


Het Burgerinitiatief is een collectief van maatschappelijke organisaties en individuele burgers die pleiten voor een inclusieve ontwikkelingsagenda, waarbij de principes van een mensenrechtenbenadering van ontwikkeling centraal staan. Deze principes omvatten o.a. participatie en inclusiviteit, non-discriminatie en gelijkheid, rekenschap en rechtsstaat. De benadering gaat uit van de universaliteit, onvervreemdbaarheid, ondeelbaarheid en interrelatie van mensenrechten. Zonder goed bestuur is het onmogelijk dat burgers hun rechten kunnen beleven. Het Burgerinitiatief is ontstaan op initiatief van Stichting PROJEKTA.

Democratiemaand 2015 wordt georganiseerd in het kader van het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur. Voor meer informatie over het Burgerinitiatief, ga naar www.facebook.com/BurgerinitiatiefSR. Wilt u onze beleidsprioriteiten teruglezen? Klik dan hier: http://projekta-suriname.blogspot.com/2015/05/burgerinitiatief-wij-zijn-burgers-van.html

donderdag 19 november 2015

ICT: een wondermiddel voor democratie en transparantie?

Jongeren en ICT in participatieve, democratische processen – deel 2

In het vorige bericht is verslag gedaan over het eerste gedeelte van de paneldiscussie ‘Jongeren en ICT in participatieve, democratische processen’, die in het kader van de achtste Democratiemaand is georganiseerd door Projeka in samenwerking met de Global shapers Paramaribo. Global Shapers Paramaribo is een jongerenorganisatie die onderdeel is van een wereldwijd netwerk: de Global Shapers Community. Het is een initiatief van de World Economic Forum (WEF) met als doel om jongeren te helpen om zichzelf beter te organiseren, zodat ze een betere impact kunnen hebben in de samenleving. Jongeren waren voor het WEF de missing link in (hun) besluitvormingsprocessen. Dit is waarom zij op deze manier jongeren stimuleren en de mogelijkheid bieden om hierin te participeren.


ICT-onderwijs verplichten
De tweede stelling was ‘ICT-onderwijs moet verplicht worden op scholen en voor overheidsdienaren, zodat participatie in democratische processen wordt gestimuleerd’.

Agatha Castillo (Global Shapers Paramaribo) regeerde als eerste panellid op deze stelling. Zij gaf aan dat ICT-onderwijs belangrijk is, maar zij was er niet zo zeker van dat ICT-onderwijs perse de participatie in democratische processen zal stimuleren. “Mensen moeten juist bijgebracht worden dat zijn moeten participeren, ze moeten weten wat democratie is en wat dat inhoud, wat hun rechten en plichten zijn. En als ze dat weten, kunnen zij ICT gebruiken om hier inhoud aan te geven”. Derrick Boldewijn (JCI) was het eens met Agatha en voegde eraan toe hoe kwalijk het is dat er in het huidig onderwijs geen aandacht besteed wordt aan participatie en democratische processen.

Eugenio Bruce (Caricom Youth Ambassadors Programme) en Clayton Hiwat (Young Democracy Unit) richtten zich meer op de positieve aspecten van toegang hebben en gebruik maken van ICT in het onderwijs en in de overheidssector. Agatha kwam in met de vraag “Hoe helpt het het democratisch proces, dat je het kind een computer geeft, maar het kind niet zijn mening mag geven in de klas? Zo help je de democratie niet.” Op de vraag van de moderator, Ananta Khemradj, of het voorgenomen Onderwijsplatform hier een bijdrage in zou kunnen brengen, omdat middels dit platform ouders via het internet inzage kunnen krijgen in de prestaties van hun kinderen en makkelijke in contact kunnen zijn met de leerkracht, waren de mannen erover eens dat dit positief zou bijdragen aan het democratiseringsproces, omdat de transparantie en de bereikbaarheid vergroot zou worden. Agatha stelde echter dat totdat de leermethoden gemoderniseerd worden, dit initiatief niet zou bijdragen aan het democratiseringsproces. “Ouders kunnen middels het platform op de hoogte zijn van prestaties, maar niet zien hoe er les wordt gegeven. Zolang de leerkracht de baas is in de klas, zal dat niet bijdragen aan de democratiseringsprocessen. Om dit te bereiken moet de pedagogische bagage van de leerkrachten bijgeschaafd en gemoderniseerd worden”, hield ze vol.

Vanuit het publiek werd benadrukt dat er verschillende invullingen kunnen zijn van ICT-onderwijs. Allereerst zou er op scholen moeten worden onderwezen in ‘mediawijsheid’. Bij mediawijsheid gaat het met name om het aanleren van vaardigheden en een kritische blik naar de manier en (met name) de inhoud van berichtgeving op social media, maar zeker op via de “traditionele” media. Daarnaast bestaat er de technische kant van ICT-onderwijs: het aanleren van vaardigheden om moderne communicatie technologie te kunnen gebruiken. Een derde manier waarop ICT onderwijs potentieel verrijkt, is dat het voor kinderen het leren leuker kan maken. Echter, alleen onderwijs in mediawijsheid zal bijdragen aan vergrote democratisering en participatie.

Een van de aanwezigen gaf aan dat jongeren voor het leren participeren in een democratisch systeem zich niet tot ICT moeten richten, maar binnen organisaties zoals Global Shapers Paramaribo en JCI moeten participeren. Want, zo zei hij: “Daar heb ik geleerd om te participeren en mijn mening te geven”.

ICT maakt wetgeving overbodig
De derde stelling was: ‘Moderne communicatie technologieën verminderen de noodzaak van het creëren van transparantie via wetgeving en daarmee de mogelijkheid om machthebbers verantwoordelijk te houden’.

Volgens Clayton zal gebruik van moderne communicatie technologieën de noodzaak van wetgeving op transparantie niet verminderen. De Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) is nodig, daar veranderen de aanwezigheid van  moderne communicatie technologieën niets aan. Transparantie moet bij wet verplicht zijn. Ook Derrick deelde deze mening. “ Je kan iemand niet ter verantwoording roepen via moderne technologie. Je kan iets ter sprake brengen, aar je kan de persoon niet dwingen tot aftreden”. En toch, kwam de moderator in, voelt men zich sneller onder druk gezet als je naam wordt genoemd via social media in een kleine gemeenschap als Suriname. Derrick vond dat dat afhangt van hoe principieel de persoon over wie het gaat is. “In Suriname lijkt een slecht imago op social media niet tot aftreden”.
De enige manier om wetten zoals de WOB en de Anti-corruptiewet te krijgen, is als burgers zaken eisen en andere zaken afstraffen, zegt Derrick. “Wie het kruis heeft zegent immers zichzelf. Nergens is het gebeurd dat de leiders zichzelf aan banden hebben gelegd. Burgers moeten afstappen van het idee dat politici halve goden zijn en dus bang zijn om iets te zeggen”. Agatha staat hier volledig achter. “ Er moet via wetgeving gereist worden dat dingen gebeuren. Moderne communicatie zal daar niet toe leiden”. Volgens Eugenio kan moderne media wel de noodzaak versterken, doordat er druk wordt gezet op beleidsmakers.

Concluderend kan worden gesteld dat ICT een middel kan zijn om zaken controleerbaar te maken en transparantie te vergroten, maar er is wetgeving nodig die dat verplicht stelt en regelt. Vanuit de zaal werd aangegeven dat: “Transparantie nooit te veel kan zijn. Moderne communicatie technologie zorgt voor druk, maar de beleidsmakers hebben nog steeds de vrijheid om het te doen zoals ze willen”.

Jongerenorganisaties als wipplank voor politieke carriere
Tijdens de discussie werd er meerdere malen afgeweken van de stellingen. Zo werden de aanwezige panelleden ook uitgedaagd kritisch naar hun eigen organisaties te kijken, want het democratisch functioneren en de slagvaardigheid van jongerenorganisaties in Suriname is twijfelachtig.

Clayton haalde aan dat er in het verleden een studentenvakbond bestond en dat het voornemen er is om deze weer leven in te blazen. De vraag die hierop volgde was haast vanzelfsprekend. Waarom bestaat de (oude) studentenvakbond niet meer? Het antwoord: “Het is opgehouden te bestaan, omdat jongeren de organisatie hebben gebruikt als wipplank voor hun verdere politieke carrière. Je ziet dat ook bij het Jeugdparlement”. Het zaad was geplant voor de discussie.

Volgens Clayton is het ambiëren van een politieke carrière niet het probleem. Het probleem ligt het erin dat “je een organisatie opricht met een doel en halverwege je doel stap je over en dat is funest voor de organisatie. Voor Eugenio (als Caricom Jeugdambassadeur onderdeel van het Nationaal Jeugdinstituut) is hier niets mee aan de hand. “We zijn jonge leiders, goede leiders. Als je die capaciteiten bezit moet je doorgaan. In de politiek gaan is de logische volgende stap. Als je halverwege stopt, moet je ervoor zorgen dat je je legacy achter laat. Het werk moet door anderen opgepakt kunnen worden.” Men kan en mag potentie zien in een jongere en hem/haar rekruteren voor de politiek. Derrick, President van JCI, was ook van mening dat er in principe niets mis is ermee dat jongeren in de politiek stappen. Wat echter gebeurt is “dat wanneer wij in de jongerenorganisaties zitten we aangeven dat wij het anders willen doen, maar wanneer we overstappen [naar de “echte” politiek] komt de innovatie niet. We vervallen in het oude”.

Deze wetenschap bracht ons bij de vraag: “Hoe kunnen wij voorkomen dat jongere organisaties kweekvijvers worden van politieke organisaties. Zodat je geen pop wordt van een zestigjarige voorzitter”. Volgens Clayton hangt het van de aard van het individu af. Agatha erkende dat het een uitdaging is om jeugdige leiders in hun volwassen leiderschap ferm te laten blijven staan in hun standpunt van werken voor het maatschappelijk belang. “We moeten onze systemen waterdicht maken, zodat vervallen haast onmogelijk is”.  Derrick voegde eraan toe dat verkeerde stappen van jongeren af gestraft moeten worden, zodat duidelijk wordt dat bepaald gedrag niet geaccepteerd wordt.

Vanuit Projekta werd opgemerkt hoezeer leiderschap wordt afgebakend tot louter het politieke en er geen ruimte over blijft voor leiderschap in de maatschappij. Verandering breng je niet alleen via de politiek, maar ook middels het creëren van counterbalans. Vanuit de zaal werd dit punt ondersteunt. Er zijn genoeg jongeren die talent hebben om op een andere manier hun bijdragen te leveren,aar Surinamers geloven dat de politiek alles bepaalt. Volgens Derrick zouden er meer initiatieven als deze moeten zijn om mensen maar zeker jongeren hiervan bewust te maken. “Je kan hen leren dat politiek niet de enige weg is”. In dit proces van democratisering hebben wij allen een belangrijke rol te vervullen. 

dinsdag 17 november 2015

SRHR Life Skills Trainingsweekend


Culturele en sportactiviteiten dragen bij aan het vormen van assertieve, proactieve en creatieve mensen. Coaches en trainers spelen hierbij een belangrijke rol. Door het regelmatig contact met de jongeren hebben coaches of trainers de mogelijkheid bij te dragen aan de ontwikkeling van life skills bij jongeren.

We organiseren wederom een trainingsweekend voor life skills overdracht. Het thema van dit trainingsweekend is Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten. De nadruk wordt gelegd op gezonde relaties, zelfvertrouwen, grenzen aangeven keuzes maken en gender. Leer hoe je deze onderwerpen bespreekbaar kan maken in je eigen buurt-, sport– en culturele activiteiten.

Wie mogen meedoen?
Coaches of Trainers van buurt- , jongeren-, sport en/of
culturele organisaties.

Waar en Wanneer is het?
Zaterdag 28 en Zondag 29 november, Conferentiezaal Colakreek.

We hebben nog een paar slaapplekken beschikbaar – je kunt eventueel ook overnachten in een hangmat, of ervoor kiezen met je eigen vervoer te komen.

Wat kost het?
Deelname voor het hele weekend kost SRD 35 per persoon.

Interesse voor deelname?
Klik hier voor het registratieformulier of vul het in via onze blog:
www.projekta-suriname.blogspot.com.
De aanmelding sluit op maandag 23 november.


Zorgen social media voor een verarming van het politiek debat?

Jongeren en ICT in participatieve, democratische processen – deel 1

“Wat versta jij onder democratie?” was de vraag waarmee de derde van de vijf openbare activiteiten van de Democratiemaand 2015 begon. “Meer dan alleen stemmen”, “transparantie van processen”, “participatie van burgers in beleid”, “beleidsmakers ter verantwoording kunnen roepen”, “beleving van mensenrechten”, “gelijkheid”, zijn allemaal genoemd in dit kader. De diversiteit aan antwoorden benadrukt het bestaan van verschillende interpretaties van het begrip ‘democratie’.

Na de quorumkwestie in DNA als kick-off van de Democratiemaand-activiteiten en de daarop volgende paneldiscussie over het incorporeren van de Sustainable Development Goals (SDG’s) in het nationaal beleid, waren vrijdagavond jongeren en ICT aan de beurt. Vier panelleden afkomstig van vier jongerenorganisaties discussieerden aan de hand van drie stellingen met elkaar en de overige aanwezigen. Doortastende vragen van de moderator Ananta Khemradj, en discussiepunten en vragen geponeerd door het publiek, dat voor het grootste deel uit jongeren bestond, kenmerkten de avond.

Divers panel
Agatha Castillio (29 jaar) is camerajournalist bij The Back Lot/ 10 minuten Jeugdjournaal. Daarvoor was zij journalist bij DWT. Zij participeerde aan dit panel in de hoedanigheid van lid van de Global Shapers Paramaribo. Voor Agatha betekent democratie participatie van burgers en je mening kunnen uiten.

Derrick Boldewijn (31 jaar) is de president van JCI Paramaribo en mede-oprichter van de Young Democracy Unit. Hij is verder ondernemer, zijn bedrijf geeft onder andere advies over het gebruik van social media. Een belangrijk kenmerk van een democratie is volgens Derrick een proces dat burgers in staat stelt zich ten volle te kunnen ontplooien.

Eugenio Bruce (23 jaar) is een van de twee nieuw gekozen Caricom Jeugd Ambassadeurs van Suriname, verbonden aan het Nationaal Jongeren Instituut. Hij is derdejaars ICT-student aan het Polytechnisch College (PTC). Voor Eugenio houdt democratie niet alleen in dat de burgers hun stem moeten kunnen laten horen. Wat voor hem het democratisch gehalte bepaalt, is wat er met die stem van de burgers wordt gedaan.

Clayton Hiwat (33 jaar) is vierdejaarsstudent Journalistiek. Hij is de secretaris van de Young Democracy Unit. Ook heeft hij zijn hoger kader vakbondsopleiding afgerond. Voor Clayton is democratie “een proces waarin burgers in staat zijn hun mening te geven over zaken waarmee zij zitten”. Deze zaken moeten meegenomen worden in het beleid.

Mening uiten
De eerste stelling van de avond was: social media, als onderdeel van ICT, zorgen voor de verarming van het politiek debat. Alvorens in te gaan op de stelling gaf Derrick aan dat politiek debat voor hem inhield “de discussies over politieke processen en de standpunten van politici of politieke partijen”. Volgens Derrick zou je op basis van de reikwijdte (hoeveel mensen je bereikt met social media) en de frequentie (hoe veel en hoe vaak debatten gevoerd worden op social media) kunnen stellen dat social media een verrijking is van het politiek debat. Toch vindt hij dat “juist omdat een ieder zijn mening zonder consequenties kan ventileren op social media, de inhoud van het politiek debat verarmt”.

Agatha deelde deze mening niet. Zij vond dat social media absoluut een verrijking is. “ICT maakt veel deuren open. Het maakt het makkelijker, goedkoper en bereikbaarder”. Zij valt niet over de kritiek dat mensen ongegronde beschuldigingen kunnen poneren via social media zonder consequenties. “Het voordeel van ICT is dat iedereen zijn mening mag uiten, als het waar is of niet. Politici kunnen dat dan ook [via social media] rechttrekken.” Volgens Agatha moeten we leren dat een mening geven normaal en OK is. In haar dagelijks leven merkt ze dat mensen bang zijn dat te doen.

Op de vraag of de discussie op social media wel invloed heeft op politici, zegt Eugenio, “ja”. Hij geeft aan dat discussies via social media meerdere malen discussies in DNA hebben doen opstarten. Over de stelling dat social media een verarming van het politiek debat zouden kunnen zijn zei Eugenio het volgende “Social media verarmt niet, het is een brug tussen burgers en de mensen die het beleid maken”.

Ook Clayton vond dat er geen sprake was van een verarming maar juist een verrijking.. “Ook voor politici is het handig. Als zij door de drukte zaken missen, kunnen ze deze alsnog via social media volgen”.

Niveau gebruikers bepaalt het debat
Voor Derrick bleef het feit dat mensen gewoon dingen kunnen zeggen op social media, toch een probleem vormt voor de inhoud van het debat. “Het niveau van het debat hangt af van het niveau van de mensen die debatteren”, zegt hij. “Burgers mogen hun mening geven”, vindt Agatha. “Democratie is erachter komen wat mensen denken”. De inhoud van de discussie heb je nooit in de hand. Derrick sprak zijn twijfel uit over haar bewering dat politici zaken via social media kunnen rechtzetten. “De ervaring is dat politici niet altijd eerlijk zijn. Als je op een politicus wacht om duidelijkheid te brengen, dan zijn we nog verder van huis”. Agatha erkent dat transparantie en eerlijkheid van politici naar burgers toe over het ter discussie staande onderwerp belangrijk is, maar zegt ze: “burgers moeten dat eisen”.

De boosdoener in deze is volgens Derrick niet ICT, maar de mensen zelf. “Ze moeten zich gaan verdiepen in de materie, social media is een middel, niet het doel van het debat”. Volgens Eugenio en Clayton kan je het niveau van de burgers niet bepalen. Desondanks deelde Eugenio Derrick’s bezorgdheid over de invloed welke het niveau van de participanten in het debat op social media kan hebben op de inhoud van het debat, enigszins. Clayton daarentegen vroeg zich af wat niveau is. “Je mening mag je ventileren, hoe krom of scheef de mening is.. Anders creëer je een barrière voor de man van de straat”.

A-sociale media
Uit de zaal kwamen ook vragen met betrekking tot de keuze voor het ene medium boven het andere. In Suriname schijnt Facebook toch meer gebruikt te worden dan bijvoorbeeld Twitter. Volgens Agatha is een van de redenen hiervoor dat het aantal tekens die je mag gebruiken op Twitter beperkt is. Zou dat komen omdat wij, Surinamers, meer woorden nodig hebben om onze mening te ventileren, vroeg de moderator zich hardop af. Deze retorische vraag zorgde voor gegniffel onder het publiek. Uiteraard is de herkenbaarheid lachwekkend, echter neemt dit niet weg dat het ontbreken van de vaardigheid om kort en duidelijk je mening te geven een gemis is binnen het politiek debat in het algemeen.

Vanuit de zaal kwam de vraag of sociale media de emotionele betrokkenheid van burgers vermindert, want vaak leidt de discussie toch niet tot actie. Clayton was niet van mening dat dat het geval is, want de discussie wordt ook na het verlaten van social media face-to-face verder gevoerd. Later op de avond kwam dit vraagstuk wederom aan de orde toen iemand vroeg: “Denken jullie dat social media mensen juist actiever of passiever maakt in hun participatie? Waar ze vroeger op straat zouden gaan om te protesteren houden ze het nu bij een post op Facebook”.
Clayton vond dat de actieve participatie in de zin van protesteren afhangt van de tijdsgeest, hoe hard de schoen knelt en of iemand het initiatief neemt om een beweging op touw te zetten en men mensen oproept om te protesteren. In deze gevallen zouden mensen wel overgaan tot actie. Volgens Derrick heeft social media niet zoveel invloed: “Doorgaans zijn Surinamers naar mijn gevoel altijd passief geweest. We kijken naar wie gaat eerst. Het ligt dus niet aan social media. We zijn van nature geen assertief volk. Social media heeft ons misschien ook nog a-sociaal gemaakt”.


Houdt onze blog in de gaten voor het verslag van de twee volgende stellingen.  

vrijdag 13 november 2015

Ontwikkelingsdoelen kunnen nog niet in nationaal beleid

Door: Wilfred Leeuwin

Nu al staat vast dat het in Suriname aan de meest belangrijke voorwaarden ontbreekt om de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) vertaald te krijgen in nationaal beleid.
Nationale instituten als de Stichting Planbureau Suriname, het Algemeen Bureau voor de statistiek (ABS), Het Nationaal Instituut voor Milieu en Ontwikkeling in Suriname (Nimos) en belangrijke ontwikkelingsministeries, ontbreken de nodige handvatten, technisch en ontwikkelingskader, wetgeving en ze zijn te afhankelijk van wat de politiek hen dicteert.

Suriname heeft, samen met 192 andere landen,zeventien nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelen goedgekeurd en zich verplicht die te realiseren. De doelen moeten uiterlijk in 2030 door de landen worden gehaald. Tijdens een lezing van Stichting Projekta dinsdagavond in het Lala Rookhgebouw is hierover gediscussieerd. De centrale vraag was aan welke van de zeventien doelen Suriname prioriteit zal geven en hoe ze worden omgezet in nationaal beleid.

Voorafgaand aan de discussie hebben de panelleden Anjali Kisoensingh van het ABS, Lilian Tangali van het Planbureau, Donovor Bogor van het Nimos en Jacqueline Warso van het ministerie van Buitenlandse Zaken vanuit hun beroep inzicht gegeven in wat nodig is en hoe het omzetten van de doelen in nationaal beleid zou moeten plaatsvinden.

Kisoensingh zegt dat met de SDG's er een taakverzwaring is opgetreden voor het ABS als data- en onderzoeksinstituut. Net als alle andere inleiders benadrukt zij het probleem van dataverzameling in Suriname. Warso die het voortraject heeft aangegeven van hoe de SDG's tot stand zijn gekomen, merkt op dat Suriname anderzijds wel veel heeft bijgedragen aan de internationale discussie. Zeker op het gebied van klimaatverandering en milieu.

Bron; dwtonline.com. De uitgebreide versie van dit artikel is verschenen in dWT van 12 november 2015. 

donderdag 12 november 2015

SDG’s voor Suriname: nog een lange weg naar een onderbouwd ontwikkelingsplan

Op 27 september 2015 is door de landen in de wereld, inclusief Suriname, een nieuwe ontwikkelingsagenda, genaamd de Sustainable Development Goals (SDGs) die ook wel Duurzame ontwikkelingsdoelen genoemd worden, aangenomen. Deze nieuwe ontwikkelingsagenda die 17 doelen telt, is het vervolg op de  Millennium Development Goals (MDGs),  die slechts 8 doelen kende. Een nog grotere ambitie en uitdaging dus, voor de VN lidlanden. De landen zullen nu moeten kiezen welke doelen, en welke targets binnen die doelen, prioriteit zullen hebben in hun nationale ontwikkelingsstrategie. Om ons inzicht te geven in het proces om de prioriteiten van Suriname te stellen en hoe deze doelen vertaald zullen worden naar ons nationaal beleid is een panel van deskundigen uitgenodigd op de tweede activiteit van de Democratiemaand 2015.

Jacqueline Warso, Buitenlandse Zaken
 Mw. Jacqueline Warso is bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Coördinator van de UN programma’s in Suriname. Zij was o.a. belast met de redactie van Suriname’s rapportage betreffende de Millennium Development Goals. Mw. Warso belichtte het traject dat internationaal doorlopen is om te komen tot de SDGs. Zij gaf aan dat Suriname in Caricom en SIDS-verband, maar ook in G77 (+China) verband, betrokken is geweest bij het proces van het totstandbrengen van deze internationale doelen. Suriname’s bijdrage heeft zich voornamelijk gericht op de vraagstukken van klimaatsverandering, armoede, gelijkheid, gezondheid met het accent op de Niet-Overdraagbare Ziekten (NCD’s). Ook is door de Minister van Buitenlandse Zaken van Suriname benadrukt dat Partnerschap en een multi-sectorale benadering essentieel zullen zijn voor het succesvol behalen van de SDGs. Suriname heeft verder geparticipeerd aan de Finance for DevelopmentConference, waarop besproken is hoe de realisatie van deze doelen gefinancierd zal moeten worden. Suriname heeft op dit forum aandacht gevraagd voor de specifieke uitdagingen waarmee midden-inkomen landen, als Suriname, geconfronteerd worden.

Volgens mw. Warso vragen deze doelen om een multisectorale benadering, waarbij alle partners vanaf de planning tot aan de implementatie en evaluatie, betrokken zijn. Zij geeft aan dat deze benadering niet nieuw is en ook niet eenvoudig te bewerkstelligen. Daarvoor is de commitment van alle stakeholders belangrijk. Voor het bereiken van succes is de ownership en buy-in van de burgers van eminent belang. Zij ziet deze activiteit van Projekta en het Burgerinitiatief als een goede eerste stap daartoe.  Vanuit de zaal is later in de discussie het belang hiervan benadrukt en is aangegeven dat er in Suriname reeds best practices van deze multi-stakeholder en multi-sectorale aanpak bestaan. Het Health in All Policies (HIAP) traject, is een voorbeeld van zo een aanpak op nationaal niveau, maar ook het Burgerintiatief voor Participatie goed Bestuur is een multistakeholder, multisectoraal platform, maar dan voor Civil Society. Het Adolescenten programma van de Presidentiele Commissie Kinderen en Jongerenbeleid, en Unicef, welke wordt uitgevoerd door Projekta in Moengo en Sophia’s Lust is een voorbeeld op lokaal niveau. Het wiel hoeft dus niet opnieuw uitgevonden te worden.

Donovan Bogor, NIMOS
Dhr. Donovan Bogor, Field officer bij het Nimos, die ook lid was van de redactiecommissie voor de MDG rapportages aan de VN, gaf aan dat anders dan bij de MDGs het geval was, bij de SDGs een bottoms-up benadering, gehanteerd is. Dus het zijn niet de deskundigen of bureaucraten die weer eens van achter hun bureau hebben gezeten om de doelen te formuleren, maar dat deze keer Staten, het maatschappelijk middenveld (NGO’s) en andere actoren betrokken zijn geweest. De zaal merkte op dat de bottom-up benadering niet door de Surinaamse regering is toegepast in de voorbereidende fase van de totstandkoming van de SDGs. Dhr. Bogor gaf verder aan dat er een Tripple bottom-line principle wordt gehanteerd bij het kijken naar ontwikkeling, waarbij Mens, Milieu en Economie, centraal staan. Met de sustainability- gedachte (duurzaamheid), wordt benadrukt dat ontwikkeling moet, maar niet ten koste van het milieu. Vandaar dat er meer ‘milieu-doelen’ zijn vastgesteld en milieu dan ook als een aspect wordt gezien die in alle doelen verweven is (cross-sectoral). Dhr. Bogor benadrukt dat klimaatsverandering voelbaar is in de zak van de burgers en de overheid. Verder zijn een heleboel sectoren afhankelijk van klimaatdata. Vandaar dat er in Suriname, willen wij de doelen realiseren, gewerkt moet worden aan capaciteitsversterking.Verder moeten er indicatoren geïdentificeerd worden voor het meten van de progressie. Vanuit de zaal werd de aandacht gevraagd voor de link die er bestaat tussen het realiseren van de ‘milieu-doelen’ en het realiseren van de doelen die zich op honger en armoede richten.

Lillian Menke-Tangali, Planbureau Suriname
Het vraagstuk van de avond is hoe wij zullen geraken tot het incorporeren van de SDGs in het nationaal ontwikkelingsbeleid van Suriname. Het Planbureau is het instituut dat volgens de wet de taak heeft om dit ontwikkelingsbeleid op te stellen. Mw. Lillian Menke-Tangali is Onder-directeur van het Planbureau en zij informeerde de aanwezigen over hoe de totstandkoming van het ontwikkelingsbeleid nu (een paar regeerperioden) verschilt met wat het vroeger was. Behalve het veranderen van de naam van Meerjaren Ontwikkelingsplan (MOP) naar Ontwikkelingsplan (OP), zijn de beleidsnota’s van de verschillende ministeries niet meer de basis voor de OP. De regeringsverklaring vormt nu de basis voor de OP.

Na de opdracht van de minister belast met Planning te hebben gehad voor het samenstellen van een Terms of Reference (TOR) en de goedkeuring van TOR te hebben ontvangen worden er door het Planbureau hearings gehouden. Nadat de inhoud van de hearings is verwerkt wordt een concept gemaakt. Het finaal document wordt voor goedkeuring aangeboden aan de Staatsraad en daarna aan DNA. Het plan is finaal als het door de President wordt gepubliceerd in het Staatsblad. Deze procedure wordt, volgens mw. Menke nu niet meer toegepast. Vanuit de zaal is kritiek geleverd op aard van de hearings, die naar hun aard en het feit dat zij eenmalig waren, niet de ruimte boden voor zinvolle participatie in beleidsformulering. Ook is  aandacht gevraagd voor het feit dat de kwaliteit van de (M)OP, sterk achteruit is gegaan. Het gebrek aan duidelijke doelen, indicatoren en een tijdslijn vormden de basis voor de kritiek.

Volgens mw. Menke vormt het feit dat het in het geval van de SDGs om veel doelen en nog veel meer indicatoren gaat een uitdaging voor het incorporeren van deze doelen in de OP. Er zullen dus prioriteiten gesteld moeten worden. Op de vraag vanuit het publiek, welke doelen als prioriteit zijn geïdentificeerd en door wie de selectie is gedaan geeft mw. Menke aan dat er nog geen prioriteiten zijn geïdentificeerd. Volgens haar zou de overheid dit in samenspraak moeten doen met de private sector, het maatschappelijk middenveld en vooral de regionale organen. Vanuit het publiek werd het initiatief van het ministerie van Regionale Ontwikkeling die met het projekt Localizing the SDG’s, is gestart aangehaald, als voorbeeld van het betrekken van de locale gemeenschappen, bij dit proces. Dit project heeft tot doel de burgers in de locale gemeenschappen te informeren over de SDGs en samen met hen na te gaan, hoe zij kunnen bijdragen tot het realiseren van deze doelen.

Mw. Menke geeft aan het eens te zijn met de aanwezigen dat een OP van duidelijke targets, indicatoren en een tijdspad moet zijn voorzien. Zij vult verder aan dat er voor elk doel baseline data moet zijn. De uitdaging is echter dat wij in Suriname veel data ontberen. Op de ministerie zouden er gedegen statistieken verzameld moeten worden en er zou meer response moeten zijn op surveys. Er zou verder een goed monitorings- en evaluatiesysteem opgezet moeten worden.

Vanuit de zaal werd ingebracht dat wij tot nu toe steeds achter de feiten hebben aanlopen. Het traject van de MDGs wordt in dit kader aangehaald. De nationale plannen waren al gemaakt en wij moesten hals over kop trachten deze af te stemmen op de MDGs toen die aangenomen zijn. Nu, onze OP en de andere samenwerkingsverbanden met de VN (de UNDAF) aflopen, hebben wijde gelegenheid om een midden-lang en lang-termijn visie en beleid te projecteren, waarin de nieuwe wereld doelen, vanaf het begin geïncorporeerd zijn. Vanuit de zaal werd ook aangespoord om bij het maken van de nieuwe OP de doelen als een samenhangend geheel te benaderen en werd een ontwikkelingsvisie geëist die gebaseerd is op ideologie en harde data.

Anjali de Abreu-Kioensing, ABS
De vierde spreker van de avond was mw. Anjali De Abreu- Kisoensingh. Mw. De Abreu is staflid op de afdeling wetenschappelijk onderzoek en Planning van het Algemeen Bureau voor de Statistieken (ABS) en zij is binnen dit instituut de SDG-data focal point. In haar presentatie benadrukte zij het belang van de beschikbaarheid van baseline en andere bij-de-tijdse- data voor het maken van schattingen en het meten van progressie. Een van de grootste obstakels die hierbij wordt ondervonden is het ontbreken van een nationaal gedragen definitie van armoede en wijze van berekening van de armoedegrens.  Dit is een politiek gevoelige kwestie, werd duidelijk uit de discussie die volgde.
Het gebrek aan medewerking van huishoudens, maar meer nog het bedrijfsleven om te informatie te geven over het inkomen / de inkomsten is een groot probleem. Bij de laatste census waren daar vragen over opgenomen, maar de response op die vragen was zo klein dat de cijfers gewoon niet gepubliceerd kunnen worden. Volgens mw. De Abreu is er een concept wet, ‘Statistiekwet’, die burgers en bedrijven verplicht te participeren aan surveys, voorbereid door het ABS en aangeboden voor goedkeuring. Echter is hierover nog geen uitsluitsel gekregen. Volgens de zaal ligt op dit gebied werk voor de ABS om het belang van het inwinnen van inkomsten data en het belang van een definitie van armoede aan de samenleving en de beleidsmakers duidelijk te maken. De ondersteuning van het maatschappelijk middenveld werd hen dan ook toegezegd.


Al bij al scheen er op deze avond een consensus te zijn tussen de aanwezigen dat er nu een kans is om een ontwikkelingsbeleid gebaseerd op een visie te ontwikkelen, die ons als land instaat zal stellen om de gestelde doelen te realiseren. Om dit goed te doen moeten wij onze nationale instituten versterken en ze daadwerkelijk toestaan om onafhankelijk en wetenschappelijk onderlegd, hun werk te doen. Verder moet in het proces echte partnerschap, gekenmerkt door betrokkenheid en medezeggenschap, en openheid tussen de partners, centraal staan. 

dinsdag 10 november 2015

dWT: Simons wil ‘importstop’ bij Surinamers promoten

Door: Milton Hubard

De regering moet een campagne beginnen om Surinamers bewust te maken van het belang om zoveel mogelijk Surinaamse producten te kopen. Dit zei parlementsvoorzitter Jennifer Geerlings-Simons woensdagavond bij de opening van een activiteit in verband met de Democratiemaand. Ze onderkent dat een importstop tegenwoordig niet meer mogelijk is door de internationale regels waaraan het land is gebonden.
"Niemand kan ons verbieden om die importstop in ons hoofd te hebben en niemand kan ons verbieden om Surinaamse producten te kopen." Een dergelijke bewustwording zal volgens haar echter ook met zich meebrengen dat Surinamers veel meer moeten gaan produceren. De politica zegt dat vaak onderschat wordt hoeveel men aan de welvaart bijdraagt, wanneer men voor een Surinaams product kiest boven het geïmporteerde. "Wanneer u dat babyjurkje bij een Surinamer koopt die het zelf heeft gemaakt of in uw achtertuin zelf tajerblad plant, doet u veel meer dan u denkt. U helpt niet alleen uw portemonnee."
Dat de Surinaamse economie niet op zichzelf staat verduidelijkte ze met het voorbeeld dat de regering 0,85 US dollar moet ophoesten voor elke SRD die door burgers wordt besteed. Dit gegeven legt een zware druk op de beschikbare valuta in het land en zorgt voor problemen zodra de valuta-inkomsten van het land afnemen. Simons vindt dat het een nationaal streven moet worden om deze 0,85 US dollars stap voor stap terug te brengen naar een minimum. Dit kan door in plaats van buitenlandse producten steeds meer Surinaams fabricaat te kopen en te proberen zelf ook te produceren.

Bron: De Ware Tijd, 9 november 2015.

maandag 9 november 2015

Lancering Kennisbank voor Beleidsmakers

Op woensdag 4 november lanceerde het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur tijdens de opening van Democratiemaand 2015 de virtuele Kennisbank voor Beleidsmakers (en anderen).
Deze digitale database heeft het Burgerinitiatief opgezet om beleidsmakers op een laagdrempelige manier toegang te verschaffen tot essentiele documentatie. Hierbij kunt u denken aan conventies, verdragen, internationale en ook nationale rapporten.

Er zijn op dit moment meer dan vijftien verschillende thema’s, waaronder gezondheid, kinderrechten, gender en milieu. De informatie is naar thema geordend in mappen. In de mappen treft u diverse documenten aan van welke de thematische werkgroepen van het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur hebben aangegeven dat zij onmisbaar zijn voor dit onderwerp.

Tevens is er een Excel-document met daarin de inhoudsopgave van de Kennisbank. Door daarbinnen de zoekfunctie te gebruiken, zult u uw zoektocht door de Kennisbank vergemakkelijken.

De Kennisbank is voor een ieder toegankelijk, gewoon door te klikken op de link.
Wij staan ook zeker open voor al uw tips. Ziet u dat er binnen een bepaald thema een belangrijk document ontbreekt, geeft u dan a.u.b. de titel aan ons door. Wij kunnen vervolgens uitzoeken of dit document openbaar is en het in de Kennisbank plaatsen. Ook als u een thema mist en beschikt over bronnen en/of de titels van bronnen, is deze informatie van harte welkom.
Met andere woorden: de Kennisbank voor Beleidsmakers is een “work in progress”.

Via projekta@sr.net kunt u zich ook aanmelden voor mailalerts. Om de zoveel tijd (zonder vooraf vastgestelde regelmaat) krijgt u een bericht over welke nieuwe bestanden er zijn toegevoegd aan de Kennisbank. 

dWT: Concept Anti-corruptiewet voldoet niet

Door: Milton Hubard

Goedkeuren van het huidige concept van de Anti-corruptiewet gaat niets bijdragen aan de strijd tegen corruptie. “Die wet draagt mijn goedkeuring niet”, bevestigt parlementsvoorzitter Jennifer Geerlings-Simons. Zij vindt dat het concept drastisch moet worden aangepast, alvorens die wordt behandeld in De Nationale Assemblee (DNA).

Zij onderstreept: "Niet dat er niets goeds in staat, maar deze wet zal de corruptiegevallen die doorgaans in Suriname gepleegd worden niet kunnen bestraffen." Dit zei ze woensdagavond in een interview met Sharda Ganga, tijdens de eerste activiteit van de democratiemaand. Zij beloofde zich ervoor in te zetten datwijzigingen in het concept worden aangebracht.

Volgens de DNA-voorzitter zal corruptie pas effectief bestreden kunnen worden in Suriname, wanneer er wetten worden aangenomen die transparantie bevorderen. Daarnaast is zij voorstander van wetten, die mensen met zware boetes straffen wanneer zij kennis dragen van onregelmatigheden of vermoedelijke onregelmatigheden of daarvan kennis horen te dragen door hun beroep en dit niet melden.
Zij denkt dat ambtenaren en andere functionarissen zich hierdoor niet als klokkenluider hoeven op te stellen en daarmee minder kans op rancune riskeren, "want zij zijn verplicht het te melden". Hoewel 'klokkenluiders' in de wet beschermd horen te worden, vindt Simons dat zij in de kleine Surinaamse gemeenschap toch niet veilig zijn.

Bron: De Ware Tijd, 7 november 2015.