Werkgevers en
werknemers streven hetzelfde doel na, zei VSB-voorzitter Ferdinand Welzijn, bij
de tweede discussie die PROJEKTA organiseerde in de 7e
Democratiemaand. Hij zette hiermee de toon van de avond.
Het thema van de discussie-avond van 13 november 2014 was “Fatsoenlijk werk, Duurzame Ontwikkeling en Democratie”. De VSB verwacht dat haar leden de beste
verstandhouding proberen te hebben met haar werknemers, want het best draaiende
bedrijf is het bedrijf waar men oor heeft voor de belangen van het bedrijf- en
dus ook de belangen van haar werknemers. Naast Welzijn sprak ook Robby
Berenstein, voorzitter van de C-47 Vakcentrale, het publiek toe.
Tijdens beide
presentaties kwam een beeld naar voren van samenwerking en afstemming tussen
bedrijfsleven en vakbeweging. Niet altijd zijn ze het met elkaar eens over de
exacte invulling van arbeidsgerelateerde vraagstukken, maar zowel vakbond als
bedrijfsleven staan achter het Decent Work Programma van de ILO en achter de
principes van duurzame ontwikkeling; en werken ze samen aan de invulling
daarvan voor Suriname. Beide presentatoren maakten indruk met hun gedegen
kennis van de materie, hun vermogen deze te vertalen voor mensen die zich niet
elke dag verdiepen in arbeidsmarkt- en arbeidsrechtvraagstukken en hun
no-nonsense beantwoording van de vele vragen uit het publiek.
Duurzame ontwikkeling en ondernemers
“Un’ no kan por’
en gi a nageslacht”, vervolgde Welzijn. Niet alleen ondernemers, maar wij
allemaal, moeten in al ons handelen en gedrag rekening houden met wie er na ons
komt. “Wij kunnen plezier hebben, een goed leven, maar we hebben een sterkere
plicht om iets goeds achter te laten.” De eindigheid van natuurlijke
hulpbronnen als goud en bauxiet noopt tot het focusen op andere, duurzame
sectoren, zoals toerisme en landbouw. Maar dat moet wel volgens een gedegen
planning. Naast duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen zijn voor de VSB
o.a. van belang het stimuleren van innovatief ondernemerschap, verhoging van
het concurrentievermogen en goede infrastructuur. Voor duurzame ontwikkeling
die tegemoet komt aan de behoeften van zowel de werkgevers als werknemers staat
het creëren van werkgelegenheid en de verhoging van arbeidsproductiviteit
voorop, evenals een betere aansluiting van het onderwijs op werkgelegenheid en een
stijging van lokale en internationale investeringen.
VSB voor maatschappelijk verantwoord ondernemen
De VSB staat voor
dat bedrijven niet alleen winst als doel hebben, maar ook het belang inzien van
zorgen voor een goed milieu, en bijdragen aan de ontwikkeling van de totale
gemeenschap. “Wij zeggen dat je jezelf
niet moet bevoordelen, ten nadele van de gemeenschap; en dat ook andere
ondernemers voordeel hebben bij jouw succes. Dat je een voorbeeld bent voor je
omgeving”, zegt Welzijn.
Aspirant-leden
van de VSB worden daarom niet alleen gevraagd naar de gewoonlijke gegevens,
zoals branche, adres, aantal werknemers en “hoe kom je aan je geld”. Ze worden
ook gevraagd naar principes van bedrijfsvoering: hoe denk je over
arbeidsverhoudingen, hoe ga je om met de gemeenschap, hoe ga je om met de
factor arbeid. De VSB oefent geen harde dwang uit, maar probeert achter
gesloten deuren haar leden te motiveren en te scholen in de decent work
principes, maar ook in de principes van duurzaam en maatschappelijk verantwoord
ondernemen. Zo wordt er volgend jaar een award ingesteld voor bedrijven die het
meest voldoen aan de eisen van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Overheid schuldig aan arbeidstekort
Maar de factor
arbeid blijft problematisch. Het
publiek wees op de discrepantie op de Surinaamse arbeidsmarkt: enerzijds een
hoge werkloosheid onder met name jongeren, en anderzijds een arbeidstekort. Hoe
komt dat toch, werd gevraagd, zijn Surinamers te lui om te werken?
Volgens de
inleiders is er vooral een structureel tekort aan goed opgeleide krachten.
Ons onderwijs is
nog steeds niet voldoende afgestemd op de arbeidsmarkt. De nieuw aangekondigde
Nationale Trainings Autoriteit moet gaan zorgen voor betere aansluiting op de behoeften
van de arbeidsmarkt, en vooral op de naadloze aansluiting van school en werk,
zodat mensen werkervaring kunnen opdoen terwijl ze nog studeren. Waar we
behoefte aan hebben zijn multi-inzetbare werknemers en vaktechnische experts.
Momenteel is er een hoge import van arbeidskrachten in technische beroepen- er
zijn Filipijnse artsen en verpleegkundigen, Haitianen in de agrarische sector,
Chinezen in de bouwsector, Vietnamezen, Brazilianen, Nederlanders. Maar
ook de Overheid is debet aan het tekort aan arbeidskrachten. Door gemakkelijk
baantjes te verdelen via nepotisme en regelarij bijvoorbeeld, en door het niet
structureel en systematisch stimuleren van ondernemerschap.
Wetgeving: je moet niet op mijn terrein komen
Dat we verder
zijn afgezakt op de Doing Business Index ligt vooral aan ons gebrekkig
wetgevingskader. Jamaica ging van de 89e naar de 58e
plaats – nog nooit heeft een Latijns Amerikaans en Caraibisch Gebied zo een
grote sprong vooruit gemaakt. Dat komt doordat ze hun wetgeving hebben
aangepakt met behulp van Compete Caribbean. De Competitiveness Unit in Suriname
heeft zich ook hard ingezet voor verbetering van het ondernemersklimaat om de
achterstand van meer dan 150 wetten in te halen. Waarom dat nog steeds niet
goed komt, werd gevraagd door het publiek. Volgens Welzijn is dat omdat er
weinig coordinatie is in de Regering. “Het lijkt alsof we een Regering hebben,
maar wat we in feite hebben zijn verschillende belangen, er is weinig
synchronisatie en gelijkgerichtheid binnen de Raad van Ministers”. Voor de
totstandkoming van wetten zijn verschillende ministeries nodig, maar ook
anderen, zoals de VP. Iedereen beperkt zich echter tot het eng eigen belang;
men vecht over wie waar verantwoordelijk voor is, en zegt:”je moet niet op mijn
terrein komen”.
Waar wetten stranden
Robby Berenstein
gaf een uiteenzetting over de geschiedenis van het begrip “decent work” en de
werking van het ILO. Hij gaf aan dat het ministerie van ATM nu bezig is met het Decent
Work Country programma voor Suriname. Reeds in 2011 heeft de vakbeweging daar
een seminar over georganiseerd en de aanbevelingen en prioriteiten aangegeven
aan de Overheid. “We weten niet wat hoe het staat met die inbreng. We weten ook
niet concreet hoe ver men is met het formuleren en het implementeren van het
Country programma”, zegt Berenstein.
Voor de
vakbeweging is een van de belangrijkste probleempunten voor wat betreft
fatsoenlijk werk in Suriname, dat de wetgeving op basis van ILO standaarden nog
ver achter loopt. “Op dit moment zijn er 5 of 6 wetten die liggen tussen het
Arbeidsadviescollege (AAC) en de Ministerraad, o.a. de aanscherping van de wet
Bemiddelingsraad, die van belang is voor zowel werknemers als werkgevers.”
Ad hoc beleid en sociaal contract
Creëren van
werkgelegenheid gebeurt veels te adhoc, zegt Berenstein, er is een volkswoningbouwproject
hier, dan de uitbreiding raffinaderij Staatsolie, maar er is geen
interministeriele coordinatie die de creatie van werkgelegenheid monitoort. We
weten niet welke jobs nodig zijn, welke skills, en wanneer. Het Ministerie van
ATM zou de belangrijkste plaats moeten innemen bij het plannen van
werkgelegenheid.
Berrenstein vindt
het sociaal zekerheidsstelsel een stap in de goede richting naar invulling van
het decent work programma, maar ook dat gebeurt ad hoc. Het sociaal contract zoals door de President
werd aangekondigd en veelvuldig wordt aangehaald, is eigenlijk nooit goed
uitgewerkt en ingevuld: wat wordt er concreet mee bedoeld? Een sociaal
zekerheidstelsel houdt meer in dan alleen pensioenen, basisgezondheidszorg en
minimumloon. Waar blijven bijvoorbeeld de voorzieningen voor mensen met een
beperking? Voor mensen in het binnenland die ver van diensten wonen, en geen
inkomen hebben?
“We moeten er ook
voor waken dat dit soort maatregelen niet verworden tot “sociaal bezig zijn”,
dingen doen om het volk zoet te houden, maar die niet te betalen zijn. Dan zijn
we over vijf jaar nergens. “Als je slechts werkt aan sociale zekerheidstelsels
en sociale woningbouw, maar niet tegelijkertijd het ondernemerschap aanpakt, de
werkgelegenheid en productiviteit systematisch en doordacht stimuleert, dan hebben
we straks wel geweldige sociale voorzieningen, maar zal iedereen voor zijn eten
afhankelijk zijn van de Overheid”, volgens Berenstein.
Gebrek aan transparantie
Het hoofddoel van
de vakbeweging is herverdeling van welvaart, en in dat kader passen sociaal
zekerheidsstelsels. Maar corruptie is een enorme bedreiging voor de sociale
zekerheid. Het uitgavenbeleid van de regering is problematisch; het effect van
maatregelen zoals de benzineprijsverhoging kun je daarom ook niet goed
inschatten, want het is alsof het geld in een zwart gat terecht komt; teveel
zaken met betrekking tot het uitgavenbeleid van de Overheid zijn onduidelijk.
Gebrek aan
transparantie is een van de grootste euvels voor duurzame ontwikkeling,
ondernemerschap en de rechten van arbeiders.
Gebrek aan dialoog: ga maar een partij oprichten
Beide inleiders
hekelden het gebrek aan structureel overleg met de Regering. “Bij ingrijpende
besluiten zoals verhoging van de benzineprijs welke een direct effect hebben op
de doelgroep, moet er van tevoren goed overlegd worden met de sociale partners,
je kunt niet over een nacht ijs gaan” zegt Welzijn.
Er is een
Tripartiet overleg gestart, maar de SER is nooit meer benoemd na het
verstrijken van de zittingstermijn van de vorige SER – men vond dat niet nodig,
want er was al een tripartiet overleg. Maar het tripartiet overleg is voor
acute korte termijn zaken, en de SER voor beleid op lange termijn. Bovendien
zit de VSB niet aan bij het tripartiet overleg. Het niet meedoen van de VSB
geeft een grote deuk aan het concept van sociale dialoog, zegt Berenstein: “Eigenlijk
zouden we het gewoon sociale dialoog moeten noemen om de verwarring weg te
maken.”
Volgens hem vindt
de regering het niet nodig om de SER in te stellen, want men zegt: “de SER gaat
me hinderen in mijn werk; ik wil niet te maken hebben met een stelletje
wetenschappers, en met allerlei theorieën, ik wil dingen gedaan krijgen”.
Hij verteld dat
ze soms te horen krijgen: “Ik heb de macht, als jij dingen gedaan wil hebben,
dan moet je maar een partij oprichten, dan kan je ook invloed hebben”. We
merken, zegt Berenstein tot slot, dat als men eenmaal in de Regering zit, men
weinig respect heeft voor georganiseerde instituten, er worden verdeel- en heerstactieken
toegepast, een van de meest toepaste strategieën de afgelopen periode.